BAC 2022-12061
Publicatiedatum 22-07-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 24 november 2022 met kenmerk UHT DCHA
Hoorzitting: 7 oktober 2024
Overdracht advies aan UHT: 24 oktober 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het
bezwaar ongegrond te verklaren.
Onderwerp van advies
Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen definitieve beschikking compensatie
kinderopvangtoeslag van 24 november 2022 met kenmerk UHT-DCHA.
Aan belanghebbende is met toepassing van de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) geen compensatie toegekend voor de jaren 2005, 2006, 2007, 2008, 2009, 2010, 2011, 2012 en 2013.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 14 april 2021 verzocht om een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de jaren 2005, 2006, 2007, 2008, 2009, 2010, 2011, 2012 en 2013.
- Eerder heeft de toeslagpartner van belanghebbende het verzoek voor een integrale
herbeoordeling ingediend maar omdat de KOT op naam van belanghebbende staat heeft de toeslagpartner zich weer afgemeld. - UHT heeft bij bestreden beschikking van 1 maart 2022 (eerste toets) aan belanghebbende medegedeeld dat hij niet in aanmerking komt voor een betaling van €30.000,-.
- Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar ingesteld op 26 februari 2022.
- De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek van
belanghebbende op 14 november 2022 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft geadviseerd dat gedurende de betrokken jaren geen sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid of bijzondere omstandigheden. - UHT heeft bij bestreden beschikking van 24 november 2022 (integrale beoordeling,
kenmerk UHT -DCHA) aan belanghebbende medegedeeld dat hij geen recht heeft op
compensatie voor de jaren 2005, 2006, 2007, 2008, 2009, 2010, 2011, 2012 en 2013. - Gemachtigde heeft bij brief van 25 november 2022, ingekomen op 25 november 2022, tegen deze beschikking een bezwaarschrift ingediend.
- UHT heeft op 17 juni 2024 schriftelijk gereageerd op het bezwaarschrift.
- Op 7 oktober 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is een
verslag gemaakt, dat achter het advies is gevoegd. - UHT heeft, daartoe door de Commissie ter zitting verzocht, een week de tijd gekregen om een aanvullende beschouwing aan te leveren. Deze aanvulling heeft de Commissie niet mogen ontvangen.
- Dit advies is behandeld door de Commissie.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden is gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie of tegemoetkoming af te wijzen.
Gelijktijdige behandeling bezwaar tegen eerste toets (BAC 2022-06443)
Tegen het besluit van 1 maart 2022 dat op grond van de eerste toets is genomen, heeft
belanghebbende bezwaar ingediend bij brief van 26 februari 2022. Hangende de
bezwaarprocedure heeft UHT op 24 november 2022 een beslissing genomen op grond van de integrale beoordeling. Het bezwaarschrift tegen het besluit van 1 maart 2022 wordt, gelet op de aard en strekking van de Wht, met toepassing van artikel 6:19 Awb ook geacht te zijn gericht tegen het latere besluit van 24 november 2022.
Bezwaardossier
Op grond van artikel 7:4 lid 2 Awb en artikel 5.2 leden 3 en 4 van de Wht heeft de
belanghebbende voorafgaand aan de hoorzitting bij de Commissie recht op afschriften van de op de zaak betrekking hebbende stukken. Het verweerschrift met de bijbehorende producties is op 17 juni 2024 aan de gemachtigde toegezonden. Hierdoor hebben gemachtigde en belanghebbende kennis kunnen nemen van de stukken die ten grondslag liggen aan het bestreden besluit en gelegenheid gehad om daarop te reageren.
Geen vooringenomen handelen of hardheid
Uit de stukken in het dossier volgt dat de correcties van de KOT voor de jaren 2005 tot en met 2013 zijn gebaseerd op inkomenswijzigingen, op door belanghebbende zelf doorgegeven wijzigingen en toegezonden jaaropgaven en/of op de kinderopvanggegevens. Er zijn geen aanwijzingen dat die gegevens onjuist of onvolledig zijn.
Toeslagjaar 2005, 2006 en 2007
Voor zowel toeslagjaar 2005, 2006 als 2007 is het door B/T geregistreerde toetsingsinkomen voor belanghebbende en zijn toeslagpartner hoger dan het door hen opgegeven inkomen. Als gevolg hiervan is het definitieve KOT bedrag voor deze toeslagjaren neerwaarts gecorrigeerd.
Toeslagjaar 2008
Voor toeslagjaar 2008 geldt dat het door B/T geregistreerde toetsingsinkomen voor
belanghebbende en zijn toeslagpartner lager bleek dan het door hen opgegeven inkomen. Als gevolg hiervan is de KOT gecorrigeerd ten gunste van de belanghebbende. Uit het overgelegde informatie- en beoordelingsformulier en het LIC-overzicht voor dat jaar volgt dat belanghebbende in 2010 een aanvullend bedrag van € 230,- heeft ontvangen aan te weinig genoten KOT voor toeslagjaar 2008.
Toeslagjaar 2009 tot en met 2013
Voor de toeslagjaren 2009, 2010, 2011, 2012 en 2013 geldt dat het door B/T geregistreerde toetsingsinkomen uiteindelijk hoger was dan het vooraf door belanghebbende en zijn toeslagpartner opgegeven inkomen. Als gevolg hiervan is het definitieve KOT bedrag voor deze toeslagjaren neerwaarts gecorrigeerd.
De Commissie merkt op dat in het eerder genoemde informatie- en beoordelingsformulier vermeld staat dat er voor de toeslagjaren 2010, 2011, 2012 en 2013 betalingsregelingen met B/T zijn overeengekomen.
Wettelijke taak
B/T heeft de wettelijke taak om te controleren of de KOT voorschotten in een gegeven
toeslagjaar terecht zijn uitgekeerd en, zo niet, om eventueel te veel uitgekeerde bedragen terug te vorderen. B/T mag vertrouwen op de inkomensgegevens van ouders zoals deze in het systeem van de belastingdienst worden verwerkt en de gegevens die ouders en kinderopvanginstellingen verstrekken.
De Commissie overweegt dat, gelet op een en ander, uit de stukken in het dossier niet kan worden afgeleid dat er bij de toekenning, aanpassing of terugvordering van de KOT voor toeslagjaren 2005, 2006, 2007, 2008, 2009, 2010, 2011, 2012 en 2013 sprake is geweest van institutioneel vooringenomen handelen door de B/T dan wel hardheid van het stelsel. De terugvorderingen KOT waren gelegen in een te hoog voorschot, dat op basis van reguliere wijzigingen opnieuw is berekend. Deze bijstellingen zijn, aldus de aangehaalde stukken, conform de wet uitgevoerd. Dergelijke bijstellingen geven in beginsel ook geen aanspraak op een zogenoemde hardheidstegemoetkoming. De Commissie heeft geen aanknopingspunten
gevonden om hier ten aanzien van belanghebbende anders over te oordelen. Verder is er ook geen sprake geweest van een onterechte kwalificatie Opzet/Grove Schuld (hierna O/GS), zodat ook hierop geen aanspraak kan worden gemaakt.
De Commissie adviseert UHT daarom om dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te
verklaren.
Conclusie
Samengevat adviseert de Commissie om het bezwaar ongegrond te verklaren. Nu de
Commissie niet adviseert het primaire besluit te herroepen, is er geen aanleiding een
vergoeding van de proceskosten toe te kennen.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter