Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-4599

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 16 december 2021 (UHT CHR GU)

Ontvangst bezwaarschrift: 28 februari 2022

Hoorzitting: 13 mei 2022

Overdracht advies aan UHT: 5 juli 2022

Onderwerp van advies

Het door (hierna: belanghebbende) ingediende bezwaarschrift d.d. 22 februari 2022, ingekomen op 28 februari 2022, is gericht tegen de door Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen beschikking inzake de toekenning van een zgn. Catshuisuitkering d.d. 16 december 2021 (UHT CHR GU).

Procesverloop

Belanghebbende heeft zich bij UHT aangemeld in het kader van een herbeoordeling van kinderopvangtoeslag (hierna: KOT). Bij brief van 30 augustus 2021 heeft UHT belanghebbende de ontvangst van haar aanmelding bevestigd en haar meegedeeld dat zij deze heeft geregistreerd.

Bij beschikking van 16 december 2021 is aan belanghebbende meegedeeld dat zij (nog) geen recht heeft op een betaling van € 30.000.

Bij brief van 22 februari 2022 heeft belanghebbende bezwaar ingediend tegen deze beschikking.

Op 14 maart 2022 heeft UHT hier schriftelijk op gereageerd.

Op 13 mei 2022 heeft de Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) een enkelvoudige hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen. Van de hoorzitting is een verslag gemaakt dat achter dit advies is gevoegd.

Op 27 mei 2022 heeft de behandelend ambtenaar van UHT op verzoek van de Commissie nadere informatie aan de Commissie gestuurd.

Op 21 juni 2022 heeft de Commissie een e-mailbericht van UHT ontvangen.

De nagekomen stukken en het e-mailbericht van 21 juni 2022 zijn met belanghebbende gedeeld.

Gronden van bezwaar

Belanghebbende heeft aangegeven dat zij bezwaar heeft gemaakt om haar verhaal goed te kunnen doen.

Vanaf 2009 tot 2010 heeft zij gebruik gemaakt van een gastouderbureau waarnaar de KOT op haar verzoek rechtstreeks werd overgemaakt. Pas later bleek dat dit bureau kwaadwillend was en spookrekeningen had verstuurd.

Zij is de dupe van het handelen van dit bureau geworden. Zij moest de grote bedragen aan KOT terugbetalen omdat het bureau niet langer meer bleek te bestaan en de Belastingdienst daardoor de vordering niet kon verhalen. Een deel van de terugvordering werd verrekend met het kind gebonden budget.

Zij heeft als alleenstaande moeder deze periode als zeer zwaar ervaren.

Verweer

In haar schriftelijke reactie van 14 maart 2022 stelt UHT, samengevat, dat belanghebbende ontvankelijk is in haar bezwaar. Het bezwaar van belanghebbende wordt ongegrond geacht.

Uit de lichte toets is gebleken dat belanghebbende niet onder enig CAF 11 vergelijkbaar onderzoek viel en dat de betreffende gastouderbureaus niet betrokken zijn geweest bij een door de Belastingdienst/Toeslagen (B/T) ingesteld fraudeonderzoek. Er is geen sprake geweest van een onterechte kwalificatie ‘opzet of grove schuld’ (O/GS). B/T heeft de beschikkingen KOT voor de jaren 2006 en 2007 bijgesteld conform de door belanghebbende opgestuurde informatie. Belanghebbende heeft voor de jaren 2008 en 2009 zelf met een daarvoor bestemd formulier de KOT stopgezet waardoor belanghebbende over de betrokken jaren bedragen heeft moeten terugbetalen. Er zijn geen gegevens bekend over afgenomen KOT in het jaar 2010.

Ter zitting heeft UHT aangegeven dat hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd over toeslagjaar 2009 tijdens de integrale beoordeling verder zal worden onderzocht.

Toepasselijke wet- en regelgeving

  • Algemene wet bestuursrecht;
  • Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir);
  • Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken (hierna: Compensatieregeling), gedateerd 28 augustus 2020, Staatscourant 7 september 2020, 45904;
  • Besluit proceskosten bestuursrecht van 22 december 1993;
  • Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling, Staatscourant 19 maart 2021, 14691 (hierna: Catshuisregeling);
  • Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag, Staatscourant 1 juni 2021, nr. 28304;
  • Subsidieregeling pakket rechtsbijstand herstelregelingen kinderopvangtoeslag, Staatscourant 1 maart 2021, 10248.

Ontvankelijkheid

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Feiten

Belanghebbende heeft in de jaren 2006 tot en met 2009 kinderopvang genoten en voorschotten aan KOT ontvangen. Die voorschotten zijn herzien, wat leidde tot een terugvordering. Voor het jaar 2010 heeft belanghebbende een voorschot KOT ontvangen dat later is herzien. Bij besluit van 18 december 2021 is de KOT voor dit jaar definitief op € 0 vastgesteld.

Belanghebbende heeft via een daarvoor bestemd formulier (ondertekend op 1 januari 2009) de KOT met ingang van 1 december 2008 stopgezet. Dit formulier is na de hoorzitting door de behandelend ambtenaar aan de Commissie overgelegd. Ondanks deze stopzetting heeft B/T ook voor het jaar 2009 voorschotten toegekend. Pas op 7 juli 2011 heeft B/T de KOT 2009 op nihil gesteld. Op 5 november 2011 heeft belanghebbende op het door haar ondertekende ‘Antwoordformulier KOT 2009’ aangegeven dat zij in 2009 voor één kind 1198 uur aan kinderopvang heeft afgenomen. In het bezwaardossier is een aan belanghebbende geadresseerd jaaroverzicht 2009 van het gastouderbureau opgenomen; ook hier wordt een totaal van 1198 uren aan opvanguren vermeld.

Belanghebbende zich bij UHT aangemeld voor een herbeoordeling van haar aanspraak op KOT. De beschikking van 16 december 2021 houdt onder meer het volgende in:
“U hebt zich aangemeld voor een herbeoordeling van uw kinderopvangtoeslag. Het kabinet heeft (….) besloten om gedupeerde ouders minimaal € 30.000 te geven. Iedereen die zich heeft aangemeld voor een herbeoordeling, krijgt eerst een lichte toets. (…) U hebt een lichte toets gehad. Helaas zien wij nu geen reden u € 30.000 uit te betalen. Wij gaan nog goed naar uw situatie bekijken. Uw herbeoordeling is nog niet klaar. Wat is er uit de lichte toets gekomen? Wij denken dat voor u misschien 1 of meer van deze situaties geldt:

  • U hebt nooit kinderopvangtoeslag aangevraagd.
  • U vroeg kinderopvangtoeslag aan. Maar u voldeed niet aan de voorwaarden:
    U had bij voorbeeld geen kinderen jonger dan 14 jaar.
    Of u had geen werk.
    Of u volgde geen opleiding.
    Of u maakte geen gebruik van de kinderopvang
  • U moest geld terugbetalen omdat u zelf achteraf uw kinderopvangtoeslag hebt stopgezet.
  • U moest geld terugbetalen omdat uw loon hoger was geworden. Of de uren van de kinderopvang minder waren geworden. Daardoor klopte de eerste inschatting niet meer. (…).”

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden, na de zogenoemde lichte toets, is gekomen tot haar beslissing om het verzoek van bezwaarde om compensatie of tegemoetkoming vooralsnog af te wijzen.

In het kader van de hersteloperatie KOT heeft het kabinet eind 2020 aanvullende maatregelen genomen met als doel ouders sneller recht te kunnen doen.
Vooruitlopend op de vaststelling van wetgeving is de Catshuisregeling tot stand gekomen. Op grond van deze regeling komen ouders die bij UHT een verzoek hebben ingediend of nog gaan indienen voor compensatie of tegemoetkoming op grond van (een van) de herstelregelingen in aanmerking voor een forfaitair bedrag van € 30.000 als zij in enig jaar voldoen aan de in de desbetreffende herstelregeling genoemde voorwaarden.

Het betreft de volgende regelingen:

  • de artikelen 49 (hardheidsregeling), 49b (compensatieregeling) en 49c (O/GS
    tegemoetkomingsregeling) van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir);
  • de herzieningsmogelijkheid in het kader van herstel kinderopvangtoeslag, bedoeld in de onderdelen 2.1 en 3.1 van het Verzamelbesluit Toeslagen; en
  • het Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken (hierna: de
    herstelregelingen).

De Commissie meent dat uit de schriftelijke reactie volgt dat UHT na het uitvoeren van de lichte toets heeft mogen oordelen dat zij vooralsnog geen reden zag om tot uitkering van € 30.000 aan belanghebbende over te gaan.
Weliswaar is het de Commissie ondanks de door UHT na de hoorzitting toegestuurde informatie nog steeds niet duidelijk hoe één en ander met betrekking tot de KOT voor het jaar 2009 is verlopen, maar deelt zij het standpunt van UHT dat de terugvorderingen over toeslagjaren 2006 tot en met 2009 lijken te hebben plaatsgevonden na gegevenswijzigingen op basis van door belanghebbende
zelf verstrekte informatie. Belanghebbende voldoet daardoor niet aan de voorwaarden van de hiervoor genoemde herstelregeling. De door belanghebbende naar voren gebrachte bezwaargronden maken dit naar het oordeel van de Commissie niet anders.

Voor zover een grondiger bestudering, met name van het toeslagjaar 2009, tot de conclusie leidt dat belanghebbende toch als gedupeerde kan worden aangemerkt, hetgeen op voorhand niet kan worden uitgesloten, dan kan alsnog worden overgegaan tot compensatie. Dit zal dan evenwel in het kader van de integrale toets zijn. Dit heeft derhalve geen gevolgen voor het besluit waartegen in onderhavige procedure in bezwaar is gekomen.

Het vorenstaande brengt mee dat de Commissie UHT zal adviseren het bestreden besluit in stand te laten. Met vorenstaande beoordeling geeft de Commissie geen voorschot op de integrale beoordeling die nog zal plaatsvinden. De Commissie adviseert UHT tot slot om het ertoe te leiden dat de integrale toets zo spoedig
mogelijk zal plaatsvinden.

Samenvatting en advies

Samenvattend concludeert de Commissie dat UHT blijkens de ter zake overgelegde stukken tot het bestreden besluit heeft kunnen komen. Zij adviseert dan ook om het bestreden besluit in stand te laten en om in het besluit op bezwaar aan belanghebbende duidelijk te maken dat de beslissing op bezwaar alleen betrekking heeft op het besluit dat zij nu (nog) geen recht heeft op een betaling van € 30.000 en niet al mede een integrale beoordeling bevat.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

De voorzitter