BAC 2022-11855
Publicatiedatum 17-07-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 1 maart 2022 met kenmerk UHT-DC I
Ontvangst bezwaarschrift: 25 mei 2022
Hoorzitting: 1 februari 2024
Overdracht advies aan UHT: PM
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren, het bestreden besluit op deze onderdelen aan te passen en het verzoek om een proceskostenvergoeding toe te wijzen.
Onderwerp van advies
Het door gemachtigde, namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift van 19 mei 2022 is gericht tegen de door UHT genomen Definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag van 1 maart 2022 (met kenmerk UHT-DC I).
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 17 februari 2020 telefonisch een herbeoordelingsverzoek ingediend voor de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de jaren 2012 en 2013.
- Bij brief van 3 juni 2021 (met kenmerk UHT-B DMB2) heeft UHT belanghebbende geïnformeerd dat hij op basis van de eerste toets in aanmerking komt voor een uitbetaling van € 30.000, maar dat de herbeoordeling nog niet klaar is.
- Bij brief van 5 november 2021 (met kenmerk UHT-VC I) heeft UHT aan belanghebbende een voorlopige compensatie van € 35.912 toegekend.
- Bij beschikking van 1 maart 2022 (met kenmerk UHT-DC I) heeft UHT beslist dat belanghebbende recht heeft op een compensatiebedrag van € 36.943 voor de jaren 2012 en 2013. Belanghebbende heeft € 6.943 ontvangen, omdat hij al € 30.000 uitbetaald had gekregen.
- Door gemachtigde is op 19 mei 2022 bezwaar gemaakt tegen de beschikking van 1 maart 2022.
- Gemachtigde heeft UHT op 29 december 2022 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op het bezwaar.
- Op 23 februari 2023 heeft gemachtigde de gronden van bezwaar aangevuld.
- Belanghebbende heeft op 23 maart 2022 beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag wegens het niet tijdig beslissen op bezwaar.
- Op 7 september 2023 heeft UHT schriftelijk gereageerd op de bezwaargronden van belanghebbende.
- Op 1 februari 2024 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen. Een verslag hiervan is achter dit advies gevoegd.
- De Commissie heeft het bezwaar behandeld en het navolgende advies uitgebracht.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaar ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Vooraankondiging
Belanghebbende voert aan dat hij niet in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze kenbaar te maken en evenmin aanvullende gegevens kon opvragen omdat hij geen vooraankondiging(en) heeft ontvangen van de door UHT te nemen compensatiebeschikking. Hierdoor zou er sprake zijn van onzorgvuldige besluitvorming. Naar aanleiding van dit onderdeel van het bezwaar overweegt de Commissie als volgt. Belanghebbende heeft in het kader van de bezwaarprocedure de gelegenheid gekregen en benut om zijn bezwaren te ontvouwen en te onderbouwen. Daarnaast blijkt uit het dossier dat aan belanghebbende op 5 november 2021 een brief is verstuurd met een vooraankondiging compensatie kinderopvangtoeslag, waarin hij is uitgenodigd om contact op te nemen met UHT. Hiervan heeft belanghebbende geen gebruik gemaakt. Omdat evenmin is gesteld of gebleken dat belanghebbende nadeel heeft gehad door het volgens hem niet ontvangen van een vooraankondiging, adviseert de Commissie het bezwaar op dit punt ongegrond te verklaren.
Motivering
Belanghebbende voert aan dat niet inzichtelijk is gemaakt hoe de compensatieberekening tot stand is gekomen. Omdat belanghebbende niet het volledige persoonlijk dossier heeft ontvangen, betwist hij dat het compensatiebedrag juist is. Het besluit zou hierom onvoldoende gemotiveerd tot stand zijn gekomen.
De Commissie kan UHT volgen in het ingenomen standpunt ten aanzien van de motivering van het besluit en de zorgvuldigheid van het hieraan ten grondslag liggende onderzoek. Weliswaar heeft UHT de berekeningen in de bestreden beslissing niet voldoende toegelicht, dit impliceert echter niet dat van een gebrekkige motivering dan wel onzorgvuldigheid sprake is. De Commissie is van oordeel dat door middel van het indienen van het schriftelijke verweer en een uitgebreide uitleg aan de hand van de overzichten van het Landelijk Incassocentrum (hierna: LIC) en overige producties in het bestreden besluit voldoende is onderbouwd hoe UHT tot de toekenning van een compensatiebedrag van in totaal € 36.943 is gekomen. De Commissie adviseert het bezwaar op dit punt ongegrond te verklaren.
Verzoek om stukken
Belanghebbende stelt na meerdere verzoeken het persoonlijk dossier niet te hebben ontvangen. Belanghebbende verzoekt in bezwaar nogmaals om het persoonlijk dossier, in ieder geval de definitieve compensatieberekening, de LIC-overzichten, het invulformulier en de berekening van de component ‘rentevergoeding over gemiste KOT’ te mogen ontvangen. De Commissie merkt op dat UHT aan het verzoek om bovenstaande stukken heeft voldaan door deze stukken op te nemen in het bezwaardossier. De Commissie is van oordeel dat het voor een goed begrip van het bestreden besluit niet noodzakelijk is om te beschikken over het persoonlijk dossier. Belanghebbende heeft de schriftelijke reactie en alle overige relevante stukken die betrekking hebben op het bestreden besluit (inmiddels) als producties in het bezwaardossier ontvangen.
Artikel 6 EVRM, recht op een eerlijk proces
Volgens belanghebbende zou geen sprake zijn van ‘equality of arms’ in de zin van artikel 6 EVRM, omdat belanghebbende niet over het volledige dossier beschikt en UHT wel. Belanghebbende zou daarom in zijn procesbelang zijn geschaad. De Commissie overweegt hierover het volgende. De Commissie is een onafhankelijke bezwaarschriftenadviescommissie in de zin van artikel 7:13 Algemene wet bestuursrecht (hierna: ‘Awb’). Voor de procedure bij de Commissie gelden de processuele waarborgen van de Algemene wet bestuursrecht. Tegen een besluit op bezwaar van UHT in aansluiting op het advies van de Commissie kan belanghebbende rechtsmiddelen instellen bij de rechter. Op grond van artikel 7:4 lid 2 Awb, in samenhang gelezen met lid 4 van dat artikel, heeft belanghebbende voorafgaand aan de hoorzitting bij de Commissie recht op afschriften van de op de zaak betrekking hebbende stukken, met inbegrip van het bezwaardossier.
De Commissie ziet dat belanghebbende op 7 november 2023 het bezwaardossier tegelijkertijd met de schriftelijke reactie van UHT heeft ontvangen. Gelet hierop heeft de Commissie geen aanknopingspunten kunnen vinden om te komen tot het oordeel dat niet is voldaan aan de vereisten uit de Awb. De Commissie volgt daarom belanghebbende niet in zijn stelling dat het beginsel van ‘equality of arms’ geschonden zou zijn. De Commissie adviseert UHT het bezwaar op dit punt ongegrond te verklaren.
Methode berekening compensatiebedrag
Belanghebbende voert aan dat er een component ‘in rekening gebrachte rente die u moest betalen over het teruggevorderde bedrag’ ontbreekt in de compensatieberekening. Hierdoor zouden de componenten f, l en n niet juist zijn en opnieuw berekend moeten worden. De Commissie overweegt hierover het volgende. In de schriftelijke reactie heeft UHT de compensatieberekening uitgebreid uitgelegd en onderbouwd met de producties in het dossier. Hiermee heeft UHT ook voldoende onderbouwd dat de component ‘in rekening gebrachte rente die u moest betalen’ meegenomen is in de berekening onder component g. De Commissie adviseert het bezwaar ongegrond te verklaren.
Rentevergoeding gemiste KOT
Belanghebbende voert aan dat niet inzichtelijk is gemaakt waarom de huidige startdatum voor de berekening van de rentevergoeding voor gemiste KOT is gehanteerd. Hierdoor is niet te controleren of deze vergoeding juist is.
UHT heeft in de schriftelijke reactie uitgelegd dat artikel 27 Awir bepaalt dat de aanvangsdatum voor de berekening van deze rentevergoeding 1 juli van het daaropvolgend jaar dient te zijn en dat de einddatum de datum is waarop de definitieve compensatie is vastgesteld.
De Commissie stelt met UHT vast dat UHT in de definitieve compensatiebeschikking een verkeerde einddatum heeft gehanteerd met betrekking tot de rentevergoeding gemiste KOT. In de bestreden beschikking is 15 februari 2022 aangehouden maar dit moet 1 maart 2022 (datum bestreden beschikking) zijn. De rentevergoeding is daarom niet goed berekend en belanghebbende heeft hierdoor ten onrechte minder compensatie ontvangen, dan waarop recht bestaat. De Commissie adviseert het bezwaar op dit onderdeel gegrond te verklaren, het besluit op dit onderdeel te herroepen en in de beslissing op bezwaar de juiste einddatum te
hanteren.
Vergoeding immateriële schade
Belanghebbende betoogt dat de keuze voor 29 oktober 2013 als startdatum voor de berekening van de immateriële schadevergoeding niet inzichtelijk is gemaakt. Hierdoor is niet te controleren of deze vergoeding juist is berekend.
UHT heeft in de schriftelijke reactie toegelicht waarom gekozen is voor 29 oktober 2013 als startdatum. Op deze datum heeft de Belastingdienst (hierna: B/T) voor het eerst een melding gedaan van stopzetting van de KOT vanwege non-respons van belanghebbende. De Commissie is van oordeel dat UHT voldoende overtuigend heeft onderbouwd waarom 29 oktober 2013 de juiste aanvangsdatum is voor de berekening van de vergoeding van immateriële schade.
Belanghebbende heeft door de bezwaarprocedure langer moeten wachten op de definitieve berekening van zijn compensatie. De Commissie acht aannemelijk dat de ervaring van stress hierdoor nog steeds voortduurt, zolang niet op het bezwaar is beslist. De Commissie adviseert UHT nu het bezwaar vanwege een foute berekening van de rentevergoeding voor gemiste KOT gegrond wordt verklaard, de einddatum voor de berekening van de vergoeding voor immateriële schade vast te stellen op de datum van de beslissing op bezwaar.
Vergoeding 1%
Zoals UHT in haar schriftelijke reactie heeft aangegeven dient, nu het bezwaar gedeeltelijk gegrond is bevonden, ook de aanvullende vergoeding van 1% van het subtotaal opnieuw berekend en aangepast te worden.
Proceskostenvergoeding
Nu het bezwaar deels gegrond is, adviseert de Commissie UHT de kosten van rechtsbijstand in deze procedure te vergoeden. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht heeft belanghebbende recht op een forfaitaire vergoeding op basis van twee procespunten (bezwaarschrift en verschijnen hoorzitting). Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen (wegingsfactor 2).
Het vorenstaande brengt mee dat de Commissie UHT zal adviseren het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren.
Conclusie
Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie aan UHT om:
- Het bezwaarschrift gericht tegen de beschikking met kenmerk UHT-DC I gedeeltelijk gegrond te verklaren in die zin dat:
- de rentevergoeding voor gemiste KOT opnieuw wordt berekend over de juiste periode - de vergoeding voor immateriële schade wordt berekend tot de datum van de beslissing op bezwaar
- En dat de aanvullende vergoeding van 1% van het subtotaal opnieuw wordt berekend en aangepast.
- de rentevergoeding voor gemiste KOT opnieuw wordt berekend over de juiste periode - de vergoeding voor immateriële schade wordt berekend tot de datum van de beslissing op bezwaar
- Een proceskostenvergoeding voor de onderhavige bezwaarprocedure toe te kennen van 2 procespunten tegen het hoogste tarief, met een wegingsfactor 2.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter