Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-11075

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 3 mei 2022 met kenmerk UHT-HD CWS

Ontvangst bezwaarschrift: 21 november 2022

Hoorzitting: 15 februari 2024

Overdracht advies aan UHT: 14 januari 2025

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het
bezwaar gericht tegen het bestreden besluit (UHT-HD CWS) (deels) gegrond te
verklaren, een nieuwe beslissing te nemen met in achtneming van dit advies en het
verzoek tot toekenning van een proceskostenvergoeding toe te wijzen.

Onderwerp van advies

Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift van 21 november 2022 is gericht tegen de door UHT genomen beschikking ‘aanvullende werkelijke schadevergoeding na advies van de Commissie Werkelijke Schade’ (hierna: CWS) van 3 mei 2022 (UHT-HD CWS). In die beschikking is aan belanghebbende meegedeeld dat aan haar een aanvullende schadevergoeding wordt toegekend van € 16.160.

Op 5 november 2022 is de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moet de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft zich op 18 november 2019 bij UHT gemeld met een verzoek om herbeoordeling de aan haar uitgekeerde kinderopvangtoeslag (hierna: KOT).
  • Bij beschikking van 16 februari 2021 (UHT-DC I) is aan belanghebbende voor
    toeslagjaar 2009 en 2010 een compensatiebedrag van € 51.271 toegekend.
  • Op 14 april 2021 heeft belanghebbende verzocht om een aanvullende
    schadevergoeding.
  • Op 3 november 2021 heeft een hoorgesprek plaatsgevonden bij CWS.
  • Op 8 maart 2022 heeft CWS aan UHT in concept geadviseerd tot een aanvullende
    schadevergoeding van € 30.089.
  • Op 1 april 2022 heeft UHT aan CWS aanvullende vragen gesteld omtrent het
    conceptadvies.
  • Vervolgens heeft CWS een herzien advies uitgebracht, wederom met dagtekening 8 maart 2022, tot vergoeding van een bedrag ad. € 16.160 (waarin de gevraagde vergoeding voor vervangende opvangkosten ad. € 14.700 is geschrapt).
  • Bij beschikking van 3 mei 2022 heeft UHT het herziene CWS advies gevolgd en aan
    belanghebbende meegedeeld dat zij een aanvullende schadevergoeding van € 16.160 zou ontvangen.
  • Bij e-mailbericht van 21 november 2022 heeft gemachtigde namens belanghebbende bezwaar gemaakt tegen deze beschikking.
  • UHT heeft op 6 september 2023 een schriftelijke reactie ingediend op de bezwaren van belanghebbende.
  • Op 8 februari 2024 heeft gemachtigde drie aanvullende stukken in het geding gebracht (een brief van de huisarts en twee stukken van het UWV).
  • Op 15 februari 2024 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen. Een verslag hiervan is achter dit advies gevoegd.
  • Op 16 februari 2024 heeft de Commissie UHT verzocht om de door gemachtigde
    ingediende aanvullende stukken voor te leggen aan CWS voor aanvullend advies.
  • Op 29 mei 2024 heeft UHT de Commissie bericht dat zij een concept advies van CWS
    heeft ontvangen en bezig is met het bestuderen van dit advies.
  • Op 24 juni 2024 heeft de Commissie UHT gevraagd naar de stand van zaken.
  • Op 28 juni 2024 heeft UHT bericht dat zij verwacht het advies op 3 juli 2024 te kunnen aanleveren.
  • Op 7 juli 2024 en 3 oktober 2024 heeft de Commissie UHT gevraagd naar de status.
  • Op 18 oktober 2024 heeft de Commissie UHT een uiterste termijn gegeven om voor 4 november 2024 te reageren.
  • Op 21 oktober 2024 heeft UHT een e-mailbericht gestuurd met een aanvullend advies van CWS gedateerd 15 mei 2024 en laten weten herhaalde malen tevergeefs contact te hebben gezocht met gemachtigde. In het aanvullend advies adviseert CWS geen extra vergoeding toe te kennen.
  • Op 4 november 2024 heeft gemachtigde de Commissie laten weten dat
    belanghebbende zijn bezwaren handhaaft.
  • De Commissie heeft het bezwaar van belanghebbende behandeld en het hierna volgende advies uitgebracht.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaar ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Adviseringskader
In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag biedt de wet gedupeerde ouders de mogelijkheid – naast de (deels) forfaitaire compensatie – ook een verzoek tot vergoeding van aanvullende compensatie voor werkelijke schade te doen. Dit verzoek kan door de gedupeerde ouder worden ingediend bij CWS. Artikel 2.1, derde lid, Wht vermeldt de gang van zaken rondom de indiening van dit verzoek, dat met toepassing van het civielrechtelijke schadevergoedingsrecht wordt beoordeeld (zie ook Afdeling Bestuursrechtspraak 27 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3620).

De gedupeerde ouder dient daarbij informatie te verschaffen waaruit aannemelijk wordt
i) dat en in welke mate daadwerkelijk sprake is van aanvullende schade en
ii) dat die schade het gevolg is van de handelswijze van de B/T waarvoor de ouder al
gecompenseerd is.

Omdat CWS is ingesteld om gedupeerde ouders de gang naar de rechter te besparen, dient de adviesprocedure tegemoet te komen aan de eisen van een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6, lid 1 EVRM. Nadat CWS heeft beoordeeld of een gedupeerde ouder recht heeft op aanvullende compensatie, wordt het advies uitgebracht aan UHT.
UHT mag zich op het onderzoek van CWS baseren, nadat ze zich ervan vergewist heeft dat het advies zorgvuldig tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten.

UHT kan ter motivering van haar besluit over aanvullende compensatie volstaan met
verwijzing naar het advies van CWS, als het advies zelf de motivering bevat en van het advies kennis is of wordt gegeven. Het is mogelijk dat UHT in uitzonderlijke gevallen tot een beslissing komt die ten nadele van de belanghebbende afwijkt van het advies van CWS, maar dit moet dan goed onderbouwd worden.

In een bezwaarprocedure als de onderhavige beoordeelt de Commissie of UHT op een juiste wijze invulling heeft gegeven aan de vergewisplicht. Deze toets vindt in beginsel plaats aan de hand van de door belanghebbende ingediende gronden van het bezwaar. In het geval UHT in negatieve zin is afgeweken van het advies van CWS, beoordeelt de Commissie of dit goed onderbouwd heeft plaatsgevonden.

Procedurele gang van zaken
De Commissie merkt allereerst op - hetgeen door UHT op de hoorzitting ook is erkend - de gang van zaken in deze procedure onbevredigend te achten. Er is sprake van niet
overeenstemmende adviezen van CWS van 8 maart 2022, wat verwarrend is. Maar ook daarna is de procedure weinig bevredigend: op het verzoek van de Commissie aan UHT na de hoorzitting van 15 februari 2024 om een nadere beoordeling gelet op de ingediende stuken met medische informatie, is pas na herhaalde rappels een inhoudelijke reactie gekomen. De reactie in oktober 2024 – acht maanden na de hoorzitting – behelst een nader advies van CWS gedateerd 15 mei 2024, dat weer afwijkt van een eerder advies. Een dergelijke gang van zaken is niet passend in een herstelprocedure als hier aan de orde.

Zorgvuldigheidsbeginsel en motiveringsbeginsel
Gelet op de geschetste gang van zaken en – op onderdelen – wisselende beoordelingen in de stukken en op de hoorzitting is de Commissie van opvatting dat het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel zijn geschonden.

Aanvullende schadevergoeding
De volgende kosten zijn volgens belanghebbende onjuist vastgesteld door CWS: de
vervangende opvangkosten, de inkomensschade van de echtgenoot van belanghebbende, de inkomensschade van belanghebbende zelf en de rente.

In haar schriftelijke reactie van 13 september 2023 heeft UHT erkend dat er twee
verschillende CWS-adviezen zijn uitgebracht met elk een andere uitkomst.

UHT heeft tijdens de hoorzitting verklaard op grond van het vertrouwensbeginsel toepassing te zullen geven aan het voor belanghebbende meest ruimhartige CWS advies van 8 maart 2022.

Dit heeft betrekking op de vergoeding van de juridische kosten en de vervangende
opvangkosten.

Ten aanzien van deze laatste post heeft UHT ter zitting erkend dat belanghebbende op basis van de medische stukken, zoals die zijn toegezonden voor de hoorzitting, aannemelijk heeft gemaakt dat haar partner niet voor hun kinderen kon zorgen in de periode 2011 tot medio 2014 vanwege zijn medische situatie en daarom vervangende opvangkosten heeft gemaakt. UHT is, anders dan CWS, tot de conclusie gekomen dat deze kosten voor vergoeding in aanmerking komen.

De Commissie volgt UHT hierin. Dat betekent dat het nadere advies van CWS van 15 mei 2024 ook naar haar oordeel geen afbreuk kan doen aan de vergoeding als schade van de vervangende opvangkosten van € 14.700 en van de juridische kosten van € 2.800.

De Commissie adviseert UHT om het bezwaar op deze punten gegrond te verklaren.

Inkomensschade van de partner
Belanghebbende heeft gesteld dat haar partner als gevolg van de problemen met de KOT dermate psychische klachten had dat hij niet kon werken en inkomensschade heeft geleden.

CWS is in haar advies tot het oordeel gekomen dat het onvoldoende aannemelijk is dat de gestelde inkomensschade van de echtgenoot het gevolg is van de toeslagenaffaire. UHT heeft dit advies gevolgd.

CWS heeft vastgesteld dat uit het dossier en de inkomensgegevens blijkt dat de echtgenoot van belanghebbende in 2009 gedeeltelijk een uitkering uit hoofde van de Ziektewet ontving. In het arbeidskundig rapport is vermeld dat de echtgenoot al sinds maart 2011 voor 100 procent arbeidsongeschikt is in de zin van de Wet WIA. Uit het rapport blijkt voorts dat de eerste ziektedag is vastgesteld op 16 maart 2009. Het is daarom aannemelijk geworden dat de echtgenoot al vanaf maart 2009 kampte met ziekte. Dat is ruim voordat de problemen met de KOT eind december 2009 begonnen vanwege een gestelde fraude door de kinderopvangorganisatie (over toeslagjaar 2010 een stopzetting op 28 december 2009 nadat er voor 2010 aanvankelijk een voorschotbedrag was toegekend, en over toeslagjaar 2009 eerst een gedeeltelijke terugvordering en betalingsregeling op 28 augustus 2010 en vervolgens een volledige terugvordering op 23 oktober 2013).

De Commissie leidt uit het dossier af dat belanghebbende en haar gezin een zware tijd hebben meegemaakt als gevolg van de langdurige psychische problemen van de echtgenoot, de financiële problemen en vervolgens de problemen met de KOT.

De Commissie volgt CWS in haar gemotiveerde advies dat uit de voorhanden gegevens volgt dat de medische problemen van de echtgenoot van belanghebbende al langer bestonden en in het begin van 2009 al tot arbeidsongeschiktheid leidden en vervolgens in 2011 tot een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet WIA. Daardoor is geen causaal verband aannemelijk geworden met de KOT problemen.

De Commissie komt tot de conclusie dat dit bezwaaronderdeel ongegrond is.

Inkomensschade van belanghebbende
Belanghebbende heeft voor de hoorzitting een huisartsenjournaal overgelegd en tijdens de hoorzitting twee brieven van het UWV waaruit blijkt dat zij met ingang van 17 februari 2014 80 tot 100 procent arbeidsongeschikt werd geacht en aan haar een WIA-uitkering is toegekend.

De Commissie heeft UHT verzocht CWS aanvullend te vragen of deze stukken voor CWS aanleiding waren om het advies over de inkomensschade van belanghebbende te herzien.

CWS vindt het aannemelijk dat de geschetste problemen spanningen en stress bij
belanghebbende hebben veroorzaakt. Dat blijkt ook uit de overgelegde stukken waarin CWS leest dat de ouder gezondheidsproblemen had.

CWS is van oordeel dat belanghebbende echter niet heeft toegelicht in hoeverre deze
gezondheidsklachten zijn veroorzaakt of verband houden met de problemen met de KOT. Omdat CWS geen verband ziet tussen de gezondheidsklachten van belanghebbende, het verlies van haar baan en de problemen met de KOT, ziet CWS geen aanknopingspunten om extern medisch advies te vragen. CWS ziet daarom geen reden om van haar advies van 8 maart 2022 af te wijken. CWS adviseert om conform het eerder afgegeven advies geen bedrag aan inkomensschade aan de ouder te vergoeden.

De Commissie volgt dit, ook door UHT overgenomen, advies. De medische gegevens die door belanghebbende zijn overgelegd geven geen informatie over de reden van toekenning van een WIA-uitkering aan belanghebbende. Gemachtigde heeft op de hoorzitting ook vermeld dat verdere informatie niet meer duidelijkheid zal bieden. De Commissie overweegt dat UHT de nieuwe stukken aan CWS heeft voorgelegd voor advies. De Commissie is van oordeel dat UHT het advies van CWS mocht volgen omdat dit zorgvuldig tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten.

Wettelijke rente
Belanghebbende maakt ook aanspraak op de wettelijke rente over alle schadeposten die zij in haar bezwaar heeft aangegeven.

UHT heeft toegelicht het (hogere) bedrag aan wettelijke rente van € 4.360,18 ambtshalve toe te wijzen. De Commissie neemt daarvan met instemming kennis.

Proceskostenvergoeding
Nu volgens de Commissie het bestreden besluit niet met de nodige zorgvuldigheid is tot stand gekomen en ondeugdelijk is gemotiveerd, behoort dit besluit te worden herroepen en moet aan belanghebbende een vergoeding voor de proceskosten van deze bezwaarprocedure worden toegekend, te weten voor het indienen van bezwaar (1 punt) en voor verschijnen op de hoorzitting (1 punt), overeenkomstig beleid naar een factor 2 (zwaar).

Conclusie

Samenvattend adviseert de Commissie UHT om:

  • het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren, het bestreden besluit te herroepen en belanghebbende een aanvullende schadevergoeding toe te kennen met inachtneming van dit advies.
  • belanghebbende een proceskostenvergoeding toe te kennen.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter