Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-5285 BAC 2022-5528

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 18 februari 2022 met kenmerk UHT-DCI en 18 februari 2022 met kenmerk UHT-DC-I A

Ontvangst bezwaarschrift: 30 maart 2022

Hoorzitting: 10 maart 2023

Overdracht advies aan UHT: 15 mei 2023

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaarschrift deels gegrond te verklaren en een vergoeding voor proceskosten toe te kennen.

Onderwerp van advies

Het door van (hierna: gemachtigde) namens (hierna: belanghebbende) ingediende bezwaarschrift d.d. 29 maart 2022, ingekomen op 30 maart 2022, is gericht tegen:

  • de door Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna:
    UHT) genomen beschikking van 18 februari 2922 (UHT-DC I) waarbij een definitieve compensatie van € 14.265 is toegewezen over de jaren 2013, 2014 en 2015 (UHT-DC I);

    en tegen:
  • de door UHT genomen beschikking van 18 februari 2022 (UHT-DC-I A) waarbij het verzoek om compensatie over de jaren 2009, 2020, 2012 en 2016 is afgewezen.

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Hiermee is de regelgeving in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag, waaronder de artikelen, 49, 49b en 49c van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), de Compensatieregeling en het Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag (Stct. 2021, nr. 28304), komen te vervallen. Op grond van artikel 9.2, aanhef en onder e van de Wht werkt afdeling 2.1., voor zover hier relevant, terug tot en met 26 januari 2021.

Artikel 8.6 Wht bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.

Gelet op het voorgaande moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te
zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Deze bezwaarschriftprocedure heeft alleen betrekking op de toekenning van de standaard vergoedingen en niet op de vergoeding van de werkelijke schade. Hiervoor is de procedure bij de Commissie werkelijke schade (hierna: CWS) bestemd.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 11 januari 2021 verzocht om een herbeoordeling van de KOT over de jaren 2009, 2010, 2012, 2013 en 2016.
  • Bij brief van 27 juli 2020 heeft UHT belanghebbende een vooraankondiging van de voorlopige compensatieberekening toegezonden. Daarbij is een bedrag aan compensatie toegekend van € 7.939.
  • Bij beschikking van 27 januari 2021 is de voorlopige compensatie met € 22.061 aangevuld tot € 30.000.
  • De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek van belanghebbende met betrekking tot de jaren 2009, 2010, 2012, 2013 en 2016 op 29 oktober 2021 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft geoordeeld dat de compensatieregeling van artikel 49b van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) en de hardheidscompensatie van artikel 49 Awir niet van toepassing zijn op de toeslagjaren 2009, 2010, 2012 en 2016.
  • Bij beschikking van 18 februari 2022 (UHT-DC I) is aan belanghebbende bericht dat er in de toeslagjaren 2013, 2014 en 2015 fouten zijn gemaakt en dat er voor die jaren een definitief compensatiebedrag van € 14.265 wordt toegekend; omdat er bij besluit van 27 januari 2021 al € 30.000 was toegekend, is er geen nabetaling gevolgd.
  • Bij beschikking van 18 februari 2022 (UHT-DC-I A) is belanghebbende bericht dat zij geen recht heeft op een compensatie voor de jaren 2009, 2010, 2012 en 2016 omdat er in die jaren geen fouten zijn gemaakt.
  • Namens belanghebbende heeft gemachtigde bij brief van 29 maart 2022 tegen de besluiten van 18 februari 2022 een bezwaarschrift ingediend.
  • Op 17 november 2022 heeft UHT schriftelijk op het bezwaarschrift gereageerd.
  • Bij brief van 24 februari 2023 heeft gemachtigde het bezwaarschrift aangevuld.
  • Op 7 maart 2023 heeft UHT een aanvulling op de schriftelijke reactie gegeven. Deze aanvulling is dezelfde dag aan gemachtigde doorgestuurd.
  • Op 10 maart 2023 heeft ten behoeve van het bezwaarschrift van belanghebbende een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is verslag gemaakt. Dit verslag is achter het advies gevoegd.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en ontvangen en dat dit ook overigens voldoet aan de daaraan te stellen eisen.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Incompleet procesdossier

Gemachtigde stelt dat het bezwaardossier niet compleet is. Gelet op de producties bij de schriftelijke reactie van UHT, meent de Commissie dat niet aannemelijk is geworden dat niet is voldaan aan de in artikel 7:4 lid 2 Algemene wet bestuursrecht neergelegde verplichting alle op de zaak betrekking hebbende stukken ter inzage te leggen.

Toeslagjaren 2012 en 2015

De Commissie heeft vastgesteld dat UHT in de (aanvullende) schriftelijke reactie meedeelt dat er naar aanleiding van het bezwaarschrift alsnog compensatie voor het toeslagjaar 2012 zal worden verstrekt en dat in de compensatieberekening van het toeslagjaar 2015 het bedrag onder a zal worden gewijzigd in een bedrag van € 6.666; onder b wordt het bedrag van € 2.778 opgenomen. Als reactie daarop heeft gemachtigde ter hoorzitting aangegeven dat er ten aanzien van de toeslagjaren 2012 en 2015 dan alleen nog het inzicht in de compensatieberekeningen ontbreekt; zij verzoekt de betreffende compensatiebedragen in de beschikking op bezwaar te verduidelijken. De Commissie adviseert om aan dit verzoek te voldoen.

Toeslagjaar 2010

Belanghebbende stelt dat zij niet degene is geweest die de KOT voor het toeslagjaar 2010 heeft stopgezet. Dat er voor het doen van de aanvraag om stopzetting is ingelogd met haar DigiD maakt dat volgens haar niet anders; zij had immers haar DigiD-gegevens met anderen gedeeld. Ook het feit dat belanghebbende op het Antwoordformulier kinderopvangtoeslag 2010 de keuzemogelijkheid heeft aangekruist dat er geen gebruik is gemaakt van kinderopvang in 2010, kan naar de mening van gemachtigde haar niet worden aangerekend. Een degelijke fout is immers begrijpelijk en snel gemaakt. Bovendien heeft de Belastingdienst/Toeslagen (B/T) ten onrechte nagelaten om bij belanghebbende te informeren of de door haar doorgegeven informatie wel correct was.

De Commissie kan gemachtigde daarin niet volgen. Om een aanvraag voor stopzetting KOT te kunnen doen, moet de aanvrager inloggen met zijn persoonlijke DigiD-inloggegevens. Daarmee heeft B/T willen bewerkstelligen dat alleen een rechthebbende op de toeslag een dergelijke aanvraag kan indienen. Een DigiD biedt immers een persoonsgebonden ingang naar een digitaal portaal. Belanghebbende heeft aangegeven dat zij haar inloggegevens in die tijd met anderen heeft gedeeld.
Hoewel de Commissie niet uitsluit dat belanghebbende dit te goeder trouw heeft gedaan, is zij toch van mening dat het delen van DigiD-inloggegevens voor rekening en risico van belanghebbende dient te komen. De Commissie meent verder dat B/T mocht uitgaan van de informatie die belanghebbende via het antwoordformulier heeft verstrekt. Dit formulier is immers voldoende duidelijk: bovenaan staat vermeld “Antwoordformulier kinderopvangtoeslag 2010” en gevraagd wordt of er in 2010 gebruik is gemaakt van kinderopvang. Belanghebbende heeft gekozen voor het ontkennende antwoord en heeft vervolgens het formulier ondertekend. De opvatting van gemachtigde dat B/T de daarop aangegeven informatie had moeten verifiëren, deelt de Commissie niet.

Gelet op het voorgaande adviseert de Commissie het bezwaarschrift deels
gegrond te verklaren.

Conclusie

De Commissie adviseert:

  • het bezwaarschrift deels gegrond te verklaren;
  • de in de schriftelijke reactie voorgestelde compensatie voor het toeslagjaar 2012 toe te kennen;
  • het bedrag onder a in de berekening van de compensatie voor het toeslagjaar 2015 te wijzigen in € 6.666, het bedrag onder b in de berekening van de compensatie voor het toeslagjaar 2015 te wijzigen in € 2.778 en de compensatieberekening verder daarop aan te passen;
  • de compensatiebedragen met betrekking tot de toeslagjaren 2012 en 2015 in de beschikking op bezwaar te verduidelijken;
  • het bezwaarschrift voor het overige ongegrond te verklaren;
  • een vergoeding van de proceskosten toe te kennen en daarbij volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht per procespunt een wegingsfactor 2 toe te kennen en het hoogste bedrag per procespunt te hanteren.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter