BAC 2022-11314
Publicatiedatum 12-06-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 24 november 2022 met kenmerk UHT-DCH
Ontvangst bezwaarschrift: 12 december 2022
Hoorzitting: 11 juli 2024
Overdracht advies aan UHT: 2 september 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het
bezwaar in de onderhavige zaak ongegrond te verklaren, het bestreden besluit niet
te herroepen en aan belanghebbende niet een proceskostenvergoeding toe te
kennen.
Onderwerp van advies
Het door belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen beschikking van 24 november 2022 met kenmerk UHT-DCH.
Met toepassing van de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) is belanghebbende bij voornoemde beschikking van 24 november 2022 medegedeeld dat hij over de toeslagjaren 2008 en januari tot en met juni 2009 recht heeft op compensatie wegens vooringenomen handelen.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 7 januari 2021 een herbeoordelingsverzoek ingediend voor de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over het toeslagjaar 2008. In overleg met belanghebbende zijn de toeslagjaren waarop het oorspronkelijke herbeoordelingsverzoek zag in overleg met de ouder uitgebreid tot de toeslagjaren 2008 en 2009.
- Bij brief van 30 april 2021 (met kenmerk UHT-B DMB2) is aan belanghebbende
medegedeeld dat hij op basis van de eerste toets in aanmerking komt voor de
Catshuisregeling en dat € 30.000 aan hem zal worden uitgekeerd, alsmede dat de
herbeoordeling nog niet helemaal klaar is. - De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek van
belanghebbende op 23 september 2022 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft
geoordeeld dat voor de periode juli tot en met december 2009 geen sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid of hardheid. - Bij brief van 11 oktober 2022 (met kenmerk UHT-VC I) is aan belanghebbende een vooraankondiging verstuurd, waaruit blijkt dat hij over de toeslagjaren 2008 en januari tot en met juni 2009 recht heeft op een voorlopig compensatiebedrag van €42.655. Omdat het aanvullende bedrag hoger is dan het reeds toegekende bedrag van €30.000, krijgt belanghebbende een aanvullend bedrag van € 12.655 uitbetaald.
- Bij beschikking van 24 november 2022 (met kenmerk UHT-DCH) is aan
belanghebbende een definitief compensatiebedrag van € 42.733 toegekend voor het toeslagjaar 2008 en de periode januari tot en met juni 2009. Omdat het definitieve bedrag hoger is dan het reeds toegekende voorlopige compensatiebedrag van €42.655, krijgt belanghebbende een aanvullend bedrag van € 78 uitbetaald. Bij brief van 12 december 2022 heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen voornoemde beschikking met kenmerk UHT-DCH. - Bij brief van 10 januari 2023 heeft UHT de ontvangst van het ingediende bezwaarschrift bevestigd.
- Op 20 november 2023 heeft UHT schriftelijk gereageerd op de bezwaargronden van
belanghebbende. - Op 11 juli 2024 heeft ten behoeve van het bezwaarschrift van belanghebbende een
hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is verslag gemaakt. Dit verslag is achter het advies gevoegd. - De Commissie heeft het bezwaar behandeld en het navolgende advies uitgebracht.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaar ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Belanghebbende kan zich met het bestreden besluit niet verenigen, omdat hij meent dat hij meer schade heeft geleden dan het in de definitieve compensatiebeschikking toegekende bedrag. Daarover merkt de Commissie op dat de Wht in beginsel een forfaitaire compensatie toekent aan gedupeerde ouders. Wanneer een belanghebbende meer schade heeft geleden dan forfaitair wordt gecompenseerd, kan deze uit hoofde van artikel 2.1 lid 3 Wht aanvullende compensatie krijgen voor die werkelijke schade. Belanghebbende dient daartoe een verzoek tot vergoeding van die werkelijke schade in te dienen bij de Commissie Werkelijke Schade.
De Commissie volgt UHT in haar standpunt dat belanghebbende in dit geval geen aanspraak maakt op een hogere compensatie dan UHT reeds heeft toegekend. Indien belanghebbende vanwege de door hem geleden schade in aanmerking wenst te komen voor een hogere aanvullende vergoeding, kan hij, conform het advies van UHT, hiertoe een verzoek indienen bij CWS.
De Commissie adviseert gelet hierop tot ongegrondverklaring van het bezwaar.
Proceskostenvergoeding
Aangezien het bezwaar naar het oordeel van de Commissie ongegrond is, adviseert de
Commissie belanghebbende geen proceskosten toe te kennen.
Conclusie
Samenvattend adviseert de Commissie UHT om het bezwaarschrift dat gericht is tegen de bestreden beschikking ongegrond te verklaren en geen proceskostenvergoeding toe te kennen.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter