BAC 2022-11092
Publicatiedatum 05-06-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 12 oktober 2022 met kenmerk UHT-DC I
Hoorzitting: 4 november 2024
Overdracht advies aan UHT: 21 november 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om
het bezwaar tegen de beschikking met kenmerk UHT-DC I gedeeltelijk gegrond
te verklaren en een proceskostenvergoeding toe te kennen.
Onderwerp van advies
Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaar is gericht tegen de door UHT genomen definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag van 12 oktober 2022 met kenmerk UHT-DC I.
Aan belanghebbende is met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 en
vergelijkbare (CAF-)zaken van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna:
Compensatieregeling) compensatie van € 21.699,- toegekend over de toeslagjaren 2012, 2014 en 2015.
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 11 mei 2021 verzocht om een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT). UHT heeft bij de herbeoordeling gekeken naar de toeslagjaren 2012 tot en met 2015 en haar voorgenomen beschikkingen voorgelegd aan de Commissie van Wijzen (hierna: CvW).
- Volgens CvW bestaat geen recht op compensatie over de periode januari tot 20 februari 2012, omdat belanghebbende pas op 20 februari 2012 KOT heeft aangevraagd. Over 2013 en verschillende periodes in 2014 en 2015 speelt hetzelfde en zijn geen gegevens bekend dat kinderopvang heeft plaatsgevonden. Over de maanden februari tot en met september 2012, september tot en met december 2014 en januari tot en met juni 2015 is sprake geweest van vooringenomen handelen en dient belanghebbende te worden gecompenseerd.
- UHT heeft bij beschikking van 12 oktober 2022 met kenmerk UHT-DC I (hierna:
de bestreden beschikking) aan belanghebbende medegedeeld dat over de
toeslagjaren 2012, 2014 en 2015 een compensatiebedrag zal worden toegekend
van € 21.699,-. Bij beschikkingen van dezelfde datum met kenmerk UHT-DH5 A
en UHT-DC-I A is compensatie over 2013 en de eerder genoemde delen van 2012,
2014 en 2015 afgewezen. - Gemachtigde heeft bij brief van 21 november 2022, ingekomen op 21 november
2022, tegen de beschikking met kenmerk UHT-DC I bezwaar ingediend. - UHT heeft op 8 april 2024 schriftelijk gereageerd.
- Op 4 november 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is
een verslag gemaakt, dat achter het advies is gevoegd. - UHT heeft op 4 en 5 november 2024 aanvullende beschouwingen ingediend met
nieuwe stukken, namelijk de O/GS kwalificatie, KOI-viewer 2012 en 2013. - Gemachtigde heeft per mail van 5 november 2024 gereageerd.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaar ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Procedurele bezwaren
Geen schending inzagerecht en/of equality of arms
Volgens belanghebbende heeft UHT verzuimd stukken over te leggen die voor de
beoordeling van het bezwaar relevant zijn. Het inzagerecht en de equality of arms
zouden hiermee geschonden zijn. De Commissie overweegt met betrekking tot deze
procedurele bezwaren als volgt.
Ingevolge artikel 7:4 lid 2 Awb heeft belanghebbende voorafgaand aan de hoorzitting bij de Commissie recht op afschriften van de op de zaak betrekking hebbende stukken (ook wel: het inzagerecht).
UHT heeft een uitgebreid bezwaardossier ter beschikking gesteld, waaronder begrepen de door belanghebbende verlangde IB-formulier, overzichten van het Landelijk incassocentrum (hierna LIC) afschriften van beschikkingen en andere stukken. De Commissie constateert dat belanghebbende kan beschikken over de op de behandeling van zijn bezwaar betrekking hebbende stukken.
Het is gezien het voorgaande niet aannemelijk dat belanghebbende in haar rechtspositie is geschaad doordat er geen stukken zijn overgelegd. Het vereiste evenwicht tussen partijen is door verstrekking van het uitgebreide bezwaardossier gedurende deze procedure bewaard gebleven.
De Commissie is gezien het voorgaande de opvatting toegedaan dat het inzagerecht en de “equality of arms” in deze bezwaarprocedure niet zijn geschonden en acht het
bezwaar op dit punt ongegrond.
Beoordeling forfaitaire compensatieberekening toeslagjaren 2012, 2014 en
2015
Tussen partijen is niet in geschil dat de Belastingdienst/Toeslagen over de toeslagjaren
2012, 2014 en 2015 vooringenomen jegens belanghebbende heeft gehandeld. Hiervoor heeft UHT bij beschikking met kenmerk UHT-DC I, volgens de daarvoor geldende forfaitaire regeling van de Wht, belanghebbende een definitief compensatiebedrag toegekend van € 21.699,-. Het compensatiebedrag is vastgesteld aan de hand van een compensatieberekening.
Naar aanleiding van het bezwaar heeft UHT deze compensatieberekening nader bekeken en geconstateerd dat meerdere fouten zijn gemaakt, zowel in het nadeel als in het voordeel van belanghebbende. Het betreft componenten a, c, e, f, h en o over 2014 en 2015 en componenten a en o over 2012. Als gevolg hiervan moeten de componenten n, p en q ook worden aangepast. UHT heeft bij haar schriftelijke reactie een bijlage compensatieberekening gevoegd, waarin alle aanpassingen die zij bij beslissing op bezwaar wil doorvoeren zijn opgesomd. De Commissie heeft naar de voorgenomen aanpassingen gekeken, deze komen haar correct voor.
Gelet op het voorgaande slaagt het bezwaar tegen de bestreden beschikking. De
Commissie zal UHT adviseren de voorgestelde aanpassingen bij de beslissing op bezwaar door te voeren.
Compensatie over het toeslagjaar 2012: januari tot 20 februari 2012
Volgens belanghebbende is ten onrechte geen compensatie toegekend over de periode 1 januari tot 20 februari 2012, nu zij met ingang van 1 januari 2012 kinderopvang heeft gebruikt en aangevraagd. UHT stelt dat belanghebbende eerst met ingang van 20 februari 2012 kinderopvang heeft aangevraagd en daarom over deze periode geen recht heeft op compensatie. De Commissie overweegt als volgt.
Uit de tijdlijn in het bezwaardossier leidt de Commissie af dat begin 2012 een
medewerker van de Belastingdienst/Toeslagen een aantal meldingen heeft doorgevoerd (met de bron: burger) in het toekenningssysteem. Deze medewerker had in eerste instantie op 25 januari 2012 een melding in het systeem gezet dat belanghebbende met ingang van 1 januari 2012 kinderopvang zou gebruiken. In het systeem is opgenomen dat belanghebbende vervolgens op 20 februari 2012 een papieren aanvraagformulier KOT 2012 heeft ingediend, die op 28 februari 2012 door de Belastingdienst/Toeslagen is ontvangen. Daarna volgen nog twee meldingen op 20 maart 2012, waarbij de aanvangsdatum gewijzigd lijkt te worden naar 1 januari 2012, echter op dezelfde datum weer naar 20 februari 2012 werd gewijzigd.
Nu UHT in haar beschouwing aangeeft dat uit KOI-viewer blijkt dat er vanaf 1 januari
2012 opvang is geweest, acht de Commissie het aannemelijk dat het gaat om een
verkeerde verwerking van de aanvraag van belanghebbende. De vraag of er in dit geval
sprake is geweest van vooringenomen handelen of hardheid van de zijde van de
Belastingdienst/Toeslagen beantwoordt de Commissie ontkennend: er is enkel sprake
van een administratieve fout. Daarvoor dient correctie via herziening van de KOT
toekenning in het desbetreffende toeslagjaar plaats te vinden. De Commissie ziet hier
geen ruimte voor compensatie onder de Wht.
Startdatum voor de berekening van de vergoeding immateriële schade
Belanghebbende betwist bij gebrek aan wetenschap de startdatum voor de berekening
van de immateriële schade. Deze dient ingevolge de wettelijke regeling te worden
vastgesteld op de datum van de eerste neerwaartse correctie. Belanghebbende heeft ter zitting gesteld dat de startdatum 11 januari 2013 had moeten zijn. UHT heeft daarop verklaard dat zij belanghebbende hierin volgt. De Commissie zal dienovereenkomstig adviseren.
Startdatum voor de berekening van de rente gemiste KOT
De rente over gemiste KOT wordt berekend vanaf een half jaar na het te compenseren
toeslagjaar tot de datum van de definitieve beschikking (art. 2.3 lid 7 Wht jo. art. 27 lid
2 Awir). Deze wettelijke systematiek is bij de bestreden beschikking niet gevolgd.
UHT heeft bij beschouwing in deze bezwaarprocedure een nieuwe berekening voorgelegd, die de Commissie juist voorkomt.
Vergoeding immateriële schade tot het moment van de beslissing op bezwaar
De Commissie overweegt dat de vaste (forfaitaire) vergoeding voor immateriële schade een vergoeding is voor veronderstelde stress, ongemak en onzekerheid die
belanghebbende ervaart omdat het lang duurt voordat de compensatie definitief is
berekend. Belanghebbende heeft door de bezwaarprocedure langer moeten wachten op de definitieve berekening van haar compensatie en hiervan stress ervaren die nog steeds voortduurt.
UHT heeft bij haar beschouwing in deze bezwaarprocedure aangegeven dat de einddatum van de forfaitaire vergoeding voor de immateriële schade het moment van de beslissing op bezwaar zal worden. De Commissie zal UHT adviseren de forfaitaire vergoeding voor immateriële schade van belanghebbende te berekenen tot het moment van de beslissing op bezwaar.
Proceskostenvergoeding
Nu de Commissie het bezwaar deels gegrond acht, adviseert de Commissie om het
verzoek voor vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure toe te wijzen. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht heeft belanghebbende recht op een forfaitaire vergoeding op basis van twee procespunten (bezwaarschrift en verschijnen hoorzitting) met een wegingsfactor 2. Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij uit te gaan van de hoogste vergoeding per procespunt.
Conclusie
De Commissie adviseert UHT bij beslissing op bezwaar:
- het bezwaar tegen de beschikking met kenmerk UHT-DC I deels gegrond te verklaren;
- de bedragen in de compensatieberekening vast te stellen, conform de berekening
in de bijlage compensatieberekening, en daarbij: - de vergoeding voor immateriële schade vanaf 11 januari 2013 te berekenen tot de
datum van de beslissing op bezwaar; - de rentevergoeding voor gemiste KOT vast te stellen zoals in de
compensatiebijlage bij de beschouwing van UHT; - de aanvullende vergoeding van 1% van het subtotaal van het compensatiebedrag
aan te passen; - een proceskostenvergoeding toe te kennen op basis van 2 procespunten met een
wegingsfactor 2. De Commissie adviseert daarbij de hoogste vergoeding per
procespunt toe te kennen.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter