BAC 2022-11259
Publicatiedatum 10-06-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 27 juli 2022 met kenmerken UHT-DC I en UHT-DH5 A
Ontvangst bezwaarschrift: 19 december 2022
Hoorzitting: 5 september 2024
Overdracht advies aan UHT: 1 oktober 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om de
bezwaren in de onderhavige zaak gedeeltelijk gegrond te verklaren, het bestreden
besluit met kenmerk UHT-DC I deels te herroepen en opnieuw te beslissen met in
achtneming van dit advies. Tevens adviseert de Commissie het verzoek om
vergoeding van de proceskosten toe te wijzen.
Onderwerp van advies
De door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschriften zijn gericht tegen de door UHT genomen beschikkingen van 27 juli 2022 met kenmerk UHT-DC I en UHT-DH5 A.
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 25 augustus 2020 telefonisch een herbeoordelingsverzoek ingediend voor de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de toeslagjaren 2012 en 2013. In overleg met belanghebbende is de herbeoordeling uitgebreid met toeslagjaar 2014.
- Bij beschikking van 30 april 2021, met kenmerk UHT-B DMB 2, heeft UHT aan
belanghebbende medegedeeld dat zij recht heeft op een forfaitair compensatiebedrag van € 30.000. - De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek van
belanghebbende op 15 maart 2022 aan UHT verstuurd. CvW heeft - kort samengevat - geoordeeld dat belanghebbende over de periode juni tot en met december 2014 niet in aanmerking komt voor compensatie op basis van vooringenomen handelen of hardheid van het stelsel. - Bij vooraankondiging van 21 april 2022, met kenmerk UHT-VC I, heeft UHT aan belanghebbende medegedeeld dat zij recht heeft op een voorlopig compensatiebedrag van € 70.973. Omdat belanghebbende al een bedrag van € 30.000 had ontvangen, heeft een nabetaling van € 40.973 plaatsgevonden.
- Bij beschikking van 27 juli 2022, met kenmerk UHT-DC I, heeft UHT aan
belanghebbende medegedeeld dat zij over de toeslagjaren 2012 en 2013 en de periode januari tot en met mei 2014 recht heeft op een definitief compensatiebedrag wegens vooringenomenheid van € 72.019. Omdat belanghebbende al een bedrag van € 70.973 had ontvangen, heeft een nabetaling van € 1.046 plaatsgevonden. - Bij beschikking van 27 juli 2022, met kenmerk UHT-DH5 A, heeft UHT aan
belanghebbende medegedeeld dat zij geen recht heeft op compensatie wegens
vooringenomenheid of hardheid over de periode juni tot en met december 2014. - Bij brieven van 15 december 2022, binnengekomen op 19 december 2022, heeft
gemachtigde bezwaar gemaakt tegen de beschikkingen met kenmerk UHT-DC I
respectievelijk UHT-DH5 A - Bij brief van 20 juli 2023 heeft gemachtigde de gronden van de bezwaren aangevuld.
- Bij e-mail van 17 augustus 2023 heeft UHT kenbaar gemaakt dat de rechtbank op 10
augustus 2023 het door of namens belanghebbende ingestelde beroep wegens het niet tijdig beslissen op bezwaar in behandeling heeft genomen. - Op 16 januari 2024 heeft UHT schriftelijk gereageerd op de bezwaren van
belanghebbende. - Op 5 september 2024 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen. Een verslag hiervan is achter dit advies gevoegd.
- De Commissie heeft de bezwaren behandeld en het hiernavolgende advies opgesteld.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaar ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Compleetheid dossier en motivering besluit
Belanghebbende stelt dat niet inzichtelijk is gemaakt hoe de compensatie van € 72.019 over de toeslagjaren 2012 en 2013 en de periode januari tot en met mei 2014 tot stand is gekomen. Ook voert zij aan dat het haar niet inzichtelijk is gemaakt hoe UHT tot afwijzing van compensatie over de periode juni tot en met december 2014 is gekomen. Belanghebbende merkt daarbij op dat zij niet het volledig dossier heeft ontvangen en verzoekt specifiek om de overzichten van het Landelijk Incasso Centrum (hierna: LIC).
De Commissie kan UHT volgen in het ingenomen standpunt ten aanzien van de motivering van het besluit en de zorgvuldigheid van het hieraan ten grondslag liggende onderzoek. De Commissie is van oordeel dat UHT de berekeningen bij het uitbrengen van de bestreden beschikking weliswaar niet voldoende heeft toegelicht, maar dat door middel van het indienen van het schriftelijke verweer, een uitgebreide uitleg met behulp van de verzochte LIC-overzichten, SAS-overzichten en overige producties het bestreden besluit voldoende is onderbouwd.
Artikel 6 EVRM, recht op een eerlijk proces
Belanghebbende voert aan dat geen sprake is van ‘equality of arms’, zoals opgenomen in artikel 6 van het EVRM, omdat zij niet de beschikking heeft over zijn volledige dossier. De Commissie is een onafhankelijke bezwaarschriftenadviescommissie in de zin van artikel 7:13 Awb. Voor de procedure bij de Commissie gelden de processuele waarborgen van de Awb. Op grond van artikel 7:4 lid 2 Awb heeft belanghebbende voorafgaand aan de hoorzitting bij de Commissie recht op afschriften van de op de zaak betrekking hebbende stukken. Deze stukken heeft belanghebbende in de vorm van een bezwaardossier op 23 augustus 2023 ontvangen en zij heeft de gelegenheid gekregen, en daarvan gebruik gemaakt om haar standpunt uiteen te zetten. De Commissie adviseert het bezwaar op dit punt ongegrond te verklaren.
Beslagvrije voet
Belanghebbende stelt dat B/T in de toeslagjaren 2006 en 2010 tot en met 2013 geen rekening heeft gehouden met haar beslagvrije voet en dat daarom sprake is van hardheid van het stelsel. UHT stelt dat B/T bij verrekeningen van KOT geen rekening hoeft te houden met de beslagvrije voet, nu KOT niet wordt beschouwd als inkomensondersteuning, maar is bedoeld als bevordering van de arbeidsparticipatie en stelt dat de KOT expliciet is uitgesloten van de beslagvrije voet in artikel 475c sub j van het Wetboek van Rechtsvordering. De vraag of, en in hoeverre, rekening is gehouden met de beslagvrije voet bij verrekeningen met andere toeslagen, valt buiten de reikwijdte van het begrip vooringenomen handelen hardheid van het stelsel in de Wht. De Commissie is van oordeel dat in dit geval niet is gebleken van feiten of
omstandigheden die leiden tot de conclusie dat sprake is van hardheid van het stelsel. De Commissie adviseert het bezwaar op dit punt ongegrond te verklaren.
Toeslagjaar 2013
Belanghebbende stelt dat een onjuist bedrag is gehanteerd voor component i (door
belanghebbende betaalde rente en kosten) over toeslagjaar 2013. Uit het LIC-overzicht van toeslagjaar 2013 volgt dat belanghebbende ter zake een bedrag van € 1.993 heeft betaald en niet € 1.977. Hierdoor zou volgens belanghebbende de rentevergoeding over gemiste KOT moeten doorlopen tot aan de datum van de beslissing op bezwaar.
UHT heeft in de schriftelijke reactie het standpunt ingenomen dat inderdaad een te laag bedrag is opgenomen en dat het juiste bedrag € 1.993 zou moeten zijn. De Commissie adviseert component i over toeslagjaar 2013, conform het standpunt van UHT, te corrigeren en het bezwaar op dit punt gegrond te verklaren. De Commissie is van oordeel dat, anders dan belanghebbende heeft betoogd, gegrondverklaring van dit bezwaar er niet toe leidt dat de rentevergoeding gemiste KOT 2013 dient door te lopen tot de beslissing op bezwaar omdat het hier uitsluitend de correctie van een bedrag betreft en niet het hanteren van een onjuiste grondslag.
Toeslagjaar 2014
Belanghebbende betwist dat zij in toeslagjaar 2014 slechts opvang heeft genoten van januari tot en met mei. Zij stelt dat ze tot en met juli opvang heeft afgenomen omdat de zomervakantie in juli begint. Belanghebbende stelt daarnaast dat de hoogte van component a over toeslagjaar 2014 onjuist is. Zij stelt dat component a over toeslagjaar 2014 op basis van de gegevens in de KOI-viewer op € 9.629 dient te worden vastgesteld. De Commissie overweegt hierover als volgt.
UHT heeft in de schriftelijke reactie het standpunt ingenomen dat het bedrag onder component a over toeslagjaar 2014 onjuist is vastgesteld en dat zij voornemens is om dit bedrag te corrigeren naar € 9.640. De Commissie kan UHT volgen in dit standpunt. Uit de gegevens van de KOI-viewer blijkt dat belanghebbende van januari tot en met mei 2014 opvang heeft genoten en dat betekent dat component a over toeslagjaar 2014 op € 9.640 moet worden vastgesteld. De Commissie adviseert UHT om component a over toeslagjaar 2014 te corrigeren en alle daarmee samenhangende component conform het standpunt van UHT aan te passen. De Commissie adviseert het bezwaar op dit punt gegrond te verklaren.
Rentevergoeding over gemiste KOT
Belanghebbende stelt dat zij niet kan controleren of de juiste aanvangsdatum is aangehouden voor de berekening van de rentevergoeding over gemiste KOT omdat de berekeningen van deze component ontbreken.
De Commissie merkt op dat UHT de berekening van de rentevergoeding over gemiste KOT voldoende gemotiveerd heeft toegelicht in de schriftelijke reactie. UHT heeft de juiste berekening bij het dossier gevoegd en is voornemens om de aanvankelijk vastgestelde -lagere- bedragen te corrigeren bij het nemen van de beslissing op bezwaar. De rentevergoeding over gemiste KOT over toeslagjaar 2012 is eveneens onjuist en in het nadeel van belanghebbende vastgesteld. De Commissie kan UHT volgen in het ingenomen standpunt dat de berekening van deze component over toeslagjaar 2012 in het voordeel van belanghebbende dient te worden gecorrigeerd. Met betrekking tot toeslagjaar 2013 is de verkeerde einddatum voor de berekening gehanteerd. Deze einddatum is echter in het voordeel van belanghebbende en de
Commissie neemt met instemming kennis van het standpunt van UHT om de rentevergoeding over gemiste KOT over toeslagjaar 2013 ongewijzigd te laten. Met betrekking tot toeslagjaar 2014 is de grondslag van de compensatie gewijzigd. De Commissie neemt ook hier met instemming kennis van het standpunt van UHT om de rentevergoeding over gemiste KOT over toeslagjaar 2014 opnieuw te berekenen en de einddatum vast te stellen op de datum van de beslissing op bezwaar. De Commissie adviseert om de rentevergoeding over gemiste KOT over toeslagjaar 2012 en 2014 te corrigeren in het voordeel van belanghebbende, de einddatum voor de rentevergoeding over gemiste KOT over toeslagjaar 2014 vast te stellen op de datum
van de beslissing op bezwaar en het bezwaar op dit punt gegrond te verklaren.
Vergoeding voor immateriële schade
Belanghebbende stelt dat zij niet kan controleren of de juiste aanvangsdatum is aangehouden voor de berekening van de vergoeding voor immateriële schade. Ter zitting heeft belanghebbende gesteld dat de startdatum voor de berekening 11 november 2013 zou moeten zijn.
UHT heeft ter zitting laten weten dat zij het standpunt van gemachtigde kan volgen. UHT stelt dat de startdatum van 11 november 2013 gehandhaafd zal blijven. De Commissie neemt met instemming kennis van dit standpunt. Nu het bezwaar met betrekking tot de toeslagjaren 2013 en 2014 en de rentevergoeding over gemiste KOT gegrond wordt geacht, adviseert de Commissie, conform het standpunt van UHT, om de einddatum van de vergoeding voor immateriële schade vast te stellen op de datum van de beslissing op bezwaar.
Aanvullende vergoeding van 1%
Belanghebbende voert in bezwaar aan dat de aanvullende vergoeding van 1%, gelet op de overige bezwaren, gewijzigd dient te worden. Nu de Commissie adviseert tot een
(gedeeltelijke) gegrondverklaring van de bezwaargronden, adviseert de Commissie om de berekening van de aanvullende vergoeding van 1% aan te passen in de beslissing op bezwaar.
Proceskostenvergoeding
Nu het bezwaar naar het oordeel van de Commissie gedeeltelijk gegrond is en het bestreden besluit dient te worden herroepen, adviseert de Commissie om het verzoek om een proceskostenvergoeding in deze bezwaarprocedure toe te wijzen.
Conclusie
Samenvattend adviseert de Commissie om:
- het bezwaar dat gericht is tegen de bestreden beschikking van 27 juli 2022 met kenmerk UHT-DC I gedeeltelijk gegrond te verklaren ten aanzien van component i over toeslagjaar 2013;
- component a over toeslagjaar 2014 aan te passen en alle, ingevolge de Wht daarmee samenhangende, componenten aan te passen conform het standpunt van UHT;
- de berekening van de rentevergoeding over gemiste KOT over toeslagjaren 2012 en 2014 aan te passen overeenkomstig het daarover gestelde in de schriftelijke reactie van UHT;
- de vergoeding voor immateriële schade te berekenen tot aan de dagtekening van de beslissing op bezwaar;
- de aanvullende vergoeding van 1% aan te passen;
- de overige bezwaren ongegrond te verklaren;
- het verzoek om een proceskostenvergoeding van deze procedure toe te wijzen.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter