Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-3797

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 18 augustus 2021met kenmerk UHT-DC I

Ontvangst bezwaarschrift: 28 september 2021

Hoorzitting: 3 maart 2023

Overdracht advies aan UHT: 8 juni 2023

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaarschrift ongegrond te verklaren.

Onderwerp van advies

Het door [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door
Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen
beschikking definitieve compensatie kinderopvangtoeslag (hierna: kot) van 18 augustus 2021 (UHT-DC I).

De compensatie is aan belanghebbende toegekend omdat er bij de beoordeling van haar situatie over de jaren 2007 tot en met 2012 fouten zijn gemaakt. Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) is aan haar voor de jaren 2007 tot en met 2012 een compensatie toegekend.

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Whot) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Hiermee is de regelgeving in het kader van de
Belanghebbende stelt dat het. Zoals reeds gesteld wordt op grond van de Whot
compensatie toegekend voor ten onrechte niet ontvangen of ten onrechte
teruggevorderde hersteloperatie kinderopvangtoeslag, waaronder de artikelen, 49, 49b en 49c van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), de
Compensatieregeling en het Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag
(Stct. 2021, nr. 28304), komen te vervallen. Op grond van artikel 9.2, aanhef en onder
e van de Whot werkt afdeling 2.1., voor zover hier relevant, terug tot en met 26 januari 2021.

Artikel 8.6 Whot bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie
toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf
dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van
toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.

Gelet op het voorgaande moet de bestreden beschikking van 18 augustus 2021 geacht
worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Whot.

Deze bezwaarschriftprocedure heeft alleen betrekking op de toekenning van de standaardvergoedingen en niet op de vergoeding van de werkelijke schade. Hiervoor is de procedure bij de Commissie Werkelijke Schade bestemd.

Procesverloop

  • Bij beschikking van 18 augustus 2021 heeft UHT belanghebbende een compensatie toegekend van € 176.098.
  • Tegen deze beschikking heeft belanghebbende op 24 september 2021 een
    bezwaarschrift ingediend.
  • UHT heeft op 2 september 2022 een schriftelijke reactie ingediend op de bezwaren
    van de belanghebbende.
  • Op 3 maart 2023 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van
    partijen. Het verslag daarvan gaat als bijlage bij het advies.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en ontvangen en dat het ook
overigens voldoet aan de daaraan te stellen eisen.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT de toegekende compensatie voor de toeslagjaren 2009 tot en met 2011 op de juiste wijze heeft berekend.

Belanghebbende stelt dat ten onrechte is uitgegaan van een onjuist toetsingsinkomen, en dat het rechtvaardig zou zijn als wordt uitgegaan van het uiteindelijk definitief
vastgestelde toetsings inkomen.

UHT gaat er, kennelijk met toepassing van het bepaalde in artikel 2.2, aanhef en onder a, van de Wht, vanuit dat voor de compensatieberekening moet worden uitgegaan van de laatst vastgestelde beschikking kot vóór de nihilstelling. Dat is het bedrag dat
belanghebbende ten onrechte niet heeft ontvangen of dat ten onrechte is
teruggevorderd. Voor dat bedrag is belanghebbende nu gecompenseerd. De Commissie acht die uitleg, gelet op de systematiek van de wet, aanvaardbaar. Het is de Commissie niet gebleken dat UHT aldus een onjuist bedrag zou hebben gehanteerd voor de compensatieberekening. Zelfs als het toetsingsinkomen zoals dat is gehanteerd bij deze berekening destijds door de inspecteur van de Belastingdienst niet correct zou zijn vastgesteld, dan nog verzet het wettelijke systeem, zoals dat ter zake blijkt uit de Awir in samenhang gelezen met de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) zich er tegen dat in een procedure over compensatie als hier aan de orde, de juistheid van het oordeel van de inspecteur aan de orde komt. De Commissie heeft in hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd geen aanleiding gevonden om te komen tot het oordeel dat UHT in haar geval had moeten concluderen tot het bestaan van een onbillijkheid van overwegende aard die voortkomt uit de hardheid van de toepassing die vóór 23 oktober 2019 werd gegeven aan het wettelijke systeem.

Belanghebbende lijkt te stellen dat zij, in verband met het onjuist vaststellen van het
gehanteerde toetsingsinkomen, meer schade heeft geleden dan is meegenomen in de
compensatieberekening. De Commissie wijst er, zoals hiervoor reeds is overwogen,
nogmaals op dat deze bezwaarschriftprocedure alleen betrekking heeft op de toekenning van de standaard vergoedingen en niet op de vergoeding van de werkelijke schade. Hiervoor is de procedure bij de CWS bestemd.

Conclusie

Samengevat adviseert de Commissie aan UHT om het bezwaarschrift ongegrond te
verklaren.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter