Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-12282

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 1 november 2022 (UHT DC I A, UHT DC- I en
UHT- DH5 A)

Hoorzitting: 3 september 2024 om 14:00 uur

Overdracht advies aan UHT: 7 november 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om de
beschikking met kenmerk UHT-DC I te herroepen en een vergoeding van de
proceskosten toe te wijzen. De Commissie adviseert voorts om de bezwaren gericht
tegen de beschikkingen met kenmerken UHT-DC-I A en UHT-DH5 A ongegrond te
verklaren.

Onderwerp van advies

Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift d.d. 3 december 2022, ontvangen op 7 december 2022 is gericht tegen de door UHT genomen definitieve beschikkingen compensatie kinderopvangtoeslag van
1 november 2022 met kenmerken UHT-DC-I A en UHT- DC- I en de beschikking
herbeoordeling kinderopvangtoeslag van 1 november 2022 met kenmerk UHT DH5 A.

Aan belanghebbende is met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 en
vergelijkbare (CAF-)zaken van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna:
Compensatieregeling) geen compensatie toegekend voor de jaren 2005, 2008, 2009 en 2010.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 20 december 2019 verzocht om een herbeoordeling van
    de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de jaren 2005 tot en met 2007.
  • UHT heeft bij beschikking van 14 juni 2021 met kenmerk UHT- B- DMB2 aan
    belanghebbende medegedeeld dat hij wel in aanmerking komt voor een betaling
    van €30.000.
  • De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek
    van belanghebbende op 28 mei 2021 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft
    geadviseerd dat gedurende de betrokken jaren (2005, 2008 tot en met 2010)
    geen sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid of bijzondere
    omstandigheden.
  • UHT heeft bij bestreden beschikking van 1 november 2022 (UHT-DC-I) aan
    belanghebbende medegedeeld dat hij recht heeft op compensatie voor de jaren
    2006 en 2007 voor het bedrag van € 19.409.
  • UHT heeft bij bestreden beschikkingen van 1 november 2022 (UHT-DC-I A en
    UHT- DH5 A) aan belanghebbende medegedeeld dat hij geen recht heeft op
    compensatie voor de jaren 2005, 2008, 2009 en 2010.
  • Gemachtigde heeft bij brief van 3 december 2022, ingekomen op 7 december
    2022, tegen deze beschikking een bezwaarschrift ingediend.
  • UHT heeft op 2 november 2023 schriftelijk gereageerd op het bezwaarschrift.
  • Op 29 augustus 2024 heeft gemachtigde aanvullende gronden ingediend en
    aangegeven dat voor het jaar 2008 wel sprake is van vooringenomenheid.
  • Op 3 september 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden.
  • UHT heeft, daartoe door de Commissie ter zitting verzocht, geen nadere
    schriftelijke reactie ingediend.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel
Belanghebbende stelt dat bij de voorbereiding en totstandkoming van de besluiten niet de vereiste zorgvuldigheid in acht is genomen.

De Commissie overweegt dat UHT de bestreden beslissingen inderdaad niet uitvoerig
heeft toegelicht, maar dat dit niet impliceert dat er van een gebrekkige motivering dan
wel onzorgvuldigheid sprake is.

De Commissie is van mening dat door middel van het indienen van het
schriftelijke verweer, een uitgebreide uitleg met behulp van het invul- en
beoordelingsformulier, beschikkingen, overzichten van het Landelijk incassocentrum
(hierna: LIC) en overige producties, de bestreden besluiten voldoende zijn onderbouwd. Op dit punt treft het bezwaar geen doel.

Ontbrekende stukken/dossier
Belanghebbende stelt dat het dossier onvolledig is. De Commissie volgt dit standpunt
niet. De schriftelijke reactie en de op de zaak betrekking hebbende stukken zijn aan
gemachtigde toegezonden, dan wel op de hoorzitting aan gemachtigde overhandigd.

De Commissie heeft geen aanknopingspunten gevonden om aan te nemen dat hier niet is voldaan aan de in artikel 7:4 lid 2 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb)
neergelegde verplichting om alle op de zaak betrekking hebbende stukken ter inzage te leggen. De Commissie adviseert UHT daarom om dit onderdeel van het bezwaar
ongegrond te verklaren.

Geen compensatie 2005, 2008 tot en met 2010
Belanghebbende stelt dat hij ook voor de toeslagjaren 2005, 2008 tot en met 2010 recht heeft op compensatie. De Commissie merkt hierover het volgende op.

Voor een compensatie of tegemoetkoming in het kader van de Wht komt de ouder in
aanmerking van wie aannemelijk is dat de vaststelling van zijn aanspraak op KOT in enig jaar onderdeel is geweest van bijzondere hardheid of van een institutioneel
vooringenomen handelwijze van de B/T, of de ouder die ten onrechte een kwalificatie
opzet/grove schuld heeft gekregen.

Door de verschillende ‘specificaties voorschotbeschikkingen KOT’ en het ‘informatie- en beoordelingsformulier’, die zijn gevoegd bij de schriftelijke reactie van UHT, acht de
Commissie aannemelijk dat de toekenning van de KOT over de toeslagjaren 2008 tot en met 2010 is gebaseerd op door belanghebbende of de kinderopvanginstelling
overgelegde gegevens en wijzigingen in het toetsingsinkomen of afgenomen opvanguren.

De Commissie is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat er bij de toekenning, aanpassing en terugvordering van de KOT over deze jaren sprake is geweest van institutioneel vooringenomen handelen door de B/T dan wel hardheid van het stelsel. De bijstellingen zijn conform de wet uitgevoerd. Dergelijke bijstellingen geven, gelet op artikel 2.1 lid 1 onder b Wht, in beginsel ook geen aanspraak op een zogenoemde hardheidstegemoetkoming. De Commissie heeft geen aanknopingspunten gevonden om hier ten aanzien van belanghebbende anders over te oordelen.

Voorts is de Commissie niet gebleken en door belanghebbende onvoldoende aannemelijk gemaakt dat er sprake was van KOT over het jaar 2005, waarvoor belanghebbende mogelijk recht zou kunnen hebben op compensatie.

Compensatie toeslagjaren 2006 en 2007
Volgens UHT is over de jaren 2006 en 2007 wel sprake van vooringenomenheid. Op basis hiervan is aan belanghebbende compensatie toegekend. UHT verwijst voor de uitleg van de compensatieberekening naar de bijlage van het bestreden besluit, de schriftelijke reactie en het informatie- en beoordelingsformulier.

Vooringenomenheid toeslagjaar 2008
Wat betreft de door belanghebbende gestelde vooringenomenheid van B/T ten aanzien van het jaar 2008 is de Commissie van mening dat het wettelijke stelsel van
rechtsbescherming naar behoren heeft gewerkt. Van vooringenomenheid zijdens B/T dan wel hardheid van het stelsel is niet gebleken.

UHT heeft aangegeven dat de periode waarover de rentevergoeding over gemiste KOT is berekend niet juist is. De Commissie adviseert UHT om de renteberekening in de
beslissing op bezwaar overeenkomstig haar eigen standpunt aan te passen. Weliswaar
heeft de gemachtigde twijfels geuit over de juistheid van de LIC overzichten maar deze
zijn niet nader onderbouwd. Bij gebreke daarvan gaat de Commissie uit van de juistheid van deze overzichten. De Commissie meent wel dat de component immateriële schade en de vaste vergoeding van 1 % dienen te worden aangepast aan de gewijzigde berekening.

Proceskosten
De Commissie adviseert om (de componenten n, o en p) van de ”Berekening definitieve beslissing compensatiebedrag kinderopvangtoeslag” aan te passen op de door UHT in haar schriftelijke reactie aangegeven wijze. Aangezien het bestreden besluit daardoor wordt herroepen, dient er een proceskostenvergoeding toegekend te worden. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht heeft belanghebbende recht op een forfaitaire vergoeding op basis van twee procespunten (bezwaarschrift en bijwonen hoorzitting). Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding toe te kennen (wegingsfactor 2).

Conclusie

Samengevat adviseert de Commissie om:

  • De bezwaren tegen de beschikking UHT-DC I gegrond te verklaren ten aanzien van
    de rente over gemiste KOT en alle, ingevolge de Wht, daarmee samenhangende,
    vergoedingen opnieuw te berekenen met inachtneming van dit advies, en daarbij de
    einddatum van de desbetreffende vergoedingen vast te stellen op de datum tot aan
    de dagtekening van de beslissing op bezwaar en het bestreden besluit te herroepen;
  • de bezwaren tegen de beschikkingen UHT-DC-I A en UHT-DH5 A
    ongegrond te verklaren;
  • een vergoeding toe te kennen voor kosten van rechtsbijstand in deze
    bezwaarprocedure.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter