Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-12294

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 27 oktober 2022 met kenmerk UHT-DC I
27 oktober 2022 met kenmerk UHT-DC-I A
27 oktober 2022 met kenmerk UHT-DH5 A
11 november 2022 met kenmerk UHT-O OGS B

Ontvangst bezwaarschrift: 5 december 2022

Hoorzitting: 6 maart 2024

Overdracht advies aan UHT: 9 september 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om
het bezwaar tegen de beschikking van 27 oktober 2022 (UHT-DH 5A) gegrond
te verklaren en voor het overige ongegrond te verklaren.

Onderwerp van advies

Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen compensatiebeschikkingen van 27 oktober 2022 (met de kenmerken UHT-DC I, UHTDC-I A en UHT-DH5 A), waarbij aan belanghebbende over het jaar 2011 een compensatie van € 48.333,- is toegekend en het verzoek om compensatie over de jaren 2010, 2012 en 2013 is afgewezen, alsmede de beschikking van 11 november 2022 (met kenmerk UHT-O OGS B), op grond waarvan een O/GS-tegemoetkoming van € 4.545,- is toegekend over het jaar 2013.

Overgangsrecht
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moet de bestreden beschikking geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

Belanghebbende heeft op 21 mei 2021 telefonisch verzocht om een
herbeoordeling van de KOT.

  • Bij brief van 27 augustus 2021 (met kenmerk UHT-B DMB2) heeft UHT aan
    belanghebbende op grond van de Catshuisregeling een compensatiebedrag
    toegekend van € 30.000,-.
  • De Commissie van Wijzen (CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek van
    belanghebbende op 3 oktober 2022 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft
    geoordeeld dat de compensatieregeling en de hardheidscompensatie niet van
    toepassing zijn voor de berekeningsjaren 2010, 2012 en 2013. Voor toeslagjaar
    2011 is de compensatieregeling wel van toepassing, en voor toeslagjaar 2013
    wordt een O/GS-tegemoetkoming toegekend.
  • Bij beschikkingen van 27 oktober 2022 (met de kenmerken UHT-DC-I A en UHTDH5
    A) heeft UHT beslist dat belanghebbende geen recht heeft op een
    compensatie of tegemoetkoming in verband met hardheid voor de jaren 2010,
    2012 en 2013.
  • Bij beschikking van 27 oktober 2022 (met kenmerk UHT-DC I) heeft UHT aan
    belanghebbende een definitief compensatiebedrag van € 48.333,- toegekend voor
    het toeslagjaar 2011.
  • Bij beschikking van 11 november 2022 (met kenmerk UHT-O OGS B) heeft UHT
    aan belanghebbende een O/GS-tegemoetkoming toegekend van € 4.545,- voor
    het toeslagjaar 2013.
  • Tegen de vier bovenstaande beschikkingen heeft gemachtigde op 2 december
    2022 een bezwaarschrift ingediend.
  • UHT heeft op 8 augustus 2023 een schriftelijke reactie ingediend op de bezwaren
    van gemachtigde.
  • Op 6 maart 2024 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid
    van partijen.
  • Op 11 juni heeft gemachtigde nadere stukken aan de Commissie gezonden.
  • Op 19 juni 2024 heeft UHT een aanvullende beschouwing ingediend.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Bezwaargronden met betrekking tot alle primaire besluiten

Geen persoonlijk dossier beschikbaar: schending equality of arms
Belanghebbende stelt in bezwaar dat UHT handelt in strijd met het beginsel van equality of arms. In haar ogen wordt ze in haar procesbelang geschaad, omdat ze niet de beschikking krijgt over haar persoonlijk dossier en daardoor niet over de voor het voeren van bezwaar benodigde documenten beschikt. De Commissie overweegt hierover het volgende.

De Commissie is een onafhankelijke bezwaarschriftenadviescommissie in de zin van
artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Voor de procedure bij de Commissie gelden de procedurele waarborgen van de Awb en tegen beslissingen op
bezwaar van UHT, zoals volgt op de adviezen van de Commissie, kan een
belanghebbende rechtsmiddelen instellen bij de rechter.

Op grond van artikel 7:4 lid 2 Awb en artikel 5.2 leden 3 en 4 van de Wht heeft een
belanghebbende voorafgaand aan de hoorzitting bij de Commissie recht op afschriften
van de op de zaak betrekking hebbende stukken. Het verweerschrift met de bijbehorende producties is op 28 december 2022 aan gemachtigde toegezonden. Hierdoor hebben gemachtigde en belanghebbende kennis kunnen nemen van de stukken die ten grondslag liggen aan de bestreden besluiten en gelegenheid gehad om daarop te reageren. Uit de stellingname van belanghebbende en UHT volgt niet dat er in het aan de Commissie en belanghebbende beschikbaar gestelde bezwaardossier nog specifieke stukken zouden ontbreken die van enig belang zijn geweest bij de door UHT genomen besluiten. De Commissie ziet daarom geen aanknopingspunten voor het oordeel dat belanghebbende in haar procesbelang is geschaad en het beginsel van ‘equality of arms’ geschonden zou zijn. Het bezwaar is op dit onderdeel ongegrond.

Schending van het motiveringsbeginsel
Belanghebbende stelt dat alle bestreden beschikkingen in strijd zijn met het
motiveringsbeginsel, omdat de onderliggende stukken ontbreken. UHT heeft hierop
gesteld dat voor zover de beschikking onvoldoende was gemotiveerd, enig gebrek met de schriftelijke reactie is hersteld.

De Commissie kan de UHT volgen in het ingenomen standpunt ten aanzien van de
motivering van de besluiten. Voor zover UHT de berekeningen en gronden voor afwijzing van compensatie in de bestreden beslissingen al (te) summier heeft toegelicht, meent de Commissie dat het bestreden besluit door middel van het indienen van het schriftelijke verweer, een uitgebreide uitleg met behulp van LIC-overzichten en overige producties alsnog voldoende is onderbouwd. Het bezwaar treft in zoverre geen doel.

Bezwaar met betrekking tot de definitieve beschikkingen afwijzing compensatie (UHT-DCI A) en hardheidscompensatie (UHT-DH5 A) over de toeslagjaren 2010, 2012 en 2013

Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat vanwege het ontbreken van de
onderliggende stukken niet is na te gaan of zij inderdaad geen aanspraak kan maken op een compensatie of tegemoetkoming. UHT heeft in haar schriftelijke reactie toegelicht dat er weliswaar sprake was van vooringenomen handelen, maar dat belanghebbende geen baan of studie had of re-integratieverplichtingen vervulde en als zodanig geen doelgroeper was. Zodoende is er volgens UHT sprake van ‘evident geen recht.’ De Commissie overweegt als volgt.

Op grond van art. 2.1, tweede lid, Wht wordt geen compensatie toegekend indien de
door de aanvrager van een kinderopvangtoeslag geleden schade is te wijten aan ernstige onregelmatigheden die aan hem toerekenbaar zijn.

De Commissie kan UHT in zoverre volgen in haar stelling, dat uit het beschikbare dossier niet is af te leiden dat belanghebbende in 2010, 2012 of 2013 een studie volgde, een baan had of re-integratieverplichtingen vervulde en daarmee geen zogenoemde doelgroeper was. Echter, ook in die omstandigheden kan toepassing van de hardheidsregeling aangewezen zijn. Ook in het handboek IB van UHT staat beschreven dat in uitzonderlijke situaties sprake kan zijn van compensatie vanwege hardheid, als de ouder niet werkte of voldeed aan het doelgroepvereiste in verband met gezondheidsproblemen en objectief is vastgesteld dat de niet werkende ouder niet in staat was om het kind op te vangen.

Een medewerkster van het gastouderbureau is bij belanghebbende thuis gekomen en heeft belanghebbende geholpen bij de aanvraag van kinderopvangtoeslag. De opvang
is omstreeks oktober 2010 begonnen. Belanghebbende heeft verteld dat zij full time opvang nodig had omdat zij niet kon zorgen voor haar jongste kinderen.

Tijdens de hoorzitting is afgesproken dat belanghebbende medische stukken in het
geding brengt ter onderbouwing van haar stelling dat zij zelf in de jaren 2010, 2012 en
2013 op medische gronden niet in staat was te werken en aangewezen was op opvang
omdat zij niet in staat was om voor haar jongste kinderen te zorgen. Verder is
belanghebbende in de gelegenheid gesteld om haar stelling dat er in 2010 een vordering was op haar ter zake van gemaakte en nog niet betaalde opvangkosten, nader met stukken te onderbouwen.

Belanghebbende heeft een groot aantal medische stukken in geding gebracht. Uit deze
medische stukken is af te leiden dat belanghebbende in de jaren na het overlijden van
haar dochter is gediagnosticeerd met en behandeld voor onder meer posttraumatische
stress-stoornis, paniekstoornis, agorafobie, depressiviteit en slaapstoornis. Op basis van deze uitgebreide medische informatie staat genoegzaam vast dat belanghebbende in de jaren na eind 2010 dermate ernstige gezondheidsproblemen had, dat zij daardoor niet in staat was om te werken en om haar jongste kinderen op te vangen en daarmee op opvang voor hen aangewezen was. Hieruit volgt dat in de jaren 2012 en 2013 in beginsel een beroep kan worden gedaan op de uitzondering om in aanmerking te komen voor toepassing van de hardheidsregeling.

Wel merkt de Commissie daarbij op dat in toeslagjaar 2010 geen KOT is uitbetaald, en
dat gemachtigde ondanks het verzoek daartoe enige vordering uit hoofde van
kinderopvang niet nader heeft onderbouwd. Dit toeslagjaar komt al om deze reden niet voor hardheidscompensatie in aanmerking. Dit ligt anders in de toeslagjaren 2012 en 2013, nu in deze toeslagjaren wel KOT is uitgekeerd en rechtstreeks is betaald aan de gastouder of de kinderopvanginstelling en opvang is afgenomen. Gelet op deze
omstandigheden in onderlinge samenhang adviseert de Commissie om de
hardheidsregeling in deze jaren wel toe te passen.

Beslagvrije voet
Belanghebbende stelt dat zij aanspraak kan maken op hardheidscompensatie, omdat bij de terugvordering over de toeslagjaren is verrekend met uitbetalingen van andere
toeslagen. Daarbij is geen rekening gehouden met de beslagvrije voet van
belanghebbende. De Commissie overweegt hierover als volgt.

Gelet op wat hiervoor is overwogen hoeft de Commissie niet toe te komen aan deze
bezwaargrond. Over 2010 heeft geen betaling en (daarmee) geen terugvordering en
verrekening plaatsgevonden. Over 2013 en 2014 adviseert de Commissie om tot
compensatie over te gaan. In de berekening van het compensatiebedrag is het bedrag
aan verrekeningen begrepen. De verrekeningen op zichzelf houden dus geen schadepost in.

De nu voorliggende procedure heeft alleen betrekking op de toekenning van de
standaard vergoedingen en niet op de vergoeding van de werkelijke schade. Als een
ouder van mening is dat hem of haar aanvullende compensatie voor werkelijke schade
als gevolg van de verrekeningen toekomt, is de aangewezen weg een verzoek daartoe bij de Commissie Werkelijke Schade of de Stichting Gelijkwaardig Herstel in te dienen.
Definitieve beschikking tegemoetkoming opzet/grove schuld De aanvankelijke bezwaargrond dat de O/GS-tegemoetkoming over het jaar 2013 niet juist is berekend, hoeft niet meer te worden besproken omdat gemachtigde op de hoorzitting te kennen heeft gegeven de toelichting op de berekening door UHT te onderschrijven. Overigens is het zo, dat als in de lijn van dit advies een compensatie over dat jaar wordt toegekend, een O/GS tegemoetkoming achterwege blijft (artikel 2.6, lid 4, Wht).

Proceskostenvergoeding
Nu het bezwaar naar de mening van de Commissie deels gegrond is, adviseert de
Commissie om het verzoek voor vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in deze
bezwaarprocedure toe te wijzen. Op grond van het Besluit proceskosten heeft
gemachtigde recht op een forfaitaire vergoeding op basis van 2 procespunten
(bezwaarschrift en verschijnen hoorzitting) met een wegingsfactor 2. Het komt de
Commissie als redelijk voor dat UHT 0.5 punt vergoedt voor het indienen van het
omvangrijke medische dossier door de gemachtigde. Net als in eerdere zaken adviseert
de Commissie daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen.

Conclusie

De Commissie adviseert UHT:

  • het bezwaar tegen de beschikking van 27 oktober 2022 met kenmerk UHTDH5
    A gegrond te verklaren en over de toeslagjaren 2012 en 2013 een
    hardheidscompensatie toe te kennen;
  • het bezwaar voor het overige ongegrond te verklaren;
  • een proceskostenvergoeding toe te kennen op basis van 2,5 procespunten
    met een wegingsfactor 2. De Commissie adviseert daarbij de hoogste
    vergoeding per procespunt toe te kennen.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter