BAC 2022-11172
Publicatiedatum 11-06-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 21 juli 2021 met kenmerk UHT-DC I
Ontvangst bezwaarschrift: 7 november 2022
Hoorzitting: 10 januari 2024
Overdracht advies aan UHT: 6 februari 2024
Samenvatting
De bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar tegen de beschikking van 21 juli 2021 met kenmerk UHT-DC I gedeeltelijk gegrond te verklaren en deze beschikking in stand te laten.
Onderwerp van advies
De door [gemachtigde] (hierna: gemachtigde) namens [belanghebbende] (hierna: belanghebbende) ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen beschikking van 21 juli 2021 met kenmerk UHT-DC I.
Aan belanghebbende is compensatie toegekend omdat naar het oordeel van UHT over het jaar 2017 sprake is geweest van vooringenomen handelen, dan wel hardheid.
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moet de bestreden beschikking geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft verzocht om een herbeoordeling van de KOT over het jaar 2017.
- Bij beschikking van 26 maart 2021 heeft UHT een bedrag van € 30.000,- aan belanghebbende toegekend.
- Bij beschikking van 21 juli 2021 (UHT-DC-I) heeft UHT het verzoek om compensatie toegewezen tot € 8.490,-.
- Tegen de beschikking van 21 juli 2021 heeft belanghebbende op 7 november 2021 een bezwaarschrift ingediend.
- UHT heeft op 18 september 2023 een schriftelijke reactie ingediend op de bezwaren van belanghebbende.
- Op 10 januari 2024 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen. Het verslag van deze hoorzitting is gevoegd bij dit advies.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Belanghebbende voert aan dat onduidelijk is hoe de vergoeding voor rente en kosten is opgebouwd. Belanghebbende voert aan dat hij recht heeft op verschillende rentevergoedingen. UHT stelt zich onder andere op het standpunt dat de vergoeding voor rente en kosten (component g compensatieberekening) juist is berekend. Verder voert UHT aan dat de rentevergoeding over gemiste KOT (component j) onjuist is berekend. De Commissie volgt UHT in haar standpunt dat de rentevergoeding over gemiste KOT (component j) onjuist is berekend en dient te worden vastgesteld op € 1.625,-. Hieruit volgt dat de vergoeding van immateriële schade (component i compensatieberekening) berekend dient te worden vanaf 9 februari 2018 tot de aan de dagtekening van de beslissing op bezwaar. De Commissie merkt op dat bovenstaande aanpassingen tot gevolg hebben dat ook de aanvullende vergoeding van 1% dient te worden doorberekend tot de datum van de beslissing op bezwaar. Het bezwaar is op dit onderdeel gegrond.
Belanghebbende heeft in algemene zin opgemerkt dat onduidelijk is hoe de
compensatieberekening tot stand is gekomen. Ook voert belanghebbende aan dat geen sprake is van ‘equality of arms’ omdat hij niet beschikt over het volledige dossier.
De Commissie overweegt dat de overige bedragen in de compensatieberekening zijn vastgesteld aan de hand van de gegevens die UHT tot haar beschikking had. De bedragen zijn afkomstig van onder meer de voorschotbeschikkingen en definitieve beschikkingen. De Commissie is van oordeel dat met het indienen van de uitgebreide schriftelijke reactie, het hierbij behorende dossier, waarin het overzicht van het Landelijk Incassocentrum en de overige producties en de compensatieberekening, het bestreden besluit voldoende is onderbouwd en zorgvuldig tot stand is gekomen. De Commissie is van opvatting dat het beschikbaar gestelde bezwaardossier de stukken bevat die van belang zijn voor de zaak van belanghebbende. Er zijn geen aanknopingspunten om aan te nemen dat belanghebbende in zijn procesbelang is geschaad. De Commissie volgt belanghebbende daarom niet in zijn stelling dat het beginsel van ‘equality of arms’ geschonden zou zijn. Het bezwaar is op dit onderdeel ongegrond.
Verrekening op basis van Catshuisuitkering
De Commissie overweegt dat belanghebbende een forfaitair bedrag van € 30.000,- heeft ontvangen. Op grond van de artikelen 2.1, vijfde lid, en artikel 2.6, vierde lid, blijven compensatie, aanvullende compensatie voor de werkelijke schade, een O/GS-tegemoetkoming en een aanvullende O/GS-tegemoetkoming voor de werkelijke schade onder andere achterwege voor zover op een andere wijze in een vergoeding of tegemoetkoming ter zake is voorzien. Een toegekend forfaitair bedrag van € 30.000,- is een voorbeeld van zo’n vergoeding of tegemoetkoming op andere wijze (Kamerstukken II 2021–2022, 36 151, nr. 3, p. 79). De aan belanghebbende toegekende en nader toe te kennen compensatie wordt verrekend met het eerder toegekende en betaalde forfaitaire bedrag van € 30.000,-. Omdat het bedrag van de op basis van het bezwaar totaal toe te kennen compensatie lager is dan het door belanghebbende reeds ontvangen forfaitaire bedrag ontvangt belanghebbende géén aanvullende vergoeding.
Proceskostenvergoeding
Het bezwaar is naar het oordeel van de Commissie gedeeltelijk gegrond. De Commissie adviseert UHT om de aangevallen beschikking in stand te laten. De beschikking dient niet te worden herroepen omdat het definitieve compensatiebedrag in de beslissing op bezwaar -naar de Commissie verwacht- niet hoger is dan de bedragen van de reeds toegekende compensatie. Belanghebbende heeft geen recht op een proceskostenvergoeding.
Conclusie
Gelet op het voorgaande adviseert de Commissie UHT om:
- het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren;
- de beschikking van 21 juli 2021 met kenmerk UHT-DC I in stand te laten;
- de vergoeding van immateriële schade (component i) te berekenen vanaf 9 februari 2018 tot aan de dagtekening van de datum van de beslissing op bezwaar;
- de rentevergoeding over gemiste KOT (component j) vast te stellen op € 1.625,-
- en alle ingevolge de Wht daarmee samenhangende vergoedingen opnieuw te berekenen met inachtneming van dit advies en daarbij de einddatum van de desbetreffende vergoedingen vast te stellen tot aan de dagtekening van de beslissing op bezwaar;
- het verzoek om een proceskostenvergoeding af te wijzen.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter