Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-11166

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 27 september 2022 met kenmerk UHT-DC I A, 27 september 2022 met kenmerk UHT-DH5 A en 27 september 2022 met kenmerk UHT-DH A

Ontvangst bezwaarschrift: 2 oktober 2024

Overdracht advies aan UHT: 17 oktober 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar ongegrond te verklaren.

Onderwerp van advies

Het door [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT
genomen definitieve beschikkingen compensatie kinderopvangtoeslag.

Aan belanghebbende is met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna:
Compensatieregeling) geen compensatie toegekend voor de jaren 2014 tot en met 2017.

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 10 juni 2020 verzocht om een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT). In overleg met belanghebbende heeft UHT de toeslagjaren 2014 tot en met 2017 herbeoordeeld.
  • UHT heeft bij beschikking van 26 april 2021 aan belanghebbende meegedeeld dat
    zij niet in aanmerking komt voor een betaling van € 30.000.
  • De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek van belanghebbende op 7 juni 2022 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft geadviseerd dat gedurende de betrokken jaren geen sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid of bijzondere omstandigheden.
  • UHT heeft bij bestreden beschikkingen aan belanghebbende meegedeeld dat zij geen recht heeft op compensatie voor de jaren 2014 tot en met 2017.
  • Belanghebbende heeft bij brief, ingekomen op 10 november 2022, tegen deze
    beschikkingen een bezwaarschrift ingediend.
  • [Gemachtigde] heeft bij brief van 22 november 2023 het bezwaarschrift aangevuld.
  • UHT heeft bij beschouwing van 17 april 2024 schriftelijk gereageerd op het bezwaarschrift.
  • Op 2 oktober 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is
    een verslag gemaakt dat bij het advies is gevoegd.
  • Dit advies wordt uitgebracht door de Commissie, bestaande uit [voorzitter] en [leden].

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden is
gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie of
tegemoetkoming af te wijzen voor de toeslagjaren 2014 tot en met 2017.

Welke besluiten zijn in geding?

Ten aanzien van verschillende berekeningsjaren heeft UHT afzonderlijke beschikkingen
afgegeven. De Commissie stelt vast dat belanghebbende formeel alleen bezwaar heeft
gemaakt tegen de beschikkingen van 27 september 2022 met kenmerken UHT-DC-I A en UHT-DH5 A. De nadere gronden zien echter mede op de beschikking van 27 september 2022 met kenmerk UHT-DH A. De Commissie zal om deze reden ook adviseren voor zover de bezwaargronden zien op de beschikking van 27 september 2022 met kenmerk UHT-DH A.

Niet herbeoordeelde toeslagjaren 2018 en 2019

Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat onduidelijk is waarom de toeslagjaren
2018 en 2019 niet zijn meegenomen in de herbeoordeling. In haar ogen had dit moeten gebeuren, omdat ook over deze toeslagjaren sprake was van KOT.
De Commissie stelt vast dat uit de Notitie verzoek herbeoordeling (productie 1) niet blijkt op welke jaren het verzoek om herbeoordeling ziet. In het Informatie- en
beoordelingsformulier staat vermeld dat in het oorspronkelijke herbeoordelingsverzoek niet is aangegeven op welke toeslagjaren het verzoek ziet, en dat '2014-2017 is klaargezet'. In de notitie TVS van 25 mei 2022 staat vermeld: 'Eerste gesprek met ouder. Te beoordelen jaren: 2014, 2015, 2016 en 2017.'
In dat licht kan niet worden geconcludeerd dat UHT nagelaten heeft de toeslagjaren 2018 en 2019 in de herbeoordeling te betrekken en dat om die reden de bestreden
beschikkingen moeten worden herroepen. Nu het oorspronkelijke verzoek en de
bestreden beschikkingen de omvang van de onderhavige bezwaarprocedure bepalen, ziet de Commissie geen mogelijkheden om deze toeslagjaren (alsnog) in haar advisering te betrekken. De Commissie heeft goede nota genomen van de in de beschouwing gedane toezegging van UHT om deze toeslagjaren, evenals zoals ter hoorzitting besproken de eerste helft van 2020, als aanvullend verzoek in herbeoordeling te nemen.

Nu deze werkwijze, in de opvatting van UHT, kennelijk geen beperking van
rechtsmiddelen voor belanghebbende met zich meebrengt, houdt de Commissie
onderhavige bezwaarprocedure niet aan. Het bezwaar is op dit onderdeel ongegrond.

Niet in de gelegenheid zienswijze in te dienen

Belanghebbende heeft geen vooraankondiging ontvangen, waardoor zij destijds niet in de gelegenheid is gesteld haar zienswijze kenbaar te maken.
De Commissie overweegt dat, hoewel dat inderdaad niet de aangewezen gang van zaken is, belanghebbende in het kader van de bezwaarprocedure de gelegenheid heeft
gekregen en benut om haar bezwaren toe te lichten en te onderbouwen. Een eventuele
tekortkoming is daarmee hersteld. Omdat verder niet is aangegeven welk nadeel
belanghebbende door dit nalaten heeft gehad, laat de Commissie dit bezwaar verder
buiten beschouwing. De Commissie adviseert UHT daarom om dit onderdeel van het
bezwaar ongegrond te verklaren.

Herziening KOT-beschikkingen

De Commissie overweegt verder dat de Wht is bedoeld voor herstel van vooringenomen handelen, hardheid of een onterechte O/GS-kwalificatie en niet ziet op de herziening van definitieve KOT beschikkingen. Belanghebbende verzoekt onder meer om een aanpassing van de hoogte van de KOT over toeslagjaren 2014 en 2016 zoals deze indertijd definitief is vastgesteld. Een beoordeling daarvan valt dus buiten de reikwijdte van de Wht. De Commissie adviseert UHT daarom om dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren.

Toeslagjaar 2016 en 2017; CAF-onderzoek

Belanghebbende betoogt dat zij in aanmerking dient te komen voor compensatie
vanwege haar betrokkenheid bij het onderzoek CAF 1715 VVE-010. Lopende dit
onderzoek was sprake van een verlaging of stopzetting van de KOT zonder voorafgaande uitvraag bij belanghebbende.

In het dossier van belanghebbende ziet de Commissie diverse verwijzingen naar een
'rechtmatigheidsonderzoek CAF1715 VVE_010'. Dit onderzoek is weliswaar een CAF-
onderzoek maar niet aangemerkt als een CAF 11 of CAF 11 vergelijkbaar onderzoek. Bij een onderzoek dat wel als CAF 11 of vergelijkbaar is gekwalificeerd kan toetsing of
sprake was van individuele vooringenomenheid achterwege worden gelaten. Nu dit niet het geval is zal de Commissie beoordelen of UHT zich terecht op het standpunt stelt dat er geen sprake is van vooringenomen handelen.
De Commissie ziet geen aanwijzingen dat de verlagingen van de KOT over 2016 en 2017 vooringenomen zijn. Zo ziet de Commissie in het dossier geen aanwijzingen voor een verlaging of stopzetting van de KOT zonder voorafgaande uitvraag bij belanghebbende.
Het verzoek om informatie over de KOT 2016 en 2017 (productie 25) heeft geleid tot het insturen van informatie door belanghebbende (productie 26) en de conclusie dat zij recht heeft op KOT 2016 en 2017 (productie 27). De verlagingen van de KOT 2016 en 2017hangen samen met een wijziging van het aantal opvanguren en het uurtarief.
De Commissie merkt nog op dat het CAF-onderzoek Inverness over de jaren 2014 en 2015, dat wel als CAF 11 vergelijkbaar is aangemerkt en waar gemachtigde op de hoorzitting op heeft gewezen, CAF1515 betreft in plaats van CAF1715.
Verder overweegt de Commissie dat niet is gebleken dat belanghebbende is opgenomen op de Fraude Signalering Voorziening (FSV)-lijst.

Dit staat ook vermeld in het Informatie- en beoordelingsformulier (pagina 17) en UHT
stuurt, zoals toegezegd op de hoorzitting, de uitdraai waaruit dit blijkt nog na, ter
completering van het dossier.

Reguliere bijstellingen

De Commissie overweegt dat, gelet op een en ander, niet aannemelijk is geworden dat er bij de toekenning, aanpassing of terugvordering van de KOT voor toeslagjaren 2014 tot en met 2017 sprake is geweest van institutioneel vooringenomen handelen door de Belastingdienst/Toeslagen (B/T) dan wel hardheid van het stelsel. Over 2014 heeft geen neerwaartse bijstelling of terugvordering plaatsgevonden. De terugvordering KOT over toeslagjaren 2016 en 2017 was gelegen in een te hoog voorschot, dat op basis van reguliere wijzigingen opnieuw is berekend. Deze bijstellingen zijn conform de wet uitgevoerd.
Dergelijke bijstellingen geven in beginsel ook geen aanspraak op een zogenoemde
hardheidstegemoetkoming. De Commissie heeft geen aanknopingspunten gevonden om hier ten aanzien van belanghebbende anders over te oordelen. Verder is er ook geen sprake geweest van een onterechte kwalificatie O/GS, zodat ook hierop geen aanspraak kan worden gemaakt. De Commissie adviseert UHT daarom om dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren.

Proceskostenvergoeding

Nu de Commissie niet adviseert de primaire besluiten te herroepen, is er geen aanleiding een vergoeding van de proceskosten toe te kennen.

Conclusie

De Commissie adviseert om het bezwaar ongegrond te verklaren.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter