Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-4707

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit:1 maart 2022 met kenmerk UHT CHR GU

Ontvangst bezwaarschrift: 1 maart 2022

Hoorzitting: 13 mei 2022

Overdracht advies aan UHT: 01 juni 2022

Onderwerp van advies

Het door belanghebbende (hierna: belanghebbende) ingediende bezwaarschrift, is gericht tegen de door Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen beschikking lichte toets € 30.000 van 1 maart 2022 (UHT CHR GU).

Procesverloop

Belanghebbende is niet door de zogenoemde lichte toets gekomen. Met toepassing van het Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling (Catshuisregeling
Kinderopvangtoeslag) van 18 maart 2021, Staatscourant 19 maart 2021, 14691 (hierna: de Catshuisregeling) is aan haar meegedeeld dat UHT nu nog geen reden ziet
om haar € 30.000 te betalen. Er wordt door UHT nog goed naar haar situatie gekeken. De herbeoordeling van belanghebbende door UHT is nog niet klaar.

Bij brief van 1 maart 2022 heeft belanghebbende bezwaar ingediend tegen deze beschikking. Op 17 maart 2022 heeft UHT hier schriftelijk op gereageerd.

Op 13 mei 2022 heeft de Bezwaarschriftenadviescommissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen. Het verslag van deze hoorzitting is opgenomen achter dit
verslag.

In haar vergadering van 13 mei 2022 heeft de Commissie, bestaande uit [voorzitter] en [leden], het bezwaarschrift behandeld.

Gronden van bezwaar

De gronden van bezwaar luiden – samengevat – als volgt.

Belanghebbende maakt bezwaar tegen de jaartallen 2008-2010:

  • 2008: doordat de moeder van belanghebbende bij haar kwam wonen is de
    kinderopvang stop gezet en heeft de moeder geholpen met de kinderen. De kinderen zijn om en nabij maar vijf maanden op de kinderopvang geweest. Het kinderopvangbedrijf regelde alles; belanghebbende heeft zelf niets aangevraagd. Ze heeft enkel met het stopzetten een handtekening moeten zetten.
  • 2009: in dit jaar heeft belanghebbende geen gebruik gemaakt van kinderopvang, omdat haar moeder nog bij haar inwoonde en zij haar hulp was voor de kinderen. Belanghebbende geeft voorts aan dat ze eind 2009 depressief is geraakt en daarom ook haar baan is kwijt geraakt.
  • 2010: in dit jaar zijn er veel schulden ontstaan en zijn belanghebbende en haar partner uit elkaar gegaan en heeft zij in de noodopvang gezeten. In dat jaar had
    belanghebbende geen baan maar een WW-uitkering. In dit jaar heeft zij ook geen
    kinderopvang nodig gehad.
  • 2013: in dit jaar kreeg belanghebbende een terugvordering kot van rond de 2300 euro. Belanghebbende heeft gemeld dat zij de kot niet heeft ontvangen, maar het betreffende gastouderbureau. Toch moest belanghebbende terugbetalen, en dat heeft zij ook gedaan.

Ter zitting heeft belanghebbende nader toegelicht dat er geen bezwaar is gemaakt tegen de afwijzing lichte toets, maar tegen de aanvraag kot over 2009. Belanghebbende heeft in 2009 geen kot nodig gehad. Een vriendin van haar die de gastouder was heeft ten onrechte deze kot aangevraagd en ontvangen. Belanghebbende is geen fraudeur en wil graag dat haar naam gezuiverd word

Verweer

In haar schriftelijke reactie van 17 maart 2022 stelt UHT, samengevat, dat belanghebbende ontvankelijk is in haar bezwaar. Het bezwaar van belanghebbende is
ongegrond.

UHT heeft zich in haar schriftelijke reactie, samengevat, als volgt uitgelaten over de
bezwaren van gemachtigde.

Uit de lichte toets is gebleken dat belanghebbende niet gedupeerd is geraakt door toedoen van de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: de dienst), en dat er geen sprake is
geweest van vooringenomen handelen. De dienst heeft de beschikkingen kot voor de
jaren 2006, 2007, 2008, 2009 en 2017 bijgesteld conform de door belanghebbende
opgestuurde informatie. Belanghebbende heeft voor de jaren 2010 en 2018 zelf de kot
stopgezet, waardoor belanghebbende over de betrokken jaren bedragen heeft moeten
terugbetalen.

Ter zitting heeft UHT aangegeven dat hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd over
toeslagjaar 2009 tijdens de integrale beoordeling verder zal worden onderzocht.

Toepasselijke wet- en regelgeving

  • Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb);
  • Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir);
  • Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken (hierna:
    Compensatieregeling), gedateerd 28 augustus 2020, Staatscourant 7 september
    2020, 45904;
  • Besluit proceskosten bestuursrecht van 22 december 1993 (hierna: Besluit
    proceskosten);
  • Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling (Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag), Staatscourant 19 maart 2021, 14691 (hierna: Catshuisregeling);
  • Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag, Staatscourant 1 juni
    2021, nr. 28304 (hierna: tweede Catshuisregeling);
  • Subsidieregeling pakket rechtsbijstand herstelregelingen kinderopvangtoeslag,
    Staatscourant 1 maart 2021, 10248 (hierna: Subsidieregeling).

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en ontvangen en ook overigens voldoet aan de daaraan te stellen eisen.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden is
gekomen tot haar beslissing om het verzoek van bezwaarde om compensatie of
tegemoetkoming vooralsnog af te wijzen.

In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag heeft het kabinet eind 2020
aanvullende maatregelen genomen met als doel ouders sneller recht te kunnen doen.
Eén van die maatregelen betreft het uitkeren van een forfaitair bedrag van € 30.000 aan alle gedupeerde ouders die een verzoek voor herstel hebben ingediend, indien het
verzoek wordt gehonoreerd.

Vooruitlopend op de vaststelling van wetgeving is het Besluit forfaitair bedrag en
verruiming compensatieregeling (Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag) tot stand
gekomen (besluit van 18 maart 2021, Staatscourant 2021.14691, gewijzigd bij besluit
van 31 mei 2021, Staatscourant 2021.28304). Op grond van de Catshuisregeling komen ouders die bij de Belastingdienst/Toeslagen een verzoek hebben ingediend of nog gaan indienen voor compensatie of tegemoetkoming op grond van (een van) de
herstelregelingen in aanmerking voor een forfaitair bedrag van € 30.000 als zij in enig
jaar voldoen aan de in de desbetreffende herstelregeling genoemde voorwaarden (artikel 2.1 Catshuisregeling).

Voor het beoordelen van de vraag of een ouder in aanmerking komt voor toekenning van het bedrag van € 30.000 is voorzien in het uitvoeren van een zogenaamde lichte toets. Na deze lichte toets volgt een integrale beoordeling op grond van de herstelregelingen.

Zoals uiteen is gezet in paragraaf 2.1 en 2.2 van de Catshuisregeling voorziet die regeling in een forfaitaire uitkering aan gedupeerde ouders. Deze uitkering is bedoeld
voor ouders die een verzoek hebben ingediend of gaan indienen voor compensatie of
tegemoetkoming op grond van een van de volgende regelingen:

  • de artikelen 49 (hardheidsregeling), 49b (compensatieregeling) en 49c (O/GS
    tegemoetkomingsregeling) van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen
    (Awir);
  • de herzieningsmogelijkheid in het kader van herstel kinderopvangtoeslag, bedoeld in de onderdelen 2.1 en 3.1 van het Verzamelbesluit Toeslagen; en
  • het Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken (hierna: de
    herstelregelingen).

De Commissie meent dat uit de schriftelijke reactie volgt dat UHT na het uitvoeren van
de lichte toets heeft mogen oordelen dat zij geen reden zag om tot uitkering van €
30.000 aan belanghebbende over te gaan. Immers, de bijstellingen voor de jaren 2006, 2007, 2008, 2009 en 2017 hebben, voor zover tot nu toe uit de stukken blijkt,
plaatsgevonden conform de door belanghebbende opgestuurde informatie. Voor de jaren 2010 en 2018 heeft belanghebbende zelf de kot stopgezet, waardoor zij de voorschotten heeft moeten terugbetalen. De wijzigingen in toegekende kot zijn derhalve in ieder geval op het eerste gezicht verklaarbaar. De door belanghebbende naar voren gebrachte bezwaargronden maken dit naar het oordeel van de Commissie niet anders.

Voor zover een grondigere bestudering tot de conclusie leidt dat belanghebbende toch als gedupeerde kan worden aangemerkt, hetgeen op voorhand niet kan worden uitgesloten, dan kan alsnog worden overgegaan tot compensatie. Dit zal dan evenwel in het kader van de integrale toets zijn. Dit heeft derhalve geen gevolgen voor het besluit waartegen in onderhavige procedure in bezwaar is gekomen.

Het vorenstaande brengt mee dat de Commissie UHT zal adviseren het bestreden besluit in stand te laten. Met vorenstaande beoordeling geeft de Commissie geen voorschot op de integrale beoordeling die nog zal plaatsvinden, los van het bezwaarschrift dat is ingediend tegen het besluit volgend op de lichte toets.

De Commissie adviseert UHT tot slot om het ertoe te leiden dat de integrale toets zo
spoedig mogelijk zal plaatsvinden en te bewerkstelligen dat bij deze integrale beoordeling met name aandacht wordt gegeven aan hetgeen belanghebbende over toeslagjaar 2009 heeft aangevoerd.

Samenvatting en advies

Samenvattend concludeert de Commissie dat UHT blijkens alle ter zake overgelegde stukken een voldoende zorgvuldig onderzoek heeft uitgevoerd in het kader van de lichte toets en adviseert de Commissie UHT:

  • om het bestreden besluit in stand te laten;
  • om in het besluit op bezwaar aan belanghebbende duidelijk te maken dat de beslissing op bezwaar alleen betrekking heeft op de toekenning van een standaardvergoeding volgens de compensatieregelingen en niet al mede een integrale beoordeling bevat.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter