Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-12324

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 16 november 2022 (UHT-DC I)
16 november 2022 (UHT-DC-I A)
16 november 2022 (UHT-DH5 A)
21 november 2022 (UHT-O OGS B)

Hoorzitting: 28 juni 2024 om 13.00 uur

Overdracht advies aan UHT: 18 december 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT
om het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren en de beschikking van 16
november 2022 met kenmerk UHT-DC I te herroepen. Voorts adviseert de
Commissie het verzoek voor een vergoeding van de proceskosten toe te wijzen.

Onderwerp van advies

De door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschriften zijn gericht tegen de door UHT genomen definitieve beschikkingen compensatie kinderopvangtoeslag.

Aan belanghebbende is met toepassing van de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna:
Wht) compensatie toegekend voor de jaren 2007 en 2012 en geen compensatie
toegekend voor de jaren 2005, 2006, 2008 tot en met 2011 en 2013. Voor het jaar
2013 is wel een O/GS-tegemoetkoming toegekend.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 22 december 2020 verzocht om een herbeoordeling van
    de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) voor de jaren 2012 tot en met 2014. In
    overleg met belanghebbende heeft herbeoordeling plaatsgevonden van de jaren
    2005 tot en met 2013.
  • De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek
    van belanghebbende op 28 juli 2022 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft
    geadviseerd dat gedurende de jaren 2005, 2006, 2008 tot en met 2011 en 2013
    geen sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid of bijzondere
    omstandigheden.
  • Bij beschikking van 16 november 2022 (UHT-DC I) heeft UHT aan
    belanghebbende een compensatie toegekend voor een bedrag van € 29.453,-
    (aangevuld tot € 30.000,-) voor de jaren 2007 en 2012.
  • Eveneens bij beschikking van 16 november 2022 (UHT-DC-I A) heeft UHT aan
    belanghebbende meegedeeld dat de compensatie voor de jaren 2005, 2006, 2008
    tot en met 2011 en 2013 is afgewezen.
  • Eveneens bij beschikking van 16 november 2022 (UHT-DH5 A) heeft UHT
    meegedeeld dat belanghebbende niet in aanmerking komt voor de
    hardheidsregeling met betrekking tot de jaren 2005, 2006, 2008 tot en met 2011
    en 2013.
  • Bij beschikking van 21 november 2022 (UHT-O OGS B) heeft UHT aan
    belanghebbende een O/GS-tegemoetkoming toegekend voor een bedrag van €
    5.483,- voor het jaar 2013.
  • Gemachtigde heeft bij brief van 13 december 2022, ingekomen op 14 december
    2022, tegen deze 4 beschikkingen 4 bezwaarschriften ingediend.
  • UHT heeft op 25 september 2023 schriftelijk gereageerd op de bezwaarschriften.
  • Gemachtigde heeft bij brief van 14 mei 2024, de bezwaarschriften aangevuld.
  • Op 28 juni 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden.
  • UHT heeft, daartoe door de Commissie ter zitting verzocht, op 12 augustus 2024
    een nadere schriftelijke reactie ingediend. Gemachtigde heeft daar op 9
    september 2024 op gereageerd.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat de bezwaarschriften ontvankelijk zijn.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De Commissie ziet zich gesteld voor de beantwoording van de vraag of UHT de
toegekende compensatie voor de jaren 2007 en 2012 op de juiste wijze heeft berekend en terecht en op goede gronden is gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie of tegemoetkoming voor de jaren 2005, 2006, 2008 tot en met 2011 en 2013 af te wijzen.

Controleerbaarheid compensatieberekening
De compensatie en de berekening daarvan zijn vastgesteld op grond van de Wht. In
bezwaar is aangegeven dat gemachtigde de juistheid van de compensatieberekening niet kon controleren. De Commissie is van mening dat het bestreden besluit door middel van het indienen van het schriftelijke verweer en een uitgebreide uitleg met behulp van producties alsnog voldoende is onderbouwd. De Commissie adviseert UHT daarom het bezwaar van belanghebbende wat betreft de berekening van de compensatieberekening ongegrond te verklaren.

Onjuistheid renteberekening
Ingevolge artikel 2.3 lid 7 Wht wordt, kortweg, over het bedrag van de gemiste KOT als
gevolg van de neerwaartse correctiebeschikking, rente vergoed. De rente wordt berekend over het bedrag aan compensatie voor correctiebesluiten met overeenkomstige toepassing van artikel 27 Awir. In de compensatieberekening is de rente over de gemiste KOT opgenomen bij onderdeel o. UHT heeft in haar beschouwing erkend dat de berekening onjuist is en dat in de nieuwe berekening op een hogere rentevergoeding wordt uitgekomen. Het bezwaar is in zoverre gegrond.

Doorwerking aanpassing renteberekening
De (gedeeltelijke) gegrondbevinding van het bezwaar zal ook leiden tot aanpassing van alle, ingevolge de Wht, daarmee samenhangende, vergoedingen met inachtneming van dit advies. Daarbij zal de einddatum van de vergoeding voor immateriële schade en van de desbetreffende vergoedingen worden vastgesteld op de datum van de dagtekening van de beslissing op bezwaar.

Compensatie 2005, 2006, 2008 t/m 2011 en 2013
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat ten onrechte geen compensatie wegens vooringenomenheid of hardheid is verleend voor de jaren 2005, 2006, 2008 t/m 2011 en 2013. De Commissie merkt op dat uit het dossier en de toelichting van UHT volgt dat de KOT over de bovengenoemde jaren is bijgesteld als gevolg van wijzigingen die conform de wet zijn uitgevoerd. Dergelijke bijstellingen geven, gelet op artikel 2.1 lid 1 Wht, in beginsel geen aanspraak op compensatie wegens vooringenomenheid of hardheid.

Namens belanghebbende is niet gemotiveerd waarom de feiten waarvan UHT uitgaat niet kloppen. De Commissie ziet bij die stand van zaken dan ook geen aanknopingspunten om tot een andere uitkomt te concluderen. Het bezwaar is op dit punt ongegrond.

Vergoeding werkelijke schade
Belanghebbende heeft ten slotte nog aangevoerd dat de werkelijke schade hoger is dan de toegekende compensatie voor materiële en immateriële schade en de
tegemoetkoming O/GS. De Commissie heeft nadrukkelijk kennis genomen van hetgeen belanghebbende dienaangaande in zijn verklaring (p. 446-447) en ter zitting naar voren heeft gebracht. In deze procedure kan zij daaraan echter geen gevolgen verbinden. Op grond van artikel 2.1, lid 1 jo. artikel 2.3 van de Wht kunnen bij de integrale beoordeling namelijk alleen forfaitaire bedragen aan compensatie worden toegekend. Ingeval meer of andere schade is geleden dan forfaitair wordt vergoed, heeft belanghebbende o.a. de mogelijkheid daarvoor een verzoek tot vergoeding van werkelijke schade in te dienen, zoals omschreven in artikel 2.1, lid 3 Wht. Voor het geval dat verzoek nog niet zou zijn ingediend, wordt UHT geadviseerd het onderhavige bezwaarschrift als zodanig aan te merken. Dit laatste in verband met het te lange tijdsverloop in de bezwaarfase en de naderende einddatum van 31 december 2024.

Proceskosten
Nu UHT en de Commissie het bezwaar op gedeeltelijk gegrond achten en de Commissie tot herroeping van de bestreden beschikking met het kenmerk UHT-DC I zal adviseren wordt tevens tot een toekenning van een proceskostenvergoeding geadviseerd.

    Conclusie

    Samengevat adviseert de Commissie als volgt: het bezwaar tegen de beschikking van
    16 november 2022 met kenmerk UHT-DC I gedeeltelijk gegrond te verklaren en deze
    beschikking te herroepen;

    • de compensatieberekening aan te passen conform bovenstaande overwegingen;
    • de overige bezwaarschriften ongegrond te verklaren;
    • een vergoeding toe te kennen voor kosten van rechtsbijstand in deze
      bezwaarprocedure.

    [handtekening]

    Secretaris

    [handtekening]

    Fungerend voorzitter