BAC 2022-11968
Publicatiedatum 07-02-2024
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 16 augustus 2022 met kenmerk UHT DC-I, UHT-DC-I A en
UHT-DHS A
Ontvangst bezwaarschrift: 23 september 2022
Hoorzitting: 29 september 2023
Overdracht advies aan UHT: 7 december 2023
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaarschrift gegrond te verklaren, het besluit met kenmerk UHT-DC I te herroepen en een proceskostenvergoeding toe te kennen.
Onderwerp van advies
Het door [gemachtigde] namens [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen beschikking definitieve compensatie kinderopvangtoeslag (hierna: kot) (UHT-DC I), de beschikking definitieve afwijzing kot (UHT-DC-I A) en de beschikking herbeoordeling kot (UHT DHS A), allen van 16 augustus 2022.
Aan belanghebbende is met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 en
vergelijkbare (CAF-)zaken van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna:
Compensatieregeling) compensatie toegekend voor het jaar 2012 en voor januari tot en met oktober 2013, en is geen compensatie toegekend voor november en december
2013.
Op 5 november 2022 is de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) in werking
getreden (Stb. 2022, 433). Op grond van artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten beschikkingen die in het kader van de hersteloperatie toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Wht, vanaf dat tijdstip geacht worden te zijn genomen op grond van afdeling 2.1 en verder van de Wht. Dit geldt ook voor de bestreden beschikkingen.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 26 november 2020 verzocht om een herbeoordeling van
de kot over de jaren 2012 en 2013. - De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek van belanghebbende op 11 maart 2022 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft geadviseerd dat gedurende de maanden november en december 2013 geen
sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid of hardheid. - Bij brief van 22 april 2022 heeft UHT belanghebbende een vooraankondiging van de voorlopige compensatieberekening toegezonden. Daarbij is een bedrag aan compensatie toegekend van € 28.427. Omdat belanghebbende al € 30.000 heeft ontvangen, volgt geen nabetaling.
- Gemachtigde heeft bij brief van 9 mei 2022 hiertegen een bezwaarschrift ingediend.
- Bij beschikking van 16 augustus 2022 (UHT-DC I) heeft UHT aan belanghebbende een definitieve compensatie toegekend van € 29.297. Deze compensatie is voor toeslagjaar 2012 en januari tot en met oktober 2013.
- Eveneens bij beschikking van 16 augustus 2022 (UHT-DC-I A) heeft UHT aan belanghebbende medegedeeld dat de compensatie voor de maanden november en
december 2013 is afgewezen. - Eveneens bij beschikking van 16 augustus 2022 (UHT-DHS A) heeft UHT aan
belanghebbende medegedeeld dat zij geen recht heeft op een hardheidstegemoetkoming voor de maanden november en december 2013. - Gemachtigde heeft bij brief van 21 september 2022 tegen deze 3 beschikkingen een bezwaarschrift ingediend.
- Bij beschikking van 12 oktober 2022 (UHT-O OGS B) heeft UHT aan belanghebbende een definitieve tegemoetkoming opzet/grove schold (hierna: O/GS) toegekend voor de maanden november en december 2013 van € 1.246.
- UHT heeft op 15 mei 2023 een schriftelijke reactie ingediend op de bezwaren van de belanghebbende. Bij e-mailbericht van 19 september 2023 heeft de nieuwe gemachtigde van belanghebbende, hierop gereageerd en het bezwaarschrift aangevuld.
- Op 29 september 2023 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen. Het verslag van deze hoorzitting is gevoegd bij het
advies. - Gemachtigde heeft, daartoe door de Commissie in de gelegenheid gesteld, op 6
oktober 2023 aanvullend gereageerd. UHT heeft daarop, ondanks herhaald verzoek niet meer gereageerd.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT de toegekende compensatie voor
toeslagjaar 2012 en januari tot en met oktober 2013 op de juiste wijze heeft berekend en terecht en op goede gronden is gekomen tot haar beslissing om het verzoek van
belanghebbende om compensatie of tegemoetkoming voor de maanden november en
december 2013 af te wijzen.
Gemachtigde heeft aangevoerd dat zonder het volledige dossier niet valt te controleren of de gegevens waarop het besluit rust correct zijn. De Commissie overweegt in dit verband dat UHT weliswaar de compensatieberekening bij het uitbrengen van het bestreden besluiten niet voldoende toegelicht heeft, maar de Commissie is van oordeel dat UHT met de in de schriftelijke reactie van 15 mei 2023 gegeven toelichting en de daarbij overgelegde stukken over de jaren 2012 en 2013 voldoende duidelijkheid over de berekening heeft gegeven. De Commissie acht het bestreden besluit daarmee voldoende onderbouwd.
De Commissie verstaat het verdere betoog van belanghebbende aldus dat de B/T ook in de maanden november en december 2013 vooringenomen jegens haar heeft gehandeld. Het afnemen van niet-registreerde kinderopvang is geen ernstige onregelmatigheid als bedoeld in de Wht, aldus gemachtigde. Er is echter, volgens de nu bekende gegevens, helemaal geen kinderopvang afgenomen in de desbetreffende maanden. Er bestaat dan op grond van artikel 1.5 van de Wko ook geen recht op kot, en dus ook geen recht op compensatie (artikel 2.1. Wht). Uit de door gemachtigde op 6 oktober 2023 (opnieuw) toegestuurde stukken kan de Commissie evenmin opmaken dat er gebruik is gemaakt van geregistreerde kinderopvang. Daarmee ontvalt ook aan de bezwaren tegen de andere aangevochten beschikkingen overtuigingskracht.
Ingevolge artikel 2.3 lid 7 Wht wordt, kortweg, over het bedrag van de gemiste kot als
gevolg van de neerwaartse correctiebeschikking, rente vergoed. De rente wordt berekend over het bedrag aan compensatie voor correctiebesluiten met overeenkomstige toepassing van artikel 27 Awir. In de compensatieberekening is de rente over de gemiste KOT opgenomen bij component 0. Echter, hieruit volgt niet hoe deze bedragen tot stand zijn gekomen. In de schriftelijke reactie heeft UHT nader toegelicht met welk rentepercentage is gerekend. UHT heeft in haar schriftelijke reactie erkend dat de berekening onjuist is en dat in de nieuwe berekening op een hogere rentevergoeding wordt uitgekomen. Het bezwaar op dit punt is dan ook in zoverre gegrond. De (gedeeltelijke) gegrondbevinding van het bezwaar zal ook behoren te leiden tot aanpassing van alle, ingevolge de Wht, daarmee samenhangende, vergoedingen met inachtneming van dit advies, en daarbij zal de einddatum van de vergoeding voor immateriële schade en van de desbetreffende vergoedingen dienen te worden vastgesteld op de datum van de dagtekening van de beslissing op bezwaar. Nu UHT en de Commissie het bezwaar op dit punt gegrond achten en de Commissie tot herroeping van de bestreden beschikking met het kenmerk (UHT-DC I) zal adviseren, wordt tevens een toekenning van een proceskostenvergoeding geadviseerd.
Conclusie
Samengevat adviseert de Commissie om:
- Het bezwaarschrift tegen de beschikking met het kenmerk (UHT-DC I) gegrond te
verklaren ten aanzien van de gemiste rente en de einddatum van de immateriële
schade en alle, ingevolge de Wht, daarmee samenhangende, vergoedingen
opnieuw te berekenen met inachtneming van dit advies, en daarbij de einddatum
van de vergoeding voor immateriële schade en van de desbetreffende
vergoedingen vast te stellen op de datum tot aan de dagtekening van de
beslissing op bezwaar en deze beschikking in zoverre te herroepen; - het bezwaarschrift voor het overige ongegrond te verklaren;
- Een vergoeding voor proceskosten voor deze bezwaarprocedure toe te kennen van
twee punten en een wegingsfactor 2.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter