Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-11277

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 9 december 2022 met kenmerk UHT-DCH ZV

Hoorzitting: 3 mei 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om
het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren.

Onderwerp van advies

Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen “Definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag” met kenmerk UHT-DCH ZV d.d. 9 december 2022.

Aan belanghebbende is met toepassing van de Wet hersteloperatie toeslagen
compensatie toegekend voor een bedrag van € 30.000,- voor de jaren 2008, 2010 en 2011. Voor het jaar 2009 is de compensatie afgewezen.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 22 januari 2021 verzocht om een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over het jaar 2010.
  • UHT heeft bij beschikking van 18 mei 2022 aan belanghebbende medegedeeld dat
    zij wel in aanmerking komt voor een betaling van €30.000,-.
  • UHT heeft bij de bestreden beschikking met kenmerk UHT-DCH ZV aan
    belanghebbende een compensatie toegekend voor een bedrag van € 26.870,-.
    Omdat het bedrag minder is dan € 30.000,- is de totale vergoeding € 30.000,-.
  • Gemachtigde heeft bij brief van 21 december 2022, ingekomen op 21 december
    2022, tegen deze beschikking een bezwaarschrift ingediend.
  • Gemachtigde heeft bij brief van 13 september 2023 het bezwaarschrift aangevuld.
  • UHT heeft op 30 november 2023 schriftelijk gereageerd op het bezwaarschrift.
  • Op 03 mei 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is een
    verslag gemaakt, dat achter het advies is gevoegd.
  • UHT heeft, daartoe door de Commissie ter zitting verzocht, op 20 mei 2024 een
    nadere schriftelijke reactie ingediend.
  • Op 27 mei 2024 heeft gemachtigde aanvullende gronden ingediend naar aanleiding van de nadere schriftelijke reactie van UHT.
  • Dit advies wordt uitgebracht door de Commissie.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT de toegekende compensatie op de juiste wijze heeft berekend.

Onzorgvuldige voorbereiding en motivering
Belanghebbende stelt dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd is en het
besluit niet zorgvuldig tot stand is gekomen.

De Commissie is een onafhankelijke bezwaarschriftenadviescommissie in de zin van
artikel 7:13 Algemene wet bestuursrecht (Awb). Voor de procedure bij de Commissie
gelden de processuele waarborgen van de Awb. Op grond van artikel 7:4 lid 2 Awb heeft belanghebbende voorafgaand aan de hoorzitting bij de Commissie recht op afschriften van de op de zaak betrekking hebbende stukken, met inbegrip van het bezwaardossier. Dit heeft belanghebbende volgens UHT ook ontvangen. De Commissie ziet in hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd onvoldoende aanknopingspunten om daar anders over te denken. Door de toelichting in de schriftelijke reactie en de nadere schriftelijke reactie met verwijzing naar de daarbij behorende stukken, is een eventueel motiveringsgebrek hersteld. Gemachtigde heeft aan de orde gesteld dat tot het bezwaardossier ook onderliggende stukken ten aanzien van het ontbreken van een O/GS kwalificatie zouden moeten behoren. De Commissie deelt dat standpunt niet. Nu gemachtigde geen concrete aanwijzingen naar voren heeft gebracht die erop duiden dat aan belanghebbende een persoonlijke betalingsregeling is geweigerd, ziet de Commissie geen aanknopingspunten voor het standpunt dat ten onrechte geen O/GS kwalificatie is vastgesteld. De door de belanghebbende in dit verband aangevoerde bezwaren zijn ongegrond.

toeslagjaar 2010 component A
In 2010 was de terugvordering op zichzelf terecht. Aan belanghebbende is compensatie toegekend wegens hardheid met toepassing van de regeling ‘KOT naar KOI’. Bij toepassing van die regeling moet duidelijk zijn dat een bedrag van tenminste
€ 1.500,- te veel is uitbetaald aan de kinderopvanginstelling en niet ten goede aan
belanghebbende is gekomen. Het bedrag dat niet ten goede is gekomen aan de ouder
kan, als aan de overige voorwaarden is voldaan, als compensatie wegens hardheid
worden toegekend. In de schriftelijke reactie heeft UHT de berekening toegelicht. In
totaal werd € 9.400,- uitbetaald aan de kinderopvanginstelling. Daarvan is blijkens de
jaaropgave € 7.030,- aan opvang afgenomen zodat er in beginsel van mag worden
uitgegaan dat dit bedrag aan belanghebbende ten goede gekomen. De schriftelijke
reactie vermeldt overigens ten onrechte € 7.300,-, dat is, zoals UHT in haar nadere
reactie ook opmerkt, een kennelijke verschrijving. Het bedrag waarover de hardheidscompensatie wordt berekend is dan ook terecht bepaald op € 2.370,-. Anders dan UHT stelt, leidt de vaststelling dat belanghebbende een eigen
bijdrage heeft betaald, wel tot een hogere hardheidscompensatie. Belanghebbende heeft de betaling en hoogte daarvan echter niet aannemelijk gemaakt. De commissie volgt de stelling van belanghebbende, gelet op vorengaande, niet en adviseert UHT om het bezwaar op dit punt ongegrond te verklaren.

Component 0 rente over gemiste KOT
UHT heeft aangegeven dat de periode waarover de rentevergoeding is berekend niet juist is en dat dit hersteld zal worden bij de beslissing op bezwaar. De Commissie adviseert UHT om de renteberekening in de beslissing op bezwaar overeenkomstig haar eigen standpunt aan te passen.

Periode immateriële schade en vaste vergoeding 1 %
Nu het bezwaar ten aanzien van de renteberekening gegrond wordt geacht en die
berekening in de beslissing op bezwaar zal worden herzien, adviseert de Commissie aan UHT om conform het beleid van UHT de einddatum van de periode waarover de
vergoeding van immateriële schade wordt berekend te bepalen op de datum van de
beslissing op bezwaar. Ook de vaste vergoeding van 1 % dient te worden berekend tot
aan de datum van de beslissing op bezwaar.

Proceskosten
Aangezien het bestreden besluit daardoor wordt herroepen, dient er een
proceskostenvergoeding toegekend te worden. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht heeft belanghebbende recht op een forfaitaire vergoeding op basis van twee procespunten (bezwaarschrift en bijwonen hoorzitting). Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding toe te kennen (wegingsfactor 2).

Conclusie

Samengevat adviseert de Commissie om:

  • het bezwaarschrift gegrond te verklaren en het primaire besluit te herroepen ten aanzien van de renteberekening, met aanpassing van de vaste vergoeding van 1%;
  • Als einddatum van de periode waarover vergoeding van immateriële schade
    wordt berekend, de datum van de beslissing op bezwaar te hanteren;
  • een vergoeding voor proceskosten toe te kennen van 2 punten met een
    wegingsfactor 2 tegen het hoogst geldende tarief;
  • de bezwaren voor het overige ongegrond te verklaren.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter