Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-3764

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: beschikking 4 oktober 2021 met kenmerk UHT CHR GU,
beschikking 21 januari 2022 met kenmerk UHT DH5 A en beschikking 21 januari 2022 met kenmerk UHT DC I A

Ontvangst bezwaarschrift: 29 oktober 2021 en 28 februari 2022

Hoorzitting: n.v.t.

Overdracht advies aan UHT: 19 oktober 2022

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om de bezwaren tegen de bestreden beschikkingen kennelijk ongegrond te verklaren.

Onderwerp van advies

Het bezwaarschrift van (hierna: belanghebbende), ontvangen op 29 oktober 2021, is gericht tegen de door de Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen beschikking d.d. 4 oktober 2021 met kenmerk UHT CHR
GU tot afwijzing van de aanvraag van belanghebbende om toekenning van een uitkering op grond van de zogenaamde Catshuisregeling. Het bezwaarschrift van belanghebbende, ontvangen op 28 februari 2022, is gericht tegen de definitieve beschikking herbeoordeling kinderopvangtoeslag d.d. 21 januari 2022 met kenmerk UHT DH5 A en tegen de definitieve beschikking afwijzing compensatie kinderopvangtoeslag d.d. 21 januari 2022 met kenmerk UHT DCI A van UHT.

Procesverloop

  • Bij besluit van 4 oktober 2021 is aan belanghebbende meegedeeld dat UHT nu nog
    geen reden ziet om hem € 30.000 te betalen.
  • Bij brief van 19 oktober 2021 heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen dit
    besluit bij de rechtbank Limburg. Het bezwaar is op 26 oktober 2021 door de
    rechtbank ontvangen en is door de rechtbank doorgestuurd aan
    Belastingdienst/Toeslagen, waar het op 29 oktober 2021 is ontvangen.
  • Bij besluiten van 21 januari 2022 is aan belanghebbende meegedeeld dat de
    herbeoordeling is uitgevoerd en niet leidt tot een wijziging van de beoordeling, en
    dat aan belanghebbende geen compensatie wordt toegekend.
  • Bij brief van 22 februari 2022 heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen deze
    besluiten bij de rechtbank Limburg. Het bezwaar is op 24 februari 2022 door de rechtbank ontvangen en is door de rechtbank doorgestuurd aan Belastingdienst/Toeslagen, waar het op 28 februari 2022 is ontvangen.
  • Op 31 augustus 2022 heeft UHT schriftelijk op de bezwaarschriften gereageerd.
  • De belanghebbende heeft zijn standpunt - onder meer - toegelicht bij brieven d.d. 14 september 2022 en 23 september 2022.
  • De Commissie, bestaande uit [voorzitter] en [leden], heeft het bezwaarschrift behandeld in haar vergadering van 28 september 2022

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat de bezwaarschriften tijdig zijn ingediend en dat deze voldoen aan de daaraan te stellen eisen.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Vooruitlopend op de vaststelling van wetgeving is het Besluit forfaitair bedrag en
verruiming compensatieregeling (Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag, hierna: Catshuisregeling) tot stand gekomen (besluit van 18 maart 2021, Staatscourant
2021.14691, gewijzigd bij besluit van 31 mei 2021, Staatscourant 2021.28304). Op grond van de Catshuisregeling komen ouders die bij de Belastingdienst/Toeslagen een
verzoek hebben ingediend of nog gaan indienen voor compensatie of tegemoetkoming op grond van (een van) de herstelregelingen in aanmerking voor een forfaitair bedrag van € 30.000 als zij in enig jaar voldoen aan de in de desbetreffende herstelregeling genoemde voorwaarden (artikel 2.1 Catshuisregeling). Zoals uiteen is gezet in paragraaf 2.1 en 2.2 van de Catshuisregeling voorziet die regeling in een forfaitaire uitkering aan gedupeerde ouders. Deze uitkering is bedoeld voor ouders
die een verzoek hebben ingediend of gaan indienen voor compensatie of tegemoetkoming op grond van een van de volgende regelingen en die daarvoor in aanmerking komen:

  • de artikelen 49 (hardheidsregeling), 49b (compensatieregeling) en 49c (O/GS tegemoetkomingsregeling) van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir);
  • de herzieningsmogelijkheid in het kader van herstel kinderopvangtoeslag, bedoeld in de onderdelen 2.1 en 3.1 van het Verzamelbesluit Toeslagen; en
  • het Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken (hierna ook: de herstelregelingen).

Na deze eerste toets op grond van de Catshuisregeling volgt een integrale beoordeling op grond van de herstelregelingen. Om over bepaalde jaren voor compensatie in
aanmerking te komen, dient men in elk geval in die jaren kot te hebben aangevraagd.
Ook dient sprake te zijn van correctiebesluiten voor die jaren en stopzetting of
terugvordering van (voorschotten) kot. De Compensatieregeling is hier duidelijk over.

Het verzoek om herbeoordeling heeft betrekking op de jaren 2005 tot en met 2010.
Belanghebbende stelt dat hij in geen van de jaren 2005 tot en met 2010 aanvrager van
de kot is geweest. Voor 2005 is door de Belastingdienst/Toeslagen (hierna ook: B/T) blijkens het dossier wel een aanvraag om kinderopvangtoeslag (hierna ook : kot) ontvangen op naam van belanghebbende. Voor dat jaar is door B/T ook op naam van belanghebbende een bedrag aan kot uitbetaald. Voor dat jaar heeft geen terugvordering, stopzetting of vermindering van de toegekende kot plaatsgevonden.
Voor de jaren 2006 tot en met 2010 is door B/T op naam van belanghebbende geen
aanvraag kot ontvangen en is door B/T op die naam ook geen kot toegekend/uitgekeerd. Uit een en ander volgt dat belanghebbende ten aanzien van de jaren 2005 tot en met 2010 buiten het bereik van de herstelregelingen valt.

De bezwaren van belanghebbende zijn daarom kennelijk ongegrond. De Commissie heeft daarom met toepassing van artikel 7:3 Algemene wet bestuursrecht van het horen van belanghebbende afgezien.

Conclusie

Samengevat adviseert de Commissie de bezwaarschriften kennelijk ongegrond te verklaren.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter