BAC 2022-3425
Publicatiedatum 09-11-2023
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 28 december 2021 met kenmerk UHT-DC I
Ontvangst bezwaarschrift: 1 februari 2022
Hoorzitting: 14 oktober 2022
Overdracht advies aan UHT: 11 januari 2023
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren.
Onderwerp van advies
Het door [gemachtigde] namens [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen beschikking definitieve compensatie kinderopvangtoeslag (hierna: kot) van 28 december 2021.
De compensatie is aan belanghebbende toegekend omdat bij de beoordeling van het
recht op kinderopvangtoeslag van belanghebbende in de jaren 2008 en 2009 fouten zijn gemaakt. Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-) zaken van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) is aan hem voor de jaren 2008 en 2009 een compensatie toegekend. Op grond van artikel 8.6 van de Wet hersteloperatie toeslagen, die op 5 november 2022 in werking is getreden, wordt genoemde beschikking aangemerkt als beschikking krachtens de Wet hersteloperatie toeslagen.
De compensatie bestaat uit:
- vergoeding van door de Belastingdienst teruggevorderde kinderopvangtoeslag;
- vergoeding van materiële schade volgens de vaste norm van 25% van dit bedrag;
- vergoeding van invorderingskosten, inclusief rente;
- vergoeding voor de kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
- vergoeding van immateriële schade van € 500 per 6 maanden;
- rentevergoeding over gemiste kinderopvangtoeslag;
- extra vergoeding van 1 %.
Procesverloop
- Op 19 maart 2020 heeft belanghebbende een verzoek gedaan om herbeoordeling van zijn kinderopvangtoeslag.
- Bij beschikking van 23 februari 2021 is aan belanghebbende een bedrag van € 30.000 toegekend op grond van het Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag (Staatscourant 1 juni 2021, nr. 28304).
- Bij beschikking van 28 december 2021 heeft UHT belanghebbende een compensatie
toegekend van € 65.868. Het eerder uitgekeerde bedrag van € 30.000 werd
daarbij verrekend. - Tegen de beschikking van 28 december 2021 heeft gemachtigde bij brief van 1
januari 2022 een bezwaarschrift ingediend. - UHT heeft de ontvangst van het bezwaarschrift bevestigd bij brief van 1 februari
2022. - UHT heeft op 26 juli 2022 een schriftelijke reactie ingediend op de bezwaren van de
belanghebbende. - Bij brief van 11 augustus 2022, verzonden per email, heeft gemachtigde de gronden
van het bezwaar aangevuld. - Bij brief van 6 oktober 2022 heeft gemachtigde de gronden van het bezwaar nader
aangevuld. - Op 14 oktober 2022 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden. Hiervan is een verslag dat bij het advies is gevoegd.
- Op 9 november 2022 heeft UHT, daarnaar ter zitting gevraagd, een nadere reactie
ingediend.
Vaststaande feiten
Aan belanghebbende zijn voor de berekeningsjaren 2008 ( € 15.431) en 2009 (€ 17.869) voorschotten kot toegekend.
Bij beschikking van 30 september 2009 is het voorschot kot over 2008 op nihil gesteld, waarna de kot over 2008 bij beschikking van 4 augustus 2015 definitief is vastgesteld
op nihil.
Bij beschikking van 30 september 2009 is het voorschot kot over 2009 op nihil gesteld,
waarna de kot over 2009 bij beschikking van 21 juni 2015 definitief is vastgesteld op
nihil.
Belanghebbende heeft tegen de nihil stellingen over de toeslagjaren 2008 en 2009 bezwaar en beroep ingesteld. De bezwaren en het beroep zijn ongegrond verklaard. Omdat de Belastingdienst fouten heeft gemaakt bij de beoordeling van zijn situatie over de toeslagjaren 2008 en 2009, is aan belanghebbende bij beschikking van 28 december 2021 een definitieve compensatie van € 65.868 toegekend.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en ontvangen en dat het ook
overigens voldoet aan de daaraan te stellen eisen.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Te laag bedrag toegekend/materiële en immateriële schade is tenminste € 30.000
Belanghebbende heeft aangevoerd dat de werkelijke schade hoger is dan de toegekende compensatie voor materiële en immateriële schade. De Commissie wijst erop dat op grond van artikel 2.1 lid 1 jo. artikel 2.3 van de Wet hersteloperatie toeslagen, zoals die op 5 november 2022 in werking is getreden en waarbij het Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare zaken (hierna: de Compensatieregeling) – dat ten tijde van het nemen van de bestreden beschikking gold – is vervallen, alleen forfaitaire bedragen aan compensatie worden toegekend. Als belanghebbende meent dat hij meer of andere schade heeft geleden, dan dient hij daarvoor een verzoek in te dienen voor vergoeding van aanvullende werkelijke schade zoals omschreven in artikel 2.1 lid 3 van de Wet hersteloperatie Toeslagen.
Herbeoordeling jaren 2010, 2011 en 2012
Gemachtigde heeft in deze bezwaarprocedure aangevoerd dat belanghebbende mogelijk aanspraak heeft op compensatie voor de jaren 2010, 2011 en 2012. UHT heeft toegezegd te zullen beoordelen of belanghebbende over deze jaren in aanmerking komt voor compensatie.
De Commissie kan daarover pas een advies uitbrengen, als UHT na herbeoordeling van
deze jaren een voor bezwaar vatbaar besluit heeft genomen. Indien deze herbeoordeling niet leidt tot een voor belanghebbende bevredigend besluit, dan kan hij, indien hij dat wenst, tegen die beschikking bij UHT een bezwaarschrift indienen, waarna de Commissie daarover een advies zal uitbrengen.
Vergoeding juridische hulp
De Commissie wijst erop dat op grond van artikel 2.3 lid 6 van de Wet hersteloperatie
toeslagen een forfaitaire vergoeding wordt toegekend voor de kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand, voor zover deze kosten niet eerder zijn vergoed. De kosten worden vastgesteld op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij een wegingsfactor 2 wordt toegepast. In het bestreden besluit is een vergoeding van juridische kosten van € 5.984 toegekend. Belanghebbende heeft in zijn aanvullende gronden d.d. 6 oktober 2022 verzocht om de vergoeding voor juridische kosten te bepalen op een hoger bedrag dan door UHT toegekend en heeft deze kosten berekend op een bedrag van € 17.952. UHT heeft in haar aanvullende schriftelijke reactie, ingediend op 9 november 2022, geconcludeerd tot een vergoeding van juridische kosten van € 22.011. Gezien het standpunt van belanghebbende en de reactie van UHT, adviseert de Commissie de vergoeding voor juridische hulp te bepalen op een bedrag van € 22.011.
Rentevergoeding over gemiste kot
Gemachtigde heeft aangevoerd dat de rente onjuist is berekend, omdat er verschillende verrekeningen met onder andere huurtoeslag en zorgtoeslag hebben plaatsgevonden, terwijl voor die toeslagen een hoger rentepercentage geldt.
De Commissie overweegt dat deze post in de compensatieberekening uitsluitend
betrekking heeft op de rente over de gemiste kot als gevolg van de neerwaartse
correctiebeschikking. Als belanghebbende meent dat hij meer of andere (rente)schade
heeft geleden, dan kan dat beoordeeld worden in een procedure over aanvullende
werkelijke schade.
Immateriële schade
De forfaitaire vergoeding voor immateriële schade uit de Wet hersteloperatie toeslagen is een vergoeding voor de veronderstelde stress, ongemak en onzekerheid die de belanghebbende heeft ervaren in de (lange) tijd die is verstreken vanaf het eerste neerwaartse correctiebesluit. De compensatie bedraagt € 500 voor ieder halfjaar dat is verstreken tussen het eerste neerwaartse correctiebesluit en de dagtekening van de eerste beschikking tot toekenning van compensatie. De Commissie begrijpt uit het bezwaar van belanghebbende dat hij meent dat zijn werkelijke immateriële schade hoger is dan de forfaitaire vergoeding. Een verzoek tot toekenning van aanvullende immateriële schade kan worden ingediend bij UHT, waarna de Commissie Werkelijke Schade daarover zal adviseren.
De compensatie van de immateriële schade wordt voorts, gelet op de Wet hersteloperatie toeslagen, niet toegekend per individuele stopzetting per toeslagjaar, maar voor de totale periode tussen de initiële intrekking van de kinderopvangtoeslag en de afhandeling van de compensatie. Wat betreft de periode waarover de forfaitaire vergoeding is berekend, geldt dat deze overeenkomstig artikel 2.3 lid 4 van de Wet hersteloperatie toeslagen berekend dient te worden vanaf de eerste neerwaartse correctiebeschikking van 30 september 2009 tot aan de definitieve compensatiebeschikking van 28 december 2021. UHT heeft bij het berekenen van de forfaitaire vergoeding de juiste grondslag gehanteerd.
Conclusie en advies
De Commissie concludeert dat het bezwaar gedeeltelijk gegrond is. De Commissie adviseert aan UHT om:
- het bezwaarschrift gegrond te verklaren ten aanzien van de verzochte vergoeding van kosten van juridische hulp, die vergoeding te bepalen op een bedrag van € 22.011 en voor het overige ongegrond;
- te bevorderen dat de herbeoordeling over de jaren 2010, 2011 en 2012 snel plaatsvindt;
- een vergoeding voor proceskosten voor deze bezwaarprocedure toe te kennen van een punt met een wegingsfactor 2 voor het indienen van een bezwaarschrift.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter