Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-11151

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primaire besluiten: beide van 5 augustus 2022 (UHT-DC I,
UHT-DC-I A/UHT-DH A)

Ontvangst bezwaarschrift: 12 oktober 2022

Hoorzitting: 8 maart 2024

Overdracht advies aan UHT: 3 mei 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar ongegrond te verklaren.

Onderwerp van advies

Het door [gemachtigde] (hierna: gemachtigde) namens [belanghebbende] (hierna: belanghebbende) ingediende bezwaarschrift d.d. 12 oktober 2022 is gericht tegen

  • de door UHT genomen beschikking van 5 augustus 2022 (UHT-DC I) waarbij een definitieve compensatie van € 19.051 is toegewezen over het toeslagjaar 2018 en de maanden januari tot en met juli en september tot en met december van het toeslagjaar 2019
  • de door UHT genomen beschikking van 5 augustus 2022 (UHT-DC-I A/UHT-DH A) waarbij het verzoek om compensatie over de maand augustus van het toeslagjaar 2019 is afgewezen.

Op 5 november 2022 is de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Op grond van artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten beschikkingen die in het kader van de hersteloperatie toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Wht, vanaf dat tijdstip geacht worden te zijn genomen op grond van afdeling 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 14 juli 2020 verzocht om een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag (KOT).
  • Bij besluit van 26 mei 2021 (UHT-B DMB2) is aan belanghebbende het forfaitaire bedrag van € 30.000 toegekend.
  • De Commissie van Wijzen heeft haar beoordeling van het verzoek van belanghebbende op 17 februari 2022 aan UHT toegestuurd.
  • Bij beschikking van 24 maart 2022 (UHT-VC I) is er over de toeslagjaren 2018 en 2019 een voorlopige compensatie toegekend van € 19.051. Omdat belanghebbende al een bedrag van € 30.000 had ontvangen, kreeg zij geen extra bedrag uitbetaald.
  • Bij beschikking van 5 augustus 2022 met kenmerk UHT-DC I heeft UHT beslist dat belanghebbende recht heeft op een compensatiebedrag van € 19.051 over het toeslagjaar 2018 en over de maanden januari tot en met juli en september tot en met december van het toeslagjaar 2019.
  • Bij beschikking van 5 augustus 2022 met kenmerk UHT-DC-I A/UHT-DH A heeft UHT beslist dat belanghebbende geen recht heeft op een compensatiebedrag voor de maand augustus 2019.
  • Bij brief van 12 oktober 2022 heeft gemachtigde namens belanghebbende tegen de beschikkingen met de kenmerken UHT-DC I en UHT-DC-I A/UHT-DH A een bezwaarschrift ingediend. Dit bezwaarschrift is bij schrijven van 11 mei 2023 aangevuld.
  • UHT heeft op 4 juli 2023 een schriftelijke reactie op de bezwaren van belanghebbende ingediend. Deze is aan belanghebbende toegestuurd.
  • Op 8 maart 2024 heeft de Commissie, bestaande uit [commissieleden], een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen. Het verslag daarvan is achter haar advies gevoegd. [Commissielid] is mee-adviserend lid.
  • Op 11 maart 2024 heeft UHT, daartoe in de gelegenheid gesteld door de Commissie, een overzicht van KOI-viewer aan de Commissie toegestuurd. Dit overzicht is dezelfde dag doorgezonden aan gemachtigde.
  • Gemachtigde heeft bij e-mailbericht van 4 april 2024 op het overzicht gereageerd.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Gemachtigde heeft tijdens de hoorzitting de bezwaren t.a.v. de zorgvuldigheid van de besluitvorming en het toeslagjaar 2020 ingetrokken.

t.a.v de compensatieberekening
Gemachtigde vraagt om uitleg over het bedrag van € 14.311 (KOT 2019) dat belanghebbende niet zou hebben terugbetaald.

De Commissie is van mening dat UHT dit bedrag in haar schriftelijke reactie van 4 juli 2023 en tijdens de hoorzitting van 8 maart 2024 voldoende heeft verduidelijkt.

t.a.v. de maand augustus 2019
Tijdens de hoorzitting heeft gemachtigde aangegeven het opmerkelijk te vinden dat er geen compensatie is toegekend voor de maand augustus 2019 omdat belanghebbende die maand, in tegenstelling tot wat zij eerder heeft aangegeven, wel degelijk opvang heeft afgenomen. De Commissie heeft partijen in de gelegenheid gesteld om na de hoorzitting hun standpunten met stukken te onderbouwen.

De Commissie heeft van UHT op 11 maart 2024 het desbetreffende overzicht uit KOI-viewer ontvangen en dit doorgestuurd aan gemachtigde met het verzoek om een reactie. Het overzicht vermeldt opvang van 3 september 2019 tot en met 31 december 2019.
Gemachtigde heeft op 4 april 2024 de Commissie laten weten dat hij het overzicht heeft ontvangen maar dat belanghebbende heeft aangegeven de opvang voor de maand augustus 2019 contant te hebben betaald. Bij zijn e-mailbericht zijn geen stukken gevoegd die deze betaling op enigerlei wijze aannemelijk maken.

De Commissie adviseert dit bezwaar ongegrond te verklaren nu niet aannemelijk is geworden dat in de maand augustus 2019 opvang is afgenomen bij een geregistreerde kinderopvanginstelling.

Conclusie

Gelet op het voorgaande adviseert de Commissie om het bezwaarschrift ongegrond te verklaren.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter