BAC 2022-11248
Publicatiedatum 19-11-2024
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 21 november 2022 met kenmerk UHT-DC-I A en 21 november 2022 met kenmerk UHT-DH5 A
Ontvangst bezwaarschrift: 14 december 2022
Hoorzitting: 31 juli 2024
Overdracht advies aan UHT: 7 oktober 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar ongegrond te verklaren.
Onderwerp van advies
Het door [gemachtigde] namens [belanghebbende] ingediende bezwaar is gericht tegen de op 21 november 2022 door UHT genomen beschikkingen met kenmerk UHT-DC-I A en UHT-DH5 A, waarbij aan belanghebbende over de toeslagjaren 2010 tot en met 2014 geen compensatie is toegekend.
Overgangsrecht
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft UHT op 23 december 2020 verzocht om een herbeoordeling van haar kinderopvangtoeslag. UHT heeft bij de herbeoordeling gekeken naar de toeslagjaren 2010 tot en met 2014 en haar voorgenomen beschikkingen voorgelegd aan de Commissie van Wijzen (hierna: CvW).
- CvW heeft de voorgenomen beschikkingen beoordeeld en geconcludeerd dat
belanghebbende over de toeslagjaren 2010 tot en met 2014 niet in aanmerking
komt voor compensatie wegens vooringenomenheid of hardheid bij de uitvoering. - UHT heeft belanghebbende bij beschikkingen van 21 november 2022 met kenmerk UHT-DC-I A en UHT-DH5 A medegedeeld dat zij over de toeslagjaren 2010 tot en met 2014 niet in aanmerking komt voor compensatie wegens vooringenomenheid of hardheid bij de uitvoering.
- Bij brief van 5 december 2022, op 14 december 2022 door UHT ontvangen, heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de beschikking van 21 november 2022
met kenmerk UHT-DH5 A. De Commissie acht het bezwaar tevens gericht tegen
de beschikking met kenmerk UHT-DC I. - UHT heeft op 19 december 2023 bij beschouwing schriftelijk gereageerd (hierna:
de schriftelijke reactie). - Gemachtigde heeft zich op 26 juni 2024 namens belanghebbende in deze
bezwaarprocedure gesteld. Bij brief van 8 juli 2024 heeft zij de gronden van het
bezwaar aangevuld. - Het bezwaar van belanghebbende is op 31 juli 2024 op hoorzitting bij de
Commissie behandeld. Het verslag van de hoorzitting is bij het advies gevoegd. - Na de hoorzitting heeft UHT op 5 augustus 2024 een aanvullende beschouwing
ingediend. Gemachtigde is in de gelegenheid gesteld hierop te reageren. - De Commissie, bestaande uit [voorzitter] en [leden], heeft het volgende advies uitgebracht.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaar van belanghebbende ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Beoordeling afwijzing compensatie toeslagjaren 2010 tot en met 2014
De Belastingdienst/Toeslagen heeft de kinderopvangtoeslag van belanghebbende over de toeslagjaren 2010 tot en met 2014 meermaals verminderd. Niet in geschil is dat het
merendeel daarvan reguliere correcties zijn geweest: wijzigingen die door belanghebbende zelf zijn ingegeven of correcties aan de hand van het toetsingsinkomen.
Ter discussie staan echter de neerwaartse correcties van 14 mei 2013 over de
kinderopvangtoeslag 2010 (van € 3.734 naar € 3.641) en 30 juli 2013 over de
kinderopvangtoeslag 2011 (van € 4.796 naar € 4.586). Deze neerwaartse correcties
hebben plaatsgevonden aan de hand van gerenseigneerde gegevens van de
kinderopvanginstelling in KOI-viewer, zonder de juistheid van deze gegevens bij
belanghebbende na te gaan.
De Commissie acht het onjuist en ongewenst dat destijds geen navraag van de juistheid van deze gerenseigneerde gegevens bij belanghebbende heeft plaatsgevonden (productie 7, p. 52), maar acht deze onjuiste handelswijze onvoldoende om institutionele of individuele vooringenomenheid van de Belastingdienst/Toeslagen bij deze neerwaartse correcties aan te nemen. Er zijn ook geen aanwijzingen dat de correcties niet in overeenstemming met de feiten zijn geweest. In zoverre kan het bezwaar van belanghebbende tegen het niet-compenseren over de toeslagjaren 2010 en 2011 niet slagen.
Op de hoorzitting heeft gemachtigde de gang van zaken over het toeslagjaar 2013 ter
discussie gesteld. In tegenstelling tot de toeslagjaren 2010 en 2011 is over 2013
definitief beschikt op basis van gegevens van belanghebbende zelf, in plaats van
gegevens uit KOI-viewer.
De Commissie overweegt dat het in eerste instantie de verantwoordelijkheid van
belanghebbende als degene die kinderopvangtoeslag verzoekt is om kloppende gegevens over het toeslagjaar 2013 aan te leveren bij de Belastingdienst/Toeslagen, zodat op grond daarvan correcte besluiten kunnen volgen. Indien dat niet gebeurd is, komt het voor haar risico dat correcties plaatsvinden. UHT heeft in de aanvullende beschouwing aan de hand van gegevens van meldingen van belanghebbende en gegevens van de KOI over 2013 inzichtelijk en navolgbaar uiteengezet dat in 2013 sprake is geweest van correcte beschikkingen overeenkomstig de aanvragen van belanghebbende, de meldingen van opvanguren en de gegevens over het toetsingskomen. Er is dan ook over het toeslagjaar 2013 geen aanleiding voor compensatie wegens vooringenomenheid of hardheid bij de uitvoering.
Tegen andere toeslagjaren zijn geen specifieke bezwaren aangevoerd, noch ziet de
Commissie aanleiding nader op deze toeslagjaren in te gaan.
Van bijzondere omstandigheden waaronder over deze toeslagjaren tot hardheid kan
worden geconcludeerd, is niet gebleken. De terugvorderingen op zichzelf – hoe vervelend ook voor belanghebbende – zijn daarvoor onvoldoende. Aan de vraag of de grens van € 1.500 in het geval van belanghebbende mag worden gehanteerd, komt de Commissie daarom niet toe.
Het bezwaar van belanghebbende kan niet slagen.
Schending motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel
De Commissie ziet geen aanleiding, mede gelet op de gronden van het bezwaar, om te
veronderstellen dat UHT bij de totstandkoming van de bestreden beschikkingen
onzorgvuldig heeft gehandeld, of dat de bestreden beschikkingen ondeugdelijk zijn
gemotiveerd.
Proceskostenvergoeding
Het bezwaar is naar opvatting van de Commissie ongegrond. Er is geen aanleiding voor
herroeping van de bij bezwaar bestreden beschikkingen. De Commissie ziet, gelet op het bepaalde in artikel 7:15 lid 2 Awb, geen aanleiding om UHT te adviseren een
proceskostenvergoeding toe te kennen.
Conclusie
De Commissie adviseert om het bezwaar ongegrond te verklaren.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter