Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-11315

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 24 november 2022 met kenmerk UHT-DCH

Hoorzitting: 21 juni 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren en een proceskostenvergoeding toe te kennen.

Onderwerp van advies

Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen “Definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag” met kenmerk UHT-DCH van 24 november 2022.

Aan belanghebbende is met toepassing van de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) compensatie toegekend voor een bedrag van € 30.000,- voor de jaren 2012, 2014 en 2015.

Deze bezwaarschriftprocedure heeft alleen betrekking op de toekenning van de standaard vergoedingen en niet op de vergoeding van de werkelijke schade. Hiervoor is de procedure bij de Commissie Werkelijke Schade (hierna: CWS) bestemd.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 28 mei 2020 verzocht om een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT).
  • UHT heeft bij vooraankondiging (UHT-VC) d.d. 1 januari 2020 (uit de vooraankondiging volgt echter dat die dagtekening in april 2021 moet hebben gelegen) aan belanghebbende een compensatie toegekend voor een bedrag van € 16.375,-.
  • UHT heeft bij de bestreden beschikking d.d. 24 november 2022 (UHT-DCH) aan belanghebbende een compensatie toegekend voor een bedrag van € 26.379,-.
  • Gemachtigde heeft bij brief van 2 januari 2023 tegen deze beschikking een bezwaarschrift ingediend.
  • Gemachtigde heeft bij brief van 3 oktober 2023 het bezwaarschrift aangevuld.
  • UHT heeft op 19 maart 2024 schriftelijk gereageerd op het bezwaarschrift.
  • Gemachtigde heeft bij brief van 25 april 2024 het bezwaarschrift aangevuld.
  • UHT heeft op 2 mei 2024 nader schriftelijk gereageerd op de aanvullende bezwaargronden.
  • Op 21 juni 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is een verslag gemaakt, dat achter het advies is gevoegd.
  • UHT heeft, daartoe door de Commissie ter zitting verzocht, op 26 juni 2024 een nadere schriftelijke reactie ingediend waarbij is toegezegd dat de aanvangsdatum van de immateriële schadevergoeding wordt aangepast naar 1 januari 2012 en dat de herbeoordeling over de toeslagjaren 2007 - 2011 en 2013 zal gaan plaatsvinden. Deze nadere reactie is op 26 juni 2024 ter kennisgeving doorgestuurd aan gemachtigde.
  • Dit advies wordt uitgebracht door de Commissie.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Termijnoverschrijding
Gemachtigde wijst erop dat UHT de beslistermijnen structureel overschrijdt. Ze vraagt de BAC daarover een signaal af te geven.
De Commissie wijst erop dat de wet de termijnen stelt. Het bieden van een structurele, collectieve oplossing voor de termijnproblemen van UHT, kan alleen door de wetgever geschieden. Aan de gedupeerde ouders is nu alleen nog de mogelijkheid om bij termijnoverschrijding na een ingebrekestelling, een beroep niet tijdig beslissen in te dienen, hetgeen belanghebbende dan ook heeft gedaan.
UHT heeft in de aanvullende beschouwing gesteld dat het instellen van een beroep niet tijdig beslissen ertoe kan leiden dat de behandeltermijn voor degenen die geen beroep niet tijdig beslissen instellen, langer gaat duren. De Commissie leest daarin niet een verwijt aan het adres van belanghebbende.

Forfaitaire bedragen/ Compensatie dekt niet alle (immateriële) schade
Gemachtigde vraagt UHT om in het voordeel van belanghebbende af te wijken van de forfaitaire vergoeding van de immateriële schade die de Wht voorschrijft, belanghebbende heeft immers veel meer schade geleden dan € 500 per halfjaar.
De Commissie overweegt dat de wetgever de keuze heeft gemaakt om in het kader van de integrale beoordeling te werken met een systeem van forfaitaire vergoedingen. De Commissie heeft in hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd geen aanleiding gevonden om te komen tot het oordeel dat toepassing van het in de Wht neergelegde compensatiestelsel in een geval als het onderhavige buiten toepassing zou moeten blijven. Zulks te minder omdat de Wht ook voorziet in vergoeding van de daadwerkelijke (im)materiële schade via de procedure bij de Commissie Werkelijke Schade. De Commissie verwijst in dit verband tevens naar de uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 1 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:772 en ECLI:NL:RVS:2023:852. Het door de gemachtigde op dit punt ontwikkelde betoog slaagt daarom niet.

Omliggende jaren
Belanghebbende stelt dat zij ook voor de omliggende jaren recht op compensatie heeft nu zij in deze jaren de gevolgen heeft gevoeld van de vooringenomenheid door de terugvorderingen/verrekeningen zoals uitgevoerd door de B/T.
De Commissie is van mening dat de enkele verrekening van op zichzelf terechte terugvorderingen in beginsel geen hardheid als bedoeld in de Wht oplevert. Uit de wetsgeschiedenis van de Wht en systematiek van de compensatieregeling kan namelijk niet worden afgeleid dat de wetgever dergelijke gevallen voor ogen heeft gehad.
Voor zover belanghebbende stelt dat zij als gevolg van onterechte stopzettingen of terugvorderingen aanvullende schade heeft geleden, kan zij een verzoek om vergoeding van de werkelijke schade aan de CWS voorleggen. Uit de toelichting van gemachtigde volgt dat zij daarmee bekend is en reeds een dergelijke procedure aanhangig heeft gemaakt.

Compensatieberekening onduidelijk/onjuist
De Commissie is van mening dat UHT door middel van de schriftelijke reactie, de beschouwing en haar uitleg op de hoorzitting, de compensatieberekening voldoende duidelijk heeft gemaakt.
De Commissie adviseert UHT daarom om dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren.

Compensatie voor discriminatie
Gemachtigde verzoekt de Commissie om over dit onderdeel beleid te bepalen.
De Commissie merkt op dat deze bezwaargrond buiten het bestek van de integrale beoordeling en de daaraan gekoppelde bevoegdheid van de Commissie valt. Ook de in de Wht vastgelegde wettelijke compensatieregeling biedt daarvoor geen ruimte. De door gemachtigde gestelde omstandigheid kan, gelet op het hier toepasselijke regelgevende kader, niet tot het door belanghebbende gewenste resultaat
leiden. De Commissie kan daarom niet aan dit verzoek voldoen.

Overschrijding termijn bij definitieve KOT-beschikkingen
Gemachtigde stelt dat er sprake is van vooringenomen handelen aangezien de definitieve KOT-beschikkingen, als ze al genomen zijn, steeds buiten de termijn van artikel 19 Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) zijn genomen; belanghebbende heeft gelet daarop recht op compensatie.
De Commissie ziet in die omstandigheid op zichzelf bezien onvoldoende aanknopingspunten om tot vooringenomenheid te concluderen en deelt voorts de mening van UHT dat dit bezwaar buiten het bestek van de Wht valt. De door gemachtigde gestelde omstandigheid kan, gelet op het hier toepasselijke regelgevende kader, niet tot het door belanghebbende gewenste resultaat leiden. De Commissie adviseert UHT om dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren.

Persoonlijk dossier/onvoldoende stukken
Gemachtigde stelt dat zonder het volledige persoonlijke dossier niet kan worden beoordeeld of alle relevante stukken aanwezig zijn. De Commissie toetst de volledigheid van het dossier aan de in artikel 7:4 lid 2 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) neergelegde verplichting alle op de zaak betrekking hebbende stukken ter inzage te leggen. In dit geval heeft zij geen aanknopingspunten kunnen vinden om
aan te nemen dat aan die verplichting niet is voldaan. Nu ook gemachtigde haar standpunt dienaangaande niet nader heeft onderbouwd, adviseert de Commissie UHT om het bezwaar op dit punt ongegrond te verklaren.

Tijdstip schriftelijke reactie UHT/nagekomen stukken
Gemachtigde wijst erop dat de schriftelijke reactie met producties van UHT pas na 5 maanden aan haar werd toegestuurd.
De Commissie deelt de mening van gemachtigde dat deze gang van zaken onwenselijk is maar merkt tegelijkertijd op dat gemachtigde na ontvangst van de schriftelijke reactie de gronden heeft aangevuld.
Vervolgens heeft UHT een nadere schriftelijke reactie ingediend. Gemachtigde heeft daarmee voldoende gelegenheid gehad om de ontvangen gegevens te beoordelen, zodat reeds hierom mag worden aangenomen dat belanghebbende niet in haar belangen is geschaad.

Bezwaardossier is onoverzichtelijk
De Commissie deelt de mening van gemachtigde dat de schriftelijke reactie onnodig veel slordigheden bevatte maar meent dat UHT dat in de aanvullende beschouwing en op de hoorzitting voldoende heeft hersteld.

Uitleg bedragen overzicht Landelijk Incasso Centrum (LIC)
Gemachtigde heeft verzocht om uitleg van bepaalde bedragen uit de LIC-overzichten. De Commissie meent dat UHT in de (aanvullende) schriftelijke reactie en de toelichting op de hoorzitting aan dit verzoek heeft voldaan.

Vergoeding juridische hulp
Gemachtigde verzoekt om vergoeding voor de juridische kosten die in de beoordeelde jaren zijn gemaakt. Volgens UHT zijn hier geen gegevens over bekend. De Commissie is van mening dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat dergelijke kosten zijn gemaakt en adviseert UHT daarom om dit verzoek af te wijzen.

Niet beoordeelde toeslagjaren 2007 - 2011 en 2013
De Commissie merkt op dat UHT heeft toegezegd dat de toeslagjaren 2007 - 2011 en 2013 alsnog zullen worden herbeoordeeld en dat belanghebbende hier nader bericht van zal ontvangen. De Commissie adviseert UHT om deze toeslagjaren conform haar eigen toezegging alsnog te beoordelen. Indien deze herbeoordeling niet leidt tot een voor belanghebbende bevredigend besluit, dan kan zij tegen die beschikking een nieuw bezwaarschrift indienen.

Periode immateriële schade
Tijdens de hoorzitting heeft gemachtigde aangegeven dat de ingangsdatum van de immateriële schadevergoeding 1 januari 2012 is in plaats van 1 juni 2012.
UHT stelt zich op het standpunt dat van een verkeerde startdatum/einddatum bij de berekening van de vergoeding van immateriële schade is uitgegaan, waardoor de einddatum voor de vergoeding zal doorlopen tot de datum van de beslissing op bezwaar.

De Commissie stelt vast dat er inderdaad een onjuiste startdatum/einddatum is gehanteerd. Nu dit standpunt tot voordeel van belanghebbende strekt, adviseert de Commissie UHT dit onderdeel van het bezwaar gegrond te verklaren en de vergoeding voor immateriële schade in de door haar voorgestelde zin opnieuw te berekenen. Dat betekent verder dat de Commissie adviseert om de ingevolge de Wht daarmee samenhangende vergoedingen aan te passen en de bestreden beschikking in zoverre te herroepen.

Proceskostenvergoeding
De Commissie adviseert om de componenten n, o en p van de ”Berekening definitieve beslissing compensatiebedrag kinderopvangtoeslag” aan te passen op de door UHT in haar schriftelijke reactie en nadere schriftelijke reactie aangegeven wijze. Aangezien het bestreden besluit daardoor wordt herroepen, dient er een proceskostenvergoeding toegekend te worden.
Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht heeft belanghebbende recht op een forfaitaire vergoeding op basis van twee procespunten (bezwaarschrift en bijwonen hoorzitting). Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding toe te kennen (wegingsfactor 2).

Conclusie

Samengevat adviseert de Commissie om;

  • het bestreden besluit te herroepen op de wijze zoals die hiervoor is aangegeven en voor het overige het bezwaar ongegrond te verklaren;
  • Een proceskostenvergoeding toe te kennen.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter