Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-4704

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 21 februari 2022 met kenmerk UHT CHR GU

Ontvangst bezwaarschrift: 2 maart 2022

Hoorzitting: 4 mei 2022

Overdracht advies aan UHT: 09 juni 2022

Onderwerp van advies

Het door (hierna: belanghebbende) ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen beschikking van 21 februari 2022 (UHT CHR GU), strekkende tot de mededeling dat UHT na een lichte toets voorlopig geen reden ziet om € 30.000 te betalen.

Procesverloop

Op 19 mei 2021 heeft belanghebbende zich telefonisch bij UHT gemeld in het kader van een herbeoordeling van kinderopvangtoeslag (hierna: KOT).

Bij brief van 27 mei 2021 heeft UHT belanghebbende de ontvangst van haar aanmelding bevestigd.

Bij beschikking van 21 februari 2022 heeft UHT aan belanghebbende medegedeeld dat
zij op basis van de uitgevoerde lichte toets nog geen reden ziet om haar € 30.000 te
betalen.

Bij brief van 27 februari 2022, door UHT ontvangen op 2 maart 2022, heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen het besluit van 21 februari 2022.

Op 16 maart 2022 heeft UHT een schriftelijke reactie ingediend.

Op 4 mei 2022 heeft de Bezwaarschriftenadviescommissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen. Het verslag van deze hoorzitting is opgenomen achter dit
verslag.

Gronden van bezwaar

De gronden van bezwaar luiden – samengevat – als volgt.

Belanghebbende stelt dat de in de beschikking van 21 februari 2022 genoemde gegevens niet kloppen. Haar dochter heeft op de kinderopvang gezeten, en belanghebbende heeft altijd haar eigen bijdrage betaald. Belanghebbende begrijpt niet hoe het kan dat de KOT is gewijzigd door informatie die door haar is doorgegeven, omdat zij nooit een wijziging van de opvanguren heeft gemeld aan UHT.

Daarnaast heeft belanghebbende de KOT nooit stopgezet, maar werd haar dochter in
2011 plotseling geweigerd op de kinderopvang. Op enig moment daarna heeft belanghebbende een acceptgiro ontvangen waarin stond vermeld dat zij de
Belastingdienst/Toeslagen geld moest terugbetalen. Toen zij de Belastingdienst/Toeslagen belde, werd het alleen maar erger. Het terug te betalen
bedrag werd alleen maar hoger. Hoewel de KOT onterecht werd teruggevorderd, heeft
belanghebbende meerdere betalingsregelingen getroffen met de Belastingdienst.

Verweer

UHT stelt – samengevat – het volgende.

Allereerst wijst UHT erop dat er met de beschikking van 21 februari 2022 geen sprake is van een definitieve afwijzing. Wanneer tijdens de integrale toets blijkt dat
belanghebbende wel gedupeerd is geraakt door het handelen van de
Belastingdienst/Toeslagen, dan zal zij alsnog een bedrag van € 30.000 ontvangen.
Vervolgens heeft UHT per jaar uiteengezet waarom belanghebbende nog niet in
aanmerking komt voor een uitkering op grond van de Catshuisregeling.

  • Voor 2007, 2008 en 2010 geldt dat belanghebbende over deze toeslagjaren geen
    bedrag heeft moeten terugbetalen.
  • Over 2009 is de KOT verlaagd vanwege een gegevenswijziging op basis van
    informatie die de kinderopvangorganisatie en belanghebbende zelf hebben
    doorgegeven. Ter zitting is door UHT uitgelegd dat dit het formulier betrof dat als
    productie 12 bij de schriftelijke reactie was gevoegd. Hieruit blijkt dat er minder
    uren werden afgenomen, en tegen een lager tarief.
  • In 2011 heeft belanghebbende de KOT zelf stopgezet. Daarnaast was het inkomen
    van haar toeslagpartner hoger geworden. Om deze reden is het bedrag in de
    definitieve beschikking van 3 maart 2015 verlaagd.

UHT concludeert dat bij het uitvoeren van de lichte toets is nagegaan of belanghebbende gedupeerd is geraakt door toedoen van de dienst of dat er sprake is geweest van vooringenomen handelen. Omdat dit niet het geval bleek te zijn, is aan belanghebbende vooralsnog geen compensatie op grond van de Catshuisregeling toegekend. Het bezwaar is daarom ongegrond

Toepasselijke wet- en regelgeving

  • Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb);
  • Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir);
  • Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken (hierna:
    Compensatieregeling), gedateerd 28 augustus 2020, Staatscourant 7 september
    2020, 45904;
  • Besluit proceskosten bestuursrecht van 22 december 1993 (hierna: Besluit
    proceskosten);
  • Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling (Catshuisregeling
    Kinderopvangtoeslag), Staatscourant 19 maart 2021, 14691 (hierna:
    Catshuisregeling);
  • Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag, Staatscourant 1 juni 2021, nr. 28304 (hierna: tweede Catshuisregeling);
  • Subsidieregeling pakket rechtsbijstand herstelregelingen kinderopvangtoeslag,
    Staatscourant 1 maart 2021, 10248 (hierna: Subsidieregeling).

Ontvankelijkheid

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en ontvangen en ook overigens voldoet aan de daaraan te stellen eisen.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden is
gekomen tot haar beslissing om het verzoek van bezwaarde om compensatie of
tegemoetkoming vooralsnog af te wijzen.

In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag heeft het kabinet eind 2020
aanvullende maatregelen genomen met als doel ouders sneller recht te kunnen doen.
Eén van die maatregelen betreft het uitkeren van een forfaitair bedrag van € 30.000 aan alle gedupeerde ouders die een verzoek voor herstel hebben ingediend, indien het
verzoek wordt gehonoreerd.

Vooruitlopend op de vaststelling van wetgeving is de Catshuisregeling tot stand
gekomen. Op grond van de Catshuisregeling komen ouders die bij de Belastingdienst/Toeslagen een verzoek hebben ingediend of nog gaan indienen voor
compensatie of tegemoetkoming op grond van (een van) de herstelregelingen in
aanmerking voor een forfaitair bedrag van € 30.000 als zij in enig jaar voldoen aan de
in de desbetreffende herstelregeling genoemde voorwaarden (artikel 2.1 Catshuisregeling).

Voor het beoordelen van de vraag of een ouder in aanmerking komt voor toekenning van het bedrag van € 30.000 is voorzien in het uitvoeren van een zogenaamde lichte toets. Na deze lichte toets volgt een integrale beoordeling op grond van de herstelregelingen.

Zoals uiteen is gezet in paragraaf 2.1 en 2.2 van de Catshuisregeling voorziet die
regeling in een forfaitaire uitkering aan gedupeerde ouders. Deze uitkering is bedoeld
voor ouders die een verzoek hebben ingediend of gaan indienen voor compensatie of
tegemoetkoming op grond van een van de volgende regelingen:

  • de artikelen 49 (hardheidsregeling), 49b (compensatieregeling) en 49c (O/GS
    tegemoetkomingsregeling) van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen
    (Awir);
  • de herzieningsmogelijkheid in het kader van herstel kinderopvangtoeslag, bedoeld in de onderdelen 2.1 en 3.1 van het Verzamelbesluit Toeslagen; en
  • het Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken (hierna: de
    herstelregelingen)

Het geschil spitst zich toe op de vraag of UHT de lichte toets in de specifieke situatie van belanghebbende zorgvuldig en conform de toepasselijke regelgeving heeft uitgevoerd.

De Commissie is van oordeel dat UHT na het uitvoeren van een lichte toets heeft mogen besluiten om de aanvraag van belanghebbende voorlopig af te wijzen. Dat blijkt uit informatie in het dossier.

De Commissie heeft gezien dat over 2009 een antwoordformulier is ingevuld met de
handtekening van belanghebbende (productie 12). Belanghebbende heeft op zitting
verteld dat zij niet minder is gaan werken. Dat zal UHT nog met belanghebbende
uitzoeken, in het kader van de integrale beoordeling.

Ook heeft de Commissie gezien dat in het dossier een notitie zit waarin staat dat
belanghebbende de kinderopvangtoeslag over 2011 heeft gestopt (productie 17).
Belanghebbende heeft op zitting verteld dat haar dochter bij de opvang was geweigerd. Zoals UHT op zitting heeft aangegeven, is het belangrijk dat UHT ook dit goed uitzoekt in het kader van de integrale beoordeling.

De Commissie adviseert UHT om de integrale beoordeling zo spoedig mogelijk te laten
plaatsvinden.

Samenvatting en advies

Samenvattend concludeert de Commissie dat UHT bij de lichte toets voldoende
zorgvuldig onderzoek heeft uitgevoerd. in het kader van de lichte toets en adviseert de
Commissie UHT:

  • om het bestreden besluit in stand te laten;
  • om in de beslissing op bezwaar duidelijk te maken dat deze alleen betrekking
    heeft op de lichte toets en niet al mede een integrale beoordeling bevat; en
  • om bij de integrale beoordeling te betrekken wat belanghebbende op zitting heeft
    verteld over de jaren 2009 en 2011.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter