Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-11941

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 14 juni 2022 met kenmerk UHT-DC I, 14 juni 2022 met kenmerk UHT-DC-I A en14 juni 2022 met kenmerk UHT-DH5 A

Ontvangst bezwaarschrift: 25 juli 2022 (tegen primaire besluiten met kenmerken UHT-DC I A en UHT-DH5 A) en 25 juli 2022 (tegen primair besluit met kenmerk UHT-DC I)

Hoorzitting: n.v.t

Overdracht advies aan UHT: 21 augustus 2023

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om
de bezwaarschriften tegen de beschikkingen met kenmerken UHT-DC-I A en UHT-DH5 A ongegrond te verklaren en het bezwaarschrift tegen de beschikking met kenmerk UHT-DC I deels gegrond deels gegrond te verklaren en de vergoeding voor immateriële schade te berekenen tot de datum van de beslissing op bezwaar, de rentevergoeding voor gemiste kinderopvangtoeslag (hierna: ‘KOT’) te berekenen tot de juiste einddatum, en voorts om aan belanghebbende een proceskostenvergoeding toe te kennen.

Onderwerp van advies

De door [gemachtigde] namens mevrouw (hierna: belanghebbende) ingediende bezwaarschriften zijn gericht tegen de op 14 juni 2022 door UHT genomen beschikkingen met kenmerken UHT-DC I, UHT-DC I A en UHT-DH5 A.

Deze beschikkingen zijn gebaseerd op het Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling van 18 maart 2021 (Staatscourant 2021, 14691) gewijzigd bij Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag van 31 mei 2021, (Staatscourant 2021, 28304) (hierna: Catshuisregeling).

Op 5 november 2022 is de Wet houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022,
433).

Gelet op 8.6 en artikel 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen van 14 juni 2022 geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft zich op 8 oktober 2020 bij UHT aangemeld in het kader van
    een herbeoordeling van KOT.
  • Bij brief van 8 mei 2021 met kenmerk UHT-B DMB2 is aan belanghebbende medegedeeld dat zij op basis van de eerste toets in aanmerking komt voor de Catshuisregeling en dat € 30.000 aan haar zal worden uitgekeerd, alsmede dat de
    herbeoordeling nog niet helemaal klaar is.
  • De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek
    van belanghebbende op 24 februari 2022 aan UHT toegestuurd. CvW heeft geoordeeld dat jegens belanghebbende over de toeslagjaren 2010 en 2011 de compensatieregeling van toepassing is, maar niet over het toeslagjaar 2012.
  • Bij brief van 6 april 2022 (met kenmerk UHT-DC I) is aan belanghebbende een
    voorlopige compensatie van € 19.305 toegekend.
  • Bij beschikking van 14 juni 2022 met kenmerk UHT-DC I is aan belanghebbende
    medegedeeld dat de definitieve compensatie over de toeslagjaren 2010 en 2011
    € 19.992 bedraagt.
  • Bij beschikking van 14 juni 2022 met kenmerk UHT-DC-I A is aan belanghebbende medegedeeld dat zij geen recht heeft op een compensatiebedrag voor het jaar 2012.
  • Bij beschikking van 14 juni 2022 met kenmerk UHT-DH5 A is aan belanghebbende
    medegedeeld dat zij geen recht heeft op een compensatiebedrag voor het jaar 2012 volgens de hardheidsregeling.
  • Belanghebbende heeft bij brief van 22 juli 2023, ingekomen op 25 juli 2021, bezwaar gemaakt tegen de beschikkingen van 14 juni 2022 met kenmerken UHT-DC-I, UHT-DC-I A en UHT-DH5 A. Op 5 augustus 2022 heeft UHT een ontvangstbevestiging hiervan gestuurd.
  • Op 20 februari 2023 heeft UHT schriftelijk gereageerd op de bezwaargronden van
    belanghebbende.
  • Op 29 juni 2023 zou een hoorzitting plaatsvinden. Tijdstip en plaats zijn volgens
    de gebruikelijke werkwijze van de Commissie bepaald. Zonder bericht zijn zowel
    gemachtigde als belanghebbende niet verschenen.
  • Op 29 juni 2023 heeft de secretaris namens de Commissie gemachtigde per mail
    gevraagd of zij een nieuwe hoorzitting wenst en of zij vóór woensdag 5 juli 2023
    de Commissie hierover kon informeren. Bij dat bericht heeft de Commissie aangegeven dat bij uitblijven van een reactie de Commissie de zaak verder zal behandelen op basis van de beschikbare informatie. De gemachtigde heeft niet
    gereageerd op deze e-mail.
  • De Commissie, bestaande uit [fungerend voorzitter] en [leden], heeft het bezwaar van belanghebbende behandeld in haar vergadering van 6 juli 2023.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Incompleet dossier

Belanghebbende voert aan dat het bezwaardossier incompleet is, en dat het voor haar
niet inzichtelijk is hoe de compensatie is vastgesteld zonder haar persoonlijk dossier.
UHT heeft in haar schriftelijke reactie uitgebreid uiteengezet hoe de compensatieberekening is opgebouwd, en daarbij de relevante stukken overgelegd. De
Commissie stelt vast dat voor zover er sprake was van een motiveringsgebrek in het bestreden besluit, dit met de schriftelijke reactie is gerepareerd. Hoewel UHT de berekeningen bij het uitbrengen van de bestreden beslissing in te beperkte mate heeft
toegelicht, is de Commissie van oordeel dat door middel van het indienen van het schriftelijke verweer, een uitgebreide uitleg aan de hand van de overzichten van het
Landelijke Incasso Centrum (hierna LIC) en overige producties het bestreden besluit
inmiddels voldoende is onderbouwd en niet met nader gestelde feiten of omstandigheden is betwist. Deze bezwaargrond acht de Commissie daarom ongegrond. De hoogte van de door UHT toegekende forfaitaire compensatie over 2010 & 2011 Ingevolge artikel 2.1 lid 1 onderdeel a Wht kent de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) op aanvraag een forfaitaire compensatie toe aan een aanvrager van een KOT, die schade heeft geleden, doordat ten aanzien van hem vóór 23 oktober 2019 bij de uitvoering van de KOT sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid van B/T. Tussen partijen is niet in geschil dat B/T in de toeslagjaren 2010 en 2011 institutioneel vooringenomen heeft gehandeld ten aanzien van belanghebbende. In geschil is de hoogte van de door UHT over die toeslagjaren toegekende forfaitaire compensatie. Ingevolge artikel 2.2 Wht bestaat de toe te kennen forfaitaire compensatie bij institutionele vooringenomenheid (of hardheid) uit verschillende componenten. Artikel 2.3 Wht geeft vervolgens regels voor het vaststellen van de hoogte van deze componenten. De hoogte van de verschillende componenten heeft UHT in de schriftelijke reactie van 20 februari 2023 per onderdeel toegelicht. Met betrekking tot de compensatie onder o, namelijk de rentevergoeding gemiste KOT, volgt de Commissie UHT bij de constatering dat daarbij een onjuiste einddatum is gehanteerd. De einddatum had de dagtekening van de beschikking definitieve compensatie moeten zijn, in dit geval 14 juni 2022. Nu het bezwaar op dit punt daarom gegrond is, adviseert de Commissie UHT om de rente gemiste KOT door te berekenen tot de juiste einddatum en ook de compensatie onder p aan te passen (1%). Beoordeling toeslagjaar 2012 Belanghebbende stelt dat zij de KOT op 4 september 2012 per 1 november 2012 heeft stopgezet. Het is echter onduidelijk of belanghebbende over de maanden november en december 2012 nog KOT heeft ontvangen. Hierdoor bestaat er volgens belanghebbende de kans dat zij de KOT over deze twee maanden nooit heeft ontvangen, maar wel terug heeft moeten betalen.

De Commissie oordeelt dat UHT in haar schriftelijke reactie onder verwijzing naar
productie 60 uit het bezwaardossier voldoende heeft toegelicht dat de KOT is berekend tot en met 31 oktober 2012, namelijk de datum met ingang waarvan de KOT is stopgezet door de ouder. Er is geen KOT over de maanden november en december van 2012 berekend en/of uitgekeerd en/of teruggevorderd. Door belanghebbende of diens gemachtigde is deze berekening niet betwist. De Commissie acht het bezwaar op dit punt daarom ongegrond.

Immateriële schade

De Commissie overweegt dat de forfaitaire vergoeding voor immateriële schade een vergoeding is voor veronderstelde stress, ongemak en onzekerheid die de belanghebbende ervaart, omdat het lang duurt voordat de compensatie definitief is berekend. Belanghebbende heeft door de bezwaarprocedure langer moeten wachten op de definitieve berekening van haar compensatie. De Commissie acht aannemelijk dat de ervaring van stress hierdoor nog steeds voortduurt.

Daar het bezwaar gezien het voorgaande deels gegrond is, adviseert de Commissie UHT, zoals ook door UHT wordt aangegeven in de schriftelijke reactie, om de vergoeding voor immateriële schade te berekenen tot aan de datum van de beslissing op bezwaar.

Proceskostenvergoeding

Nu het bezwaar naar de mening van de Commissie deels gegrond is en het advies van de Commissie ertoe strekt om de beschikking met kenmerk UHT-DC I te herroepen, adviseert de Commissie UHT tevens de kosten van rechtsbijstand in deze procedure te vergoeden. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht heeft belanghebbende recht op een forfaitaire vergoeding op basis van één procespunt (bezwaarschrift). Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding toe te kennen (wegingsfactor 2).

Hoorzitting

Met toepassing van artikel 7:3 lid d Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Commissie van het horen van belanghebbende afgezien.

Conclusie

Gelet het vorenstaande adviseert de Commissie UHT om:

  • de bezwaren gericht tegen de beschikkingen met kenmerken UHT-DC-I A en UHTDH5 A ongegrond te verklaren;
  • de bezwaren gericht tegen de beschikking met kenmerk UHT-DC I deels gegrond
    te verklaren in die zin dat:
    o de vergoeding voor immateriële schade wordt berekend tot de datum van de beslissing op bezwaar;
    o de rentevergoeding voor gemiste KOT wordt berekend tot de juiste einddatum;
    o de aanvullende vergoeding van 1% van het subtotaal van het compensatiebedrag wordt aangepast;
  • een proceskostenvergoeding voor de onderhavige bezwaarprocedure toe te
    kennen van één procespunt tegen het hoogste tarief, met een wegingsfactor 2.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter