Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-11022

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluiten: 27 juli 2022 met kenmerk UHT-DC I, 27 juli 2022 met kenmerk UHT-DC-1 A en 27 juli 2022 met kenmerk UHT-DHS A

Ontvangst bezwaarschrift: 3 november 2022

Hoorzitting: 27 september 2023

Overdracht advies aan UHT: 19 december 2023

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren en een proceskostenvergoeding toe te kennen.

Onderwerp van advies

Het door [gemachtigde] namens [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen compensatiebeschikkingen van 27 juli 2022 (met de kenmerken UHT-DC I, UHT-DC-1 A en UHT-DHS A), waarbij aan belanghebbende over de jaren 2010 tot en met 2016 een compensatie van € 63.370 is toegekend en het verzoek om compensatie over de jaren 2008 en 2009 is afgewezen.

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Hiermee is de regelgeving in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag, waaronder de artikelen, 49, 49b en 49c van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), de Compensatieregeling en het Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag (Stct. 2021, nr. 28304), komen te vervallen. Op grond van artikel 9.2, aanhef en onder e van de Wht werkt afdeling 2.1., voor zover hier relevant, terug tot en met 26 januari 2021.

Artikel 8.6 Wht bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie
toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van
toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.

Gelet op het voorgaande moeten de bestreden beschikkingen van 27 juli 2022 geacht
worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 14 januari 2021 verzocht om een herbeoordeling van de KOT.
  • Bij brief van 17 juli 2021 (met kenmerk UHT-B DMB2) heeft UHT aan belanghebbende op grond van de Catshuisregeling een compensatiebedrag
    toegekend van € 30.000.
  • De Commissie van Wijzen (CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek van belanghebbende op 2 augustus 2021 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft
    geoordeeld dat de compensatieregeling en de hardheidscompensatie niet van toepassing zijn voor het berekeningsjaar 2008 en 2009. Voor de toeslagjaren 2010 tot en met 2016 is de compensatieregeling wel van toepassing.
  • Bij brief van 8 februari 2022 (met kenmerk UHT-VC I) heeft UHT belanghebbende een vooraankondiging van de voorlopige compensatieberekening toegezonden.
    Daarbij is een bedrag aan compensatie voor de jaren 2010 tot en met 2016 aangekondigd van € 62.830.
  • Bij beschikkingen van 27 juli 2022 (met de kenmerken UHT-DC-I A en UHT-DHS A) heeft UHT beslist dat belanghebbende geen recht heeft op een compensatiebedrag of tegemoetkoming in verband met hardheid voor de jaren 2008 en 2009.
  • Bij definitieve beschikking van 27 juli 2022 (met kenmerk UHT-DC I) heeft UHT aan belanghebbende een definitief compensatiebedrag van € 63.370 toegekend voor de toeslagjaren 2010 tot en met 2016.
  • Tegen de definitieve beschikking heeft gemachtigde op 3 november 2022 een bezwaarschrift ingediend.
  • UHT heeft op 22 mei 2023 een schriftelijke reactie ingediend op de bezwaren van gemachtigde.
  • Op 30 augustus 2023, ontvangen op 1 september 2023, heeft gemachtigde de gronden van bezwaar aangevuld.
  • Op 27 september 2023 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen. Het verslag van deze hoorzitting is gevoegd bij het advies.
  • Bij e-mailbericht van 17 oktober 2023 heeft gemachtigde een aanvullende reactie ingediend.
  • Bij e-mailbericht van 17 oktober 2023 heeft UHT een aanvullende reactie ingediend.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag (UHT-DC I)

Het besluit is onvoldoende gemotiveerd

Gemachtigde betoogt dat hoewel de bestreden beschikking vermeldt dat er over de jaren 2010 tot 2016 fouten zijn gemaakt, nog altijd niet duidelijk is wat zich exact heeft voorgedaan. Hierdoor is het besluit in strijd met het motiveringsbeginsel genomen.

UHT heeft in haar schriftelijke reactie nader toegelicht dat er over de jaren 2010 tot en met 2014 sprake is geweest van individuele vooringenomenheid, terwijl er over de jaren 2015 en 2016 sprake was van groepsgewijze vooringenomenheid vanwege een
rechtmatigheidsonderzoek naar [kinderopvangorganisatie].

De Commissie overweegt dat voor zover er al onduidelijkheid was ten aanzien van de motivering van het besluit, dit in bezwaar is hersteld. De schriftelijke reactie en de op de zaak betrekking hebbende stukken zijn naar gemachtigde gestuurd, waarmee de stukken die ten grondslag liggen aan het bestreden besluit in bezit zijn van belanghebbende. De Commissie is van oordeel dat door middel van het indienen van het schriftelijke verweer, de uitgebreide uitleg aan de hand van LIC-overzichten en overige producties het bestreden besluit voldoende is onderbouwd. Deze bezwaargrond treft geen doel.

De compensatieberekening

Gemachtigde stelt dat het bestreden besluit in strijd met het zorgvuldigheids- en
motiveringsbeginsel is genomen, omdat niet duidelijk is hoe UHT aan het definitieve
compensatiebedrag ter hoogte van € 63.370 is gekomen. UHT heelt hierop in haar schriftelijke reactie de componenten van de compensatie toegelicht, waarbij is opgemerkt dat de vergoeding voor immateriële schade (component L) en de rentevergoeding over gemiste KOT (component M) niet juist zijn berekend. Voorts dient component A voor toeslagjaar 2016 in plaats van € 3.336 € 1.390 te bedragen, maar dit kan vanwege het verbod op reformatio in peius enkel worden aangepast voor zover deze verlaging, na interne verrekening met voornoemde andere aan te passen bedragen, niet tot een lagere compensatie leidt. De compensatieberekening dient zodoende te worden aangepast en het bezwaar is, aldus UHT, deels gegrond.

De Commissie overweegt dat UHT zich voor de compensatieberekening heeft mogen baseren op de (voorschot)beschikkingen, SAS- en RKT-overzichten en de LIC-overzichten van het bezwaardossier. In aanvulling op de berekening van de definitieve beslissing compensatiebedrag kinderopvangtoeslag heelt UHT in haar schriftelijke reactie van 22 mei 2023 bovendien duidelijk en inzichtelijk uiteengezet hoe aan de bedragen is gekomen.

Wel kan de Commissie belanghebbende volgen in haar stelling dat de compensatieberekening, nu is gebleken dat is uitgegaan van onjuiste bedragen onder de onderdelen 1) en m), niet zorgvuldig tot stand is gekomen. Het bezwaar treft dan ook doel.

De Commissie adviseert UHT dan ook om het besluit aan te passen zoals hierboven per onderdeel uiteengezet en de neerwaartse correctie van component A slechts in aanmerking te nemen voor zover dat niet leidt tot een verlaging van het compensatiebedrag.

Vergoeding voor immateriële schade

De forfaitaire vergoeding voor immateriële schade uit de Compensatieregeling is een
vergoeding voor de veronderstelde stress, ongemak en onzekerheid die de belanghebbende ervaart omdat het lang duurt voordat de compensatie definitief is
berekend. Uit artikel 2.3, vierde lid, van de Wht volgt voorts dat de vergoeding voor
immateriële schade niet wordt toegekend per toeslagjaar, maar voor het totale tijdvak
waarop de compensatie betrekking heeft.

Daar het bezwaar gezien het voorgaande deels gegrond is, adviseert de Commissie de forfaitaire vergoeding voor de immateriële schade van de belanghebbende te berekenen vanaf het moment van de eerste stopzetting van de KOT, zijnde 16 februari 2012, tot, zoals door UHT toegezegd, de dagtekening van de beslissing op bezwaar.

Rentevergoeding gemiste KOT

In haar schriftelijke reactie van 22 mei 2023 heeft UHT uiteengezet dat de rentevergoeding gemiste KOT niet juist is berekend. Over de toeslagjaren 2010 tot en
met 2016 had respectievelijk moeten worden toegekend: € 4.093, € 3.569, € 2.258,
€ 767, € 1.153, € 789 en € 675.

Gezien het voorgaande is het bezwaar op dit punt gegrond. De Commissie adviseert UHT om onderdeel m) van de compensatieberekening als zodanig aan te passen, en om voor de einddatum uit te gaan van de datum van de beslissing op bezwaar.

Definitieve beschikkingen afwijzing compensatie (UHT-DC-1 A) en hardheidscompensatie (UHT-DH5 A)

Afwijzing van compensatie over de toeslagjaren 2008 en 2009

Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat over de toeslagjaren 2008 en 2009 niet zonder meer kan worden gesteld dat er evident geen recht op KOT bestond, omdat haar kinderopvanginstelling (hierna: KOI) in weerwil van het door UHT gestelde wel degelijk een LRK-registratie bezat. Aangezien er in deze jaren ook sprake is van institutionele vooringenomenheid, had dit tot compensatie moeten leiden.

Ter zitting van 27 september 2023 is partijen verzocht om nader onderzoek naar de mogelijke LRK-registratie te verrichten, waarop gemachtigde de Commissie per e-mail
van 17 oktober 2023 heeft bericht dat zij geen informatie heeft kunnen achterhalen. Per e-mail van diezelfde datum heeft UHT een tweetal nieuwsberichten overgelegd waarin de KOI van belanghebbende als frauduleus wordt aangemerkt. Ook heeft zij opgemerkt dat er geen gegevens in het Landelijk Register Kinderopvang zijn aangetroffen. Op grond hiervan handhaaft UHT haar standpunt dat er geen sprake was van een LRK-registratie.

De Commissie acht het bij de huidige stand van zaken niet aannemelijk dat de KOI van belanghebbende op enig moment over een LRK-registratie heeft beschikt. Op grond van artikel 1.5, eerste lid, van de Wet kinderopvang (Wko) had belanghebbende in de jaren 2008 en 2009 derhalve geen recht op KOT, waaruit op grond van artikel 2.1 tweede lid van de Wht volgt dat zij evenmin recht heeft op compensatie over deze jaren. Deze bezwaargrond treft geen doel.

Persoonlijk, hersteldossier en bezwaardossier

Gemachtigde stelt dat het persoonlijke, hersteldossier en het bezwaardossier niet is ontvangen zodat niet duidelijk is geworden hoe het bestreden besluit tot stand is
gekomen. Zo ontbreken de volgende stukken: beschikkingen, de tijdlijn, het informatie
en beoordelingsformulier, advies van de CvW, alle verrekeningen die betrekking hebben op de periode 2010 tot en met 2016.

De Commissie overweegt dat belanghebbende gedurende de bezwaarprocedure in het
bezit is gesteld van het bezwaardossier, waarin onder meer de (voorschot)beschikkingen, RKT-, SAS- en LIC-overzichten zijn opgenomen. Ook bevat het bezwaardossier het invulformulier herstel toeslagen met tijdlijn, het advies van de CvW en de voorlopige zienswijze van UHT. Gemachtigde beschikt in bezwaar over een volledig bezwaardossier. Er zijn voorts geen aanknopingspunten dat er nadere op de zaak betrekking hebbende stukken zijn, die niet door UHT zijn overgelegd. Een volledig
persoonlijk of hersteldossier acht de Commissie voor deze bezwaarprocedure derhalve
niet noodzakelijk.

Werkelijke schade

Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de door haar geleden schade niet door de bestreden beschikking is gedekt. De Commissie overweegt dat dit punt buiten het bestek valt van de onderhavige procedure, die ziet op de toekenning van forfaitair
vastgestelde vergoedingen. Voor zover er sprake is van aanvullende schade, kan
belanghebbende een verzoek tot vergoeding hiervan indienen bij de Commissie
Werkelijke Schade (CWS). Het advies van CWS is vervolgens leidend bij het nemen van
een besluit met betrekking tot aanvullende compensatie.

Proceskostenvergoeding

Nu het bezwaar naar de mening van de Commissie deels gegrond is, adviseert de Commissie om het verzoek voor vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in deze
bezwaarprocedure toe te wijzen. Op grond van het Besluit proceskosten heeft gemachtigde recht op een forfaitaire vergoeding op basis van 2 procespunten
(bezwaarschrift en verschijnen hoorzitting) met een wegingsfactor 2. Net als in eerdere
zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te
kennen.

Conclusie

Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie UHT om:

  • het bezwaarschrift gedeeltelijk gegrond te verklaren en het primaire besluit te herroepen;
  • de compensatieberekening over toeslagjaar 2016 ten aanzien van component A aan te passen zoals hierboven omschreven, voor zover dit niet leidt tot een verlaging van het compensatiebedrag;
  • de vergoeding voor immateriële schade, met inachtneming van de juiste start- en einddatum tweemaal toe te kennen en deze te berekenen tot de datum van de beslissing op bezwaar;
  • de rentevergoeding voor de gemiste KOT te berekenen vanaf 1 juli van het jaar na het berekeningsjaar tot en met de datum van de beslissing op bezwaar;
  • de aanvullende vergoeding van 1% van het subtotaal van het compensatiebedrag aan te passen;
  • het bezwaarschrift voor het overige ongegrond te verklaren; en
  • de proceskosten te vergoeden op basis van 2 procespunten met een wegingsfactor 2 en daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter