BAC 2022-11843
Publicatiedatum 13-06-2024
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 22 februari 2022 met kenmerk UHT CHR GU
Ontvangst bezwaarschrift: 7 april 2022
Hoorzitting: 21 september 2023
Overdracht advies aan UHT: 10 oktober 2023
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar ongegrond te verklaren en de bestreden beschikking in stand te laten.
Onderwerp van advies
Het door de heer (hierna: gemachtigde) namens (hierna: belanghebbende) op 6 april 2022 ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen beschikking lichte toets € 30.000 van 22 februari 2022 (met kenmerk UHT CHR GU). In deze beschikking heeft UHT kenbaar gemaakt dat zij in de lichte toets vooralsnog geen reden ziet om aan belanghebbende het forfaitaire bedrag van € 30.000 uit te betalen.
Overgangsrecht
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Bij beschikking van 22 februari 2022 (met kenmerk UHT CHR GU) heeft UHT aan belanghebbende meegedeeld dat zij (vooralsnog) geen recht heeft op een betaling
van € 30.000. - Bij brief van 6 april 2022 heeft gemachtigde pro forma bezwaar ingediend tegen
deze beschikking. - Op 18 april 2022 heeft UHT de ontvangst van het bezwaarschrift schriftelijk aan
belanghebbende bevestigd. - UHT heeft op 22 februari 2023 schriftelijk gereageerd op het bezwaar.
- Bij e-mail van 18 september 2023 heeft gemachtigde het pro forma bezwaarschrift van 6 april 2022 aangevuld met gronden.
- Op 21 september 2023 heeft de Commissie het bezwaar van belanghebbende behandeld op een hoorzitting in aanwezigheid van partijen. Een verslag hiervan is
achter dit advies gevoegd.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Belanghebbende is het niet eens met de beslissing van UHT in de lichte toets om aan
haar vooralsnog geen € 30.000 toe te kennen. In bezwaar is de Commissie – kort
samengevat – gevraagd of UHT op goede gronden tot deze beslissing is gekomen.
Het kabinet heeft in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag een aantal
aanvullende maatregelen genomen met als doel sneller recht te kunnen doen aan een
grote groep gedupeerde ouders. Eén van die maatregelen betreft het uitkeren van een
forfaitair bedrag van € 30.000 aan alle gedupeerde ouders die een verzoek voor herstel
hebben ingediend en daarvoor, na een lichte toets, in aanmerking komen.
Gemachtigde heeft aangevoerd dat belanghebbende de kinderopvangtoeslag (hierna:
KOT) over het toeslagjaar 2018 weliswaar heeft stopgezet, maar dat ze dit deed omdat
de kinderopvangorganisatie failliet ging. Niet in geschil is dus dat belanghebbende zelf
een wijziging doorgaf. De Commissie merkt op dat het verwerken van zo’n wijziging
door de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) plaatsvindt aan de hand van het
reguliere toeslagenproces en op zichzelf geen blijk geeft van vooringenomenheid
handelen of hardheid als bedoeld in artikel 2.1 Wht. De stelling van gemachtigde dat
belanghebbende over het toeslagjaar 2018 wel aanspraak maakte op KOT, maakt die
conclusie niet anders. Uit de door UHT overgelegde stukken blijkt immers dat
belanghebbende de KOT heeft ontvangen tot voornoemd moment van stopzetten door belanghebbende.
Wat betreft het toeslagjaar 2016 constateert de Commissie dat zich in het tot op heden beschikbare dossier geen aanvraag voor KOT bevindt. Er kan op dit moment dus niet worden vastgesteld dat over dat jaar een aanvraag voor KOT is gedaan. De Commissie ziet bij de huidige feiten en omstandigheden en binnen het beperkte toetsingskader van de lichte toets geen aanleiding om aan te nemen dat UHT onzorgvuldig te werk is gegaan bij haar beoordeling. Wel wijst de Commissie erop dat de aanknopingspunten in het dossier omtrent het (ontbreken van) recht op KOT over het toeslagjaar 2016 en de uitvoerige toelichting van belanghebbende over haar beweegredenen maakt dat het de moeite waard is dat partijen verdere informatie uitwisselen. Daarvoor is de integrale beoordeling bedoeld.
In het licht van het vorenstaande en in antwoord op de hierboven gestelde vraag of UHT op goede gronden tot de door belanghebbende bestreden beslissing is gekomen, acht de Commissie het begrijpelijk dat UHT geoordeeld heeft dat belanghebbende in de lichte toets vooralsnog niet in aanmerking komt voor compensatie. De Commissie zal UHT daarom adviseren het bezwaar van belanghebbende ongegrond te verklaren. Dat betekent dat de genomen beslissing niet verandert. Voor zover een grondiger onderzoek tot de conclusie leidt dat belanghebbende toch als gedupeerde kan worden aangemerkt, hetgeen op voorhand niet kan worden uitgesloten, kan alsnog worden overgegaan tot compensatie. Dit zal dan evenwel in het kader van de integrale beoordeling zijn en heeft derhalve geen gevolgen voor het besluit waartegen in de onderhavige procedure in bezwaar is gekomen.
Het vorenstaande brengt mee dat de Commissie UHT zal adviseren het bestreden besluit in stand te laten. Met dit advies geeft de Commissie geen voorschot op de integrale beoordeling die nog zal plaatsvinden.
Conclusie
Samenvattend concludeert de Commissie dat UHT voldoende zorgvuldig onderzoek heeft uitgevoerd in het kader van de lichte toets. De Commissie adviseert UHT om het
bezwaarschrift ongegrond te verklaren en de bestreden beschikking in stand te laten.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter