BAC 2022-11029
Publicatiedatum 11-06-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primaire besluiten:
- 25 juli 2022 (UHT-DC I)
- 25 juli 2022 (UHT-DHR)
- 25 juli 2022 (UHT-DH5 A)
- 25 juli 2022 (UHT-DC-I A)
Ontvangst bezwaarschrift: 5 september 2022
Hoorzitting: 25 januari 2024
Overdracht advies aan UHT: 27 februari 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om de bezwaren in de onderhavige zaak gedeeltelijk gegrond te verklaren, de bestreden besluiten UHT-DC I en UHT-DHR op onderdelen te herroepen en de toegekende compensatie opnieuw te berekenen met inachtneming van dit advies. Tevens adviseert de Commissie het verzoek om vergoeding van de proceskosten in deze toe te wijzen. De Commissie adviseert de overige bezwaren ongegrond te verklaren en de bestreden besluiten UHT-DH5 A en UHT-DC-I A ongewijzigd in stand te laten.
Onderwerp van advies
De door [gemachtigde] (hierna: gemachtigde) namens [belanghebbende] (hierna: belanghebbende) op 30 augustus 2022 ingediende bezwaarschriften zijn gericht tegen bovengenoemde, door UHT op 25 juli 2022 genomen beschikkingen omtrent toekenning van compensatie over de toeslagjaren 2008 tot en met 2010.
Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) is aan belanghebbende bij beschikkingen met kenmerk UHT-DC I en UHT-DHR medegedeeld dat hij over de toeslagjaren 2008 en 2009 (tot 1 september 2009) recht heeft op een compensatiebedrag van € 70.893. Bij beschikkingen met kenmerk UHT-DH5 A en UHT-DC-I A is toekenning van compensatie over het toeslagjaar 2010 afgewezen.
Overgangsrecht
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 14 mei 2020 telefonisch verzocht om herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT).
- UHT heeft een herbeoordeling uitgevoerd over de toeslagjaren 2008 tot en met 2010.
- Bij brief van 8 mei 2021 (met kenmerk UHT-B DMB2) heeft UHT belanghebbende geïnformeerd dat hij op basis van de lichte toets in aanmerking komt voor de betaling van € 30.000.
- Bij brieven van 7 maart 2022 (met kenmerk UHT-VC I en UHT-VHR) heeft UHT belanghebbende over de toeslagjaren 2008 en 2009 een voorlopige compensatie toegekend van € 69.819. Omdat belanghebbende reeds € 30.000 had ontvangen, heeft hij nog een aanvullend compensatiebedrag van € 39.819 ontvangen.
- Bij beschikkingen van 25 juli 2022 (met kenmerk UHT-DHR en UHT-DC I) is het definitieve compensatiebedrag over de toeslagjaren 2008 en 2009 (tot 1 september 2009) door UHT vastgesteld op € 70.893.
- Bij beschikkingen van 25 juli 2022 (met kenmerk UHT-DC-I A en UHT-DH5 A) heeft UHT, overeenkomstig het hiertoe uitgebrachte advies van de Commissie van Wijzen, compensatie over het toeslagjaar 2010 afgewezen.
- Door gemachtigde is bezwaar gemaakt tegen alle in de aanhef vermelde beschikkingen. De bezwaarschriften zijn door UHT ontvangen op 5 september 2022. Het aanvullende bezwaarschrift is door UHT ontvangen op 19 juli 2023.
- UHT heeft de ontvangst van de bezwaarschriften bij brief van 15 september 2022 bevestigd aan gemachtigde.
- Bij brief van 30 maart 2023 heeft gemachtigde UHT in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op het bezwaar.
- Op 14 februari 2023 heeft gemachtigde beroep ingesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft op 10 juli 2023 uitspraak gedaan op het ingediende beroep.
- UHT heeft op 12 september 2023 een schriftelijke reactie ingediend op de bezwaren.
- Op 25 januari 2024 heeft de Commissie de bezwaren van belanghebbende behandeld op een hoorzitting in aanwezigheid van partijen. Een verslag hiervan is achter dit advies gevoegd.
- De Commissie, bestaande uit [commissieleden], heeft de bezwaren behandeld en het navolgende advies uitgebracht.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaar ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Compensatieberekening (waaronder vergoeding van immateriële schade, rentevergoeding en 1 %)
Belanghebbende stelt in bezwaar dat de compensatieberekening over de toeslagjaren 2008 en 2009 onjuist is uitgevoerd. UHT heeft de berekening van de compensatie in haar schriftelijke reactie nader toegelicht.
Met betrekking tot de rentevergoeding wegens gemiste KOT heeft UHT in haar reactie aangegeven dat deze vergoeding onjuist is berekend. De rente over het jaar 2009 is berekend van 11 november 2010 tot met 8 juli 2022, maar had naar het oordeel van de Commissie berekend moeten worden van 1 juli 2010 tot en met 25 juli 2022. UHT heeft de rentevergoeding opnieuw berekend overeenkomstig artikel 27 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en heeft deze – door belanghebbende niet bestreden - berekening als productie bij haar schriftelijke reactie gevoegd. In zoverre is het bezwaar gegrond.
Het oordeel dat de hoogte van de vergoeding voor de rente over de gemiste KOT moet worden aangepast, leidt ertoe dat de vergoeding voor immateriële schade dient te worden doorberekend tot aan de datum van de beslissing op bezwaar. Daarnaast zal de aanvullende vergoeding van 1% over een hoger subtotaal moeten worden berekend in de beslissing op bezwaar.
Dat geldt naar het oordeel van de Commissie niet wat betreft de door UHT in de berekening van de vergoeding voor immateriële schade gehanteerde ingangsdatum. Daartoe overweegt de Commissie als volgt. Namens belanghebbende is naar voren gebracht dat de ingangsdatum van de vergoeding voor immateriële schade op een eerder moment gesteld moet worden, te weten 24 mei 2009. Op grond van artikel 2.3 lid 4 Wht dient de ingangsdatum van de vergoeding voor immateriële schade te worden gesteld op de dagtekening van een eerste beschikking tot het verminderen of niet toekennen van KOT of het beëindigen van voorschotverlening voor KOT die een direct gevolg is van (in dit geval) vooringenomen handelen van B/T. Het is de Commissie gebleken dat UHT in voorkomende gevallen een eerdere datum hanteert als sprake is van andersoortige vooringenomen handelingen. In de compensatieberekening is UHT ten voordele van belanghebbende uitgegaan van de datum van 14 september 2009 in plaats van 30 september 2009. De Commissie volgt UHT hierin. UHT ziet echter geen ruimte voor het nog verder vervroegen van de aanvangsdatum door uit te gaan van de datum van weigering van een aanvraag. De Commissie acht het standpunt van UHT goed navolgbaar en adviseert het bezwaar ten aanzien hiervan ongegrond te verklaren.
De Commissie adviseert UHT de bezwaren tegen de beschikkingen met kenmerk UHT-DHR en UHT-DC I ten aanzien van de compensatieberekening gegrond te verklaren, de compensatie over de toeslagjaren 2008 en 2009 (tot 1 september 2009) met inachtneming van dit advies opnieuw vast te stellen en daarbij de einddatum van de vergoeding van immateriële schade te stellen op de datum van dagtekening van de beslissing op bezwaar.
Motivering van besluiten
Belanghebbende voert aan dat het bezwaardossier incompleet is en dat het voor hem niet inzichtelijk is hoe B/T tot de bestreden besluiten en meer specifiek tot het in de bestreden toekenningsbesluiten vermelde compensatiebedrag is gekomen zonder dat hij beschikt over zijn persoonlijke dossier. Hierdoor is volgens belanghebbende sprake van een motiveringsgebrek.
De Commissie kan UHT volgen in het ingenomen standpunt ten aanzien van de motivering van de bestreden besluiten en de zorgvuldigheid van het hieraan ten grondslag liggende onderzoek.
Weliswaar heeft UHT de berekening van het compensatiebedrag bij het uitbrengen van de besluiten slechts beperkt toegelicht en is deze op enkele onderdelen verbeterd. Dit impliceert echter niet dat sprake is van een gebrekkige motivering dan wel onzorgvuldig genomen besluiten. De Commissie is van oordeel dat de bestreden besluiten met het indienen van het schriftelijke verweer en de gegeven toelichting tijdens de hoorzitting voldoende zijn onderbouwd. Hiermee zijn eventuele motiveringsgebreken naar het oordeel van de Commissie hersteld.
De Commissie is voorts van oordeel dat het voor een goed begrip van de bestreden besluiten niet noodzakelijk is om te beschikken over het persoonlijke dossier. Belanghebbende heeft de schriftelijke reactie van UHT en alle overige relevante stukken die betrekking hebben op de bestreden besluiten (inmiddels) als producties in het bezwaardossier ontvangen.
De bestreden besluiten zijn naar het oordeel van de Commissie gelet hierop zorgvuldig voorbereid en berusten bovendien op een volledig dossier en een deugdelijke motivering. De Commissie adviseert daarom tot ongegrondverklaring van deze bezwaargrond.
Ontbrekende stukken en ‘equality of arms’
Volgens belanghebbende zou geen sprake zijn van ‘equality of arms’ in de zin van artikel 6 EVRM. Belanghebbende zou in het bijzonder in zijn recht op een eerlijk proces zijn geschaad, omdat hij – anders dan UHT - niet beschikt over het volledige dossier van belanghebbende. Naar eigen zeggen beschikt belanghebbende in het bijzonder niet over de berekening van het bedrag onder o van de compensatie (de rentevergoeding voor gemiste KOT) alsmede het “overzicht (uit)betalingen en/of verrekeningen toeslagen”.
De Commissie overweegt hierover het volgende. Artikel 6 EVRM bevat het recht op een eerlijk proces. Hieruit vloeit een aantal eisen voort, samenhangend met het beginsel van ‘equality of arms’. Dat beginsel houdt in dat burgers dezelfde middelen moeten hebben als de overheid om hun standpunt te verdedigen. Deze processuele eisen zijn in het Nederlandse bestuursrecht neergelegd in de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). De Commissie is een onafhankelijke bezwaarschriftenadviescommissie in de zin van artikel 7:13 Awb. Op grond van artikel 7:4 lid 2 Awb, in samenhang gelezen met lid 4 van dat artikel, heeft belanghebbende voorafgaand aan de hoorzitting bij de Commissie recht op afschriften van de op de zaak betrekking hebbende stukken, met inbegrip van het bezwaardossier.
De Commissie ziet dat belanghebbende het volledige bezwaardossier heeft ontvangen inclusief de schriftelijke reactie van UHT met bijbehorende producties. In dit dossier is ook het “overzicht (uit)betalingen en/of verrekeningen Toeslagen” d.d. 26 januari 2023 opgenomen alsmede de oude en nieuwe berekening van de rentevergoeding over gemiste KOT. Gelet hierop bestaan naar het oordeel van de Commissie geen aanknopingspunten voor de conclusie dat niet is voldaan aan de vereisten uit de Awb.
De Commissie volgt daarom belanghebbende niet in zijn stelling dat het beginsel van ‘equality of arms’ (en daarmee artikel 6 EVRM) geschonden zou zijn.
Hardheid in toeslagjaar 2010; beslagvrije voet
De Commissie stelt met UHT vast dat belanghebbende de KOT per 1 januari 2010 heeft stopgezet. Nu voor dat toeslagjaar geen handelingen zijn verricht als bedoeld in artikel 2.1 Wht, volgt de Commissie UHT in haar oordeel dat belanghebbende om die reden niet als gedupeerde in de zin van de herstelregelingen kan worden aangemerkt en daarom niet voor compensatie in aanmerking komt.
De Commissie adviseert daarom tot ongegrondverklaring van deze bezwaargrond.
Tussenconclusie
De Commissie adviseert de bezwaren tegen de besluiten UHT-DC I en UHT-DHR
gedeeltelijk gegrond te verklaren ten aanzien van de compensatieberekening en de
bezwaren tegen de bestreden besluiten UHT-DH5 A en UHT-DC-I A ongegrond te
verklaren.
Proceskostenvergoeding
Gemachtigde heeft ten slotte een verzoek gedaan tot vergoeding van de kosten voor
rechtsbijstand. Omdat de bezwaren gedeeltelijk gegrond zijn en op onderdelen leiden tot herroeping van de bestreden besluiten UHT-DC I en UHT-DHR, komt belanghebbende op grond van artikel 7:15 lid 2 Awb in aanmerking voor toekenning van een proceskostenvergoeding.
Conclusie
Samenvattend adviseert de Commissie UHT om:
- de bezwaren tegen de bestreden besluiten met kenmerk UHT-DC I en UHT-DHR
gegrond te verklaren ten aanzien van de berekening van de rente over de gemiste
KOT - de bestreden besluiten met kenmerk UHT-DC I en UHT-DHR op deze punten te
herroepen, de compensatie opnieuw te berekenen en ook alle, ingevolgde de Wht
daarmee samenhangende vergoedingen opnieuw te berekenen met inachtneming
van dit advies. - de overige bezwaren ongegrond te verklaren en de bestreden besluiten met
kenmerk UHT-DH5 A en UHT-DC-I A ongewijzigd in stand te laten, - het verzoek om vergoeding van de proceskosten van deze procedure toe te wijzen
ten aanzien van de tegen de bestreden besluiten met kenmerk UHT-DC I en UHTDHR ingediende bezwaarschriften.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter