Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-11253

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 5 december 2022 met kenmerk UHT-DCH en 2 maart 2023 met kenmerk UHT-O OGS B

Ontvangst bezwaarschrift: 15 december 2022 en 31 maart 2023

Hoorzitting: 15 mei 2024

Overdracht advies aan UHT: 28 mei 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om
het bezwaar deels gegrond te verklaren en een proceskostenvergoeding toe te
kennen.

Onderwerp van advies

Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaar is gericht tegen de op 5 december 2022 en 2 maart 2023 genomen beschikkingen met kenmerk UHT-DCH en UHT-O OGS B, waarbij aan belanghebbende over de toeslagperiodes 2010 en januari tot en met april 2012 een definitief compensatiebedrag van € 23.522,- is toegekend en aangevuld tot € 30.000,- (UHT-DCH) en over de toeslagjaren 2011, 2012, 2013 en 2014 een O/GS tegemoetkoming van € 16.437,- (UHT-O OGS B), na inachtneming van de aanvulling tot € 30.000,-.

Overgangsrecht
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft UHT op 17 december 2020 verzocht om een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag. UHT heeft bij de herbeoordeling gekeken naar de toeslagjaren 2010 tot en met 2014 en haar voorgenomen beschikking(en) voorgelegd aan de Commissie van Wijzen (hierna: CvW).
  • De CvW heeft de voorgenomen beschikkingen beoordeeld en geconcludeerd dat
    belanghebbende over de toeslagjaren 2011, mei tot en met december 2012, 2013
    en 2014 niet in aanmerking komt voor compensatie wegens institutionele of
    individuele vooringenomenheid en/of hardheid bij de uitvoering.
  • UHT heeft bij beschikking van 5 december 2022 met kenmerk UHT-DCH bepaald
    dat belanghebbende recht heeft op compensatie wegens individuele
    vooringenomenheid over het toeslagjaar 2010 en over de periode van januari tot
    en met april 2012. Het definitieve compensatiebedrag is daarbij berekend op
    € 23.522,- en is aangevuld tot € 30.000,-.
  • UHT heeft bij beschikking van 2 maart 2023 met kenmerk UHT-O OGS B aan
    belanghebbende een O/GS-tegemoetkoming toegekend van € 16.437,- ter zake
    van terugvorderingen over de toeslagjaren 2011, de periode van mei tot en met
    december 2012, 2013 en 2014.
  • Gemachtigde heeft met brieven van 15 december 2022 en 27 maart 2023 (op 15
    december 2022 en 31 maart 2023 door UHT ontvangen) namens belanghebbende
    bezwaar gemaakt tegen de beschikkingen van 5 december 2022 en 2 maart 2023.
  • UHT heeft op 4 september 2023 schriftelijk gereageerd.
  • Gemachtigde heeft de gronden van het bezwaar tegen de beschikking met
    kenmerk UHT-DCH met ene brief van 10 oktober 2023 aangevuld.
  • UHT heeft op 16 oktober 2023 (met een aanvullende beschouwing) de schriftelijke
    reactie aangevuld.
  • Het bezwaar van belanghebbende is op 15 mei 2024 op hoorzitting bij de
    Commissie behandeld. Het verslag van de hoorzitting is als bijlage bij het advies
    gevoegd.
  • De Commissie heeft het bezwaar behandeld.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaar van belanghebbende ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Hierna vindt per toeslagjaar een beoordeling plaats.

Toeslagjaar 2010 (UHT-DCH)
Over dit jaar kent UHT aan belanghebbende een compensatie toe omdat de
Belastingdienst/Toeslagen vooringenomen heeft gehandeld naar belanghebbende toe. In de schriftelijke reactie concludeert UHT dat de berekening van het compensatiebedrag in positieve zin moet worden bijgesteld bij de volgende onderdelen. De rente over de gemiste KOT is ten onrechte berekend over de periode van 26 oktober 2011 tot en met 28 november 2022, terwijl had moeten zijn uitgegaan van 1 juli 2011 tot en met 5 december 2022. Dat levert een bedrag van € 2.941,- in plaats van € 2.874,- op. In een aanvullende schriftelijke reactie heeft UHT uitgelegd hoe dat bedrag is berekend. Ook de 1% vergoeding (component p) moet dan worden herberekend. De gemachtigde van belanghebbende heeft te kennen gegeven akkoord te zijn met deze wijzigingen. Het bezwaar is deels gegrond.

De Commissie overweegt dat de forfaitaire vergoeding voor immateriële schade een
vergoeding is voor veronderstelde stress, ongemak en onzekerheid die belanghebbende ervaart omdat het lang duurt voordat de compensatie definitief is berekend. Belanghebbende heeft door de bezwaarprocedure langer moeten wachten op de definitieve berekening van haar compensatie en hiervan stress ervaren die nog steeds voortduurt.

In een geval waarin een bezwaar (deels) gegrond is, hanteert UHT als einddatum van de forfaitaire vergoeding voor de immateriële schade het moment van de beslissing op
bezwaar. De Commissie ziet daarom aanleiding UHT te adviseren de forfaitaire
vergoeding voor immateriële schade van belanghebbende te berekenen tot het moment van de beslissing op bezwaar.

Toeslagjaar 2011 (UHT-DCH/UHT-O OGS B)
Over dit jaar stelt UHT dat sprake is geweest van reguliere correcties en dat geen sprake is geweest van vooringenomenheid of hardheid bij de Belastingdienst/Toeslagen. Wel kent UHT op grond van artikel 2.6 van de Wht aan belanghebbende de tegemoetkoming van 30% van het terugvorderingsbedrag toe. Bij de bepaling van het terugvorderingsbedrag is UHT uitgegaan van de bedragen die daadwerkelijk zijn teruggevorderd van belanghebbende. De nog niet aan haar uitbetaalde bedragen in het betreffende jaar zijn niet in de berekening meegenomen. De gemachtigde van belanghebbende heeft te kennen gegeven hiertegen geen bezwaren te hebben.

Toeslagjaar 2012 (UHT-DCH/UHT-O OGS B)
Over dit jaar stelt UHT dat sprake is geweest van vooringenomenheid bij de
Belastingdienst/Toeslagen. Toch beperkt UHT de toekenning van compensatie tot de
maanden januari tot en met april 2012 en niet de maanden daarna. De reden daarvoor is dat volgens UHT in de maanden daarna geen kinderopvang heeft plaatsgevonden en dan is er evident geen recht op KOT. UHT baseert zich hierbij op een mailwisseling die de Belastingdienst/Toeslagen in 2014 heeft gehad met kinderopvanginstelling 1 en op de KOI-viewer. Belanghebbende bestrijdt dit. Zij heeft wel opvang afgenomen in 2012. Zij verwijst daartoe naar de jaaropgaaf 2012 gedateerd op 18 februari 2013 van kinderopvanginstelling 2 waarin een overzicht staat van opvang gedurende het hele jaar 2012.

De Commissie overweegt het volgende. UHT heeft toepassing gegeven aan het bepaalde in de artikel 2.1, eerste en tweede lid, van de Wht. In het eerste lid is geregeld dat aan een aanvrager compensatie wordt toegekend als sprake is van vooringenomenheid of hardheid. UHT heeft vooringenomenheid voor het hele jaar 2012 aangenomen. In het tweede lid is geregeld dat de compensatie niet wordt toegekend als de door de aanvrager geleden schade is te wijten aan ernstige onregelmatigheden die aan hem toerekenbaar zijn. Daarvan is in ieder geval sprake als uit het dossier blijkt dat er evident geen recht op KOT bestond in het onderzochte toeslagjaar. Dit is bijvoorbeeld het geval als er geen opvang is geweest. Gelet op het uitzonderingskarakter van artikel 2.1, tweede lid, van de Wht ligt de bewijslast bij UHT. Concreet gezegd: UHT moet aannemelijk maken dat er geen opvang heeft plaatsgevonden na april 2012. Met de stukken die nu in het dossier zijn, slaagt UHT niet in deze bewijslast. Het dossier geeft namelijk verwarring. Enerzijds geeft de KOI-viewer weer dat opvang tot en met maart 2012 voor de twee kinderen van belanghebbende heeft plaatsgevonden en staat in een mail van 21 maart 2014 van
kinderopvanginstelling 1 dat de twee kinderen tot en met februari 2012 gebruik hebben gemaakt van kinderdagverblijf Bubbels. Anderzijds vermeldt de jaaropgaaf 2012 d.d. 18 februari 2013 van kinderopvanginstelling 2 dat over het gehele jaar voor in totaal 5342,16 uren opvang is gefactureerd tot een totaalbedrag van € 33.976,14. Met deze tegenstrijdige stukken is niet sluitend te krijgen of er al dan niet opvang gedurende het gehele jaar is afgenomen. Zoals hiervoor is overwogen, ligt dat bewijsrisico bij UHT.

Het gevolg hiervan is dat de Commissie met de huidige stand van zaken adviseert om het bezwaar in zoverre gegrond te verklaren. Dat betekent dat over het gehele toeslagjaar 2012 compensatie op grond van artikel 2.1, eerste lid, van de Wht wordt verleend.

Toeslagjaar 2013 (UHT-DCH/UHT-O OGS B)
Over dit jaar heeft de gemachtigde van UHT op de hoorzitting nader toegelicht dat het
standpunt van UHT is dat over dat jaar vooringenomenheid bij de
Belastingdienst/Toeslagen aangenomen zou kunnen worden vanwege het feit dat deze
dienst toentertijd een bezwaar van belanghebbende kennelijk niet-ontvankelijk heeft
verklaard. Toch komt aan belanghebbende niet op die grond compensatie toe, omdat er gezien de KOI-viewer en wat belanghebbende heeft verteld tijdens het oudergesprek geen opvang is geweest. Wel kent UHT op grond van artikel 2.6 van de Wht aan belanghebbende de tegemoetkoming van 30% van het terugvorderingsbedrag toe. Bij de bepaling van het terugvorderingsbedrag is UHT uitgegaan van de bedragen die daadwerkelijk zijn teruggevorderd van belanghebbende. De nog niet aan haar uitbetaalde bedragen in het betreffende jaar zijn niet in de berekening meegenomen. De gemachtigde van belanghebbende heeft gesteld hiertegen geen bezwaren te hebben.

Toeslagjaar 2014 (UHT-DCH/UHT-O OGS B)
Over dit jaar heeft de gemachtigde van UHT op de hoorzitting nader toegelicht dat geen vooringenomenheid wordt aangenomen en (subsidiair) evident geen recht. Ook in dit jaar is geen opvang geweest, gezien de KOI-viewer en wat belanghebbende heeft verteld tijdens het oudergesprek. Ook voor dit jaar heeft UHT de tegemoetkoming op grond van artikel 2.6, van de Wht toegekend, weer op grond van de daadwerkelijk teruggevorderde bedragen. De gemachtigde van belanghebbende heeft gesteld hiertegen geen bezwaren te hebben.

Conclusie
De compensatieberekening over 2010 moet worden aangepast. Over 2012 moet alsnog compensatie wegens vooringenomenheid worden toegekend. In zoverre kunnen de bestreden beschikkingen dus niet in stand blijven.

UHT heeft belanghebbende een O/GS-tegemoetkoming van € 22.915,- toegekend in
verband met terugvorderingen over 2011, mei tot en met december 2012, 2013 en Hier is een bedrag ad € 6.478,- op in mindering gebracht in verband met de
aanvulling vanwege de Catshuisregeling tot € 30.000,-.

Nu de definitieve compensatiebeschikking bij beslissing op bezwaar hoger moet worden vastgesteld, moeten het tegemoetkomingsbedrag (over het toeslagjaar 2012) en het in mindering gebrachte bedrag (over de toeslagjaren 2010, 2011, 2013 en 2014) navenant worden aangepast en een eventuele verhoging aan belanghebbende worden uitgekeerd.

Gelet op het voorgaande slaagt ook om die reden het bezwaar tegen de beschikking
inzake de O/GS-tegemoetkoming.

Proceskostenvergoeding
Nu de Commissie het bezwaar deels gegrond acht en adviseert om de primaire
beschikkingen te herroepen, adviseert de Commissie om het verzoek voor vergoeding
van de kosten van rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure toe te wijzen. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht heeft belanghebbende recht op een forfaitaire vergoeding op basis van twee procespunten (bezwaarschrift en verschijnen hoorzitting) met een wegingsfactor 2. Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen.

Conclusie

De Commissie adviseert UHT:

  • het bezwaar gegrond te verklaren en de bestreden beschikkingen te herroepen;
  • over het gehele toeslagjaar 2012 alsnog compensatie wegens vooringenomenheid
    te verlenen;
  • de vergoeding voor immateriële schade te berekenen tot de datum van de
    beslissing op bezwaar;
  • de rentevergoeding voor gemiste kinderopvangtoeslag over het toeslagjaar 2010
    aan te passen;
  • de aanvullende vergoeding van 1% van het subtotaal van het compensatiebedrag
    aan te passen;
  • de O/GS-tegemoetkoming navenant aan te passen en een eventuele verhoging
    aan belanghebbende uit te keren;
  • een proceskostenvergoeding toe te kennen op basis van 2 procespunten met een
    wegingsfactor 2. De Commissie adviseert daarbij de hoogste vergoeding per
    procespunt toe te kennen.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter