Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-11002

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primaire besluiten: 20 juli 2022 met kenmerken UHT-DC-I A, UHTDH
5 A, UHT-O OGS B, UHT-DH A en UHT-DC I

Hoorzitting: 11 juli 2024

Overdracht advies aan UHT: 10 oktober 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT
om de bezwaren gericht tegen de besluiten met kenmerken UHT-DC-I A, UHTDH
5 A, UHT-O OGS B, UHT-DH A ongegrond te verklaren. De Commissie
adviseert het bezwaar gericht tegen het besluit met kenmerk UHT-DC I
gegrond te verklaren ten aanzien van de berekening rentevergoeding gemiste
kinderopvangtoeslag. Ook adviseert de Commissie het verzoek om toekenning
van een proceskostenvergoeding toe te wijzen.

Onderwerp van advies

De door [gemachtigde] (hierna: gemachtigde) namens belanghebbende ingediende
bezwaarschriften zijn gericht tegen de door UHT genomen definitieve beschikkingen van 20 juli 2022 met kenmerken UHT-DC-I A, UHT-DH5 A, UHT-O OGS B, UHT-DH A en UHTDC I.

Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling)
is aan belanghebbende bij beschikking met kenmerk UHT-DC I over de toeslagjaren
2007, 2008, 2009, 2013, 2014 en 2017 een definitief compensatiebedrag van
€ 76.313 toegekend. Bij beschikking met kenmerk UHT-DC-I A is aan belanghebbende
medegedeeld dat zij geen recht heeft op compensatie voor de toeslagjaren 2010, 2011, 2012, 2015, 2016, 2018 en 2019. Bij beschikking met kenmerk UHT-DH5 A is aan belanghebbende medegedeeld dat zij geen recht heeft op een tegemoetkoming voor de toeslagjaren 2010, 2011, 2012, 2015 en 2016. Bij beschikking met kenmerk UHT-O OGS B is aan belanghebbende een tegemoetkoming opzet/grove schuld (hierna: O/GS) voor de toeslagjaren 2010, 2015, 2016 en 2018 toegekend van € 9.342. Tot slot is bij beschikking met kenmerk UHT-DH A aan belanghebbende medegedeeld dat de KOT voor de toeslagjaren 2018 en 2019 niet gewijzigd wordt.

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Op 29 januari 2021 heeft belanghebbende verzocht om een herbeoordeling van
    de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de toeslagjaren vanaf 2006. Dit
    verzoek is vervolgens gewijzigd naar de toeslagjaren 2007 tot en met 2019.
  • Bij brief van 11 maart 2021 met kenmerk UHT-B DMB2 is aan belanghebbende
    medegedeeld dat zij op basis van de eerste toets in aanmerking komt voor de
    Catshuisregeling en dat € 30.000 aan haar zal worden uitgekeerd, alsmede dat
    de herbeoordeling nog niet helemaal klaar is.
  • De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek
    van belanghebbende op 22 juni 2022 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft
    geadviseerd dat gedurende de toeslagjaren 2010 tot en met 2012, 2015, 2016,
    2018 en 2019 geen sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid of
    hardheid.
  • Bij beschikking van 20 juli 2022 met kenmerk UHT-DC I heeft UHT aan
    belanghebbende compensatie toegekend van € 76.313 voor de toeslagjaren 2007
    tot en met 2009, 2013, 2014 en 2017.
  • Bij beschikking van dezelfde datum met kenmerk UHT-DC-I A heeft UHT aan
    belanghebbende medegedeeld dat zij geen compensatie ontvangt voor de jaren
    2010 tot en met 2012, 2015, 2016, 2018 en 2019.
  • Bij beschikking van dezelfde datum met kenmerk UHT-DH A heeft UHT aan
    belanghebbende medegedeeld dat de KOT voor de toeslagjaren 2018 en 2019
    niet gewijzigd wordt.
  • Bij beschikking van dezelfde datum met kenmerk UHT-DH5 A heeft UHT aan
    belanghebbende medegedeeld dat zij geen recht heeft op een tegemoetkoming
    voor de toeslagjaren 2010 tot en met 2012, 2015 en 2016.
  • Bij beschikking van dezelfde datum met kenmerk UHT-O OGS B heeft UHT aan
    belanghebbende een tegemoetkoming opzet/grove schuld toegekend van
    € 9.342 voor de toeslagjaren 2010, 2015, 2016 en 2018.
  • Bij brieven van 23 augustus 2022, ingekomen op 24 augustus 2022, heeft
    gemachtigde tegen deze beschikkingen (pro forma) bezwaarschriften ingediend.
  • Bij brief van 29 maart 2023 heeft gemachtigde de bezwaarschriften aangevuld.
  • Bij e-mail van 3 april 2023 heeft UHT kenbaar gemaakt dat de rechtbank op 27
    maart 2023 het door of namens belanghebbende ingestelde beroep wegens het
    niet tijdig beslissen op bezwaar in behandeling heeft genomen.
  • UHT heeft op 11 december 2023 schriftelijk gereageerd op de bezwaarschriften.
  • Op 11 juli 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is een
    verslag gemaakt, dat achter dit advies is gevoegd. Zoals besproken tijdens de
    hoorzitting heeft UHT op dezelfde dag aanvullende informatie ingediend.
  • Op 18 juli 2024 heeft UHT per e-mail aangegeven de overzichten van het
    Landelijk Incassocentrum (hierna: LIC) van de partner van belanghebbende over
    de toeslagjaren 2011 en 2012 gedeeld te hebben met gemachtigde.
  • Gemachtigde heeft na het rappel van 15 augustus 2024 niet meer gereageerd op
    de geleverde informatie van UHT.
  • De Commissie, bestaande uit [commissieleden], heeft de bezwaren van
    belanghebbende behandeld en het hierna volgende advies aan UHT opgesteld.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat de bezwaarschriften ontvankelijk zijn.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Zorgvuldigheids- en motiveringsgebreken
In de bezwaarschriften stelt belanghebbende dat de beschikkingen niet zorgvuldig tot
stand zijn gekomen en onvoldoende zijn gemotiveerd vanwege het ontbreken van het
dossier en aanvullende stukken. De Commissie overweegt hierover het volgende.

De Commissie kan UHT volgen in het ingenomen standpunt ten aanzien van de
motivering van het besluiten en de zorgvuldigheid van het hieraan ten grondslag
liggende onderzoek. In de beschikking met kenmerk UHT-DC I is aan de hand van een
compensatieberekening en een uitgebreide toelichting per toeslagjaar toegelicht hoe is gekomen tot het compensatiebedrag van € 76.313 over de toeslagjaren 2007 tot en met 2009, 2013, 2014 en 2017. In aanvulling hierop heeft UHT de bestreden besluiten door middel van het indienen van een schriftelijk verweer en een uitgebreide uitleg met behulp van onder meer het voorschotbeschikkingen, definitieve beschikkingen, RKT-bestanden en SAS- en LIC-overzichten nader gemotiveerd.

De Commissie stelt vast dat belanghebbende inmiddels beschikt over het schriftelijke
verweer en de bijbehorende stukken, nu deze op 8 februari 2024 aan gemachtigde zijn
verzonden. De Commissie heeft geen aanknopingspunten gevonden om aan te nemen
dat hier niet is voldaan aan de in artikel 7:4 lid 2 Algemene wet bestuursrecht (hierna:
Awb) neergelegde verplichting om alle op de zaak betrekking hebbende stukken ter
inzage te leggen. Het bestreden besluit is volgens de Commissie al met al voldoende
zorgvuldig tot stand gekomen en gemotiveerd, zodat zij adviseert het bezwaar op dit
onderdeel ongegrond te verklaren.

Het toeslagjaar 2010
Tijdens de hoorzitting op 11 juli 2024 wenste gemachtigde te weten op welke wijze
wijzigingen waren doorgevoerd in het systeem voor wat betreft de KOT in het
toeslagjaar 2010 en om welk kind het ging. Uit de aanvullende informatie van UHT blijkt dat op 14 juni, 30 juni en 7 juli 2010 wijzigingen zijn doorgevoerd door belanghebbende met betrekking tot de opvang van het oudste kind van belanghebbende. De Commissie is van oordeel dat UHT de vraag van gemachtigde voldoende heeft beantwoord. De Commissie overweegt verder dat de Wht is bedoeld voor herstel van vooringenomen handelen, hardheid of een onterechte O/GS-kwalificatie en niet ziet op de herziening van definitieve KOT beschikkingen.

De toeslagjaren 2011 en 2012
Belanghebbende stelt dat zij door UHT ten aanzien van de toeslagjaren 2011 en 2012
dient te worden aangemerkt als gedupeerd gezin in plaats van als individu. Tijdens de
hoorzitting op 11 juli 2024 gaf gemachtigde aan dat het voor belanghebbende
bovendien onduidelijk is waarom zij over de toeslagjaren 2011 en 2012 niet voor
compensatie in aanmerking komt. UHT heeft toegelicht dat belanghebbende niet de
aanvrager was van de KOT voor die toeslagjaren, maar haar echtgenoot. Op grond van
de herstelregelingen met betrekking tot vooringenomen handelen of hardheid wordt
belanghebbende voor die toeslagjaren daarom niet gezien als gedupeerde.

De Commissie kan zich vinden in de conclusie van UHT dat enkel de aanvrager van KOT
aanspraak kan maken op compensatie op grond van artikel 2.1, lid 1, aanhef Wht. De
KOT over de toeslagjaren 2011 en 2012 was aangevraagd door de echtgenoot van
belanghebbende en uit het dossier van blijkt dat hij over deze toeslagjaren compensatie heeft aangevraagd. Dat dit verzoek was afgewezen vanwege onder meer reguliere bijstellingen en wijzigingen door de echtgenoot zelf, doet niet af aan het feit dat belanghebbende voor de toeslagenjaren 2011 en 2012 geen aanvrager van de KOT was en reeds op grond van die reden niet in aanmerking komt voor compensatie op grond van de herstelregelingen voor deze jaren. De Commissie adviseert UHT om het bezwaar op dit punt ongegrond te verklaren.

Voor wat betreft het aanmerken van belanghebbende als gedupeerd gezin is de
Commissie van oordeel dat dit standpunt kan worden ingebracht bij een procedure bij
de Commissie Werkelijke Schade (hierna: CWS), aangezien de integrale beoordeling in
de onderhavige procedure, op grond van artikel 2.1, derde lid, van de Wht, enkel ziet op de compensatie van de aanvrager van de KOT. In het kader van de hersteloperatie
kinderopvangtoeslag biedt de wet gedupeerde ouders de mogelijkheid – naast de
(deels) forfaitaire compensatie – ook een verzoek tot vergoeding van aanvullende
compensatie voor werkelijke schade te doen. Dit verzoek kan door de gedupeerde ouder worden ingediend bij CWS. Artikel 2.1, derde lid, Wht vermeldt de gang van zaken rondom de indiening van dit verzoek, dat met toepassing van het civielrechtelijke schadevergoedingsrecht wordt beoordeeld (zie ook Afdeling Bestuursrechtspraak 27 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3620). De gedupeerde ouder dient daarbij informatie te verschaffen waaruit aannemelijk wordt i) dat en in welke mate daadwerkelijk sprake is van aanvullende schade en ii) dat die schade het gevolg is van de handelswijze van de B/T waarvoor de ouder al gecompenseerd is.

Ten overvloede wenst de Commissie op te merken dat de door gemachtigde verzochte
informatie omtrent de toeslagjaren 2011 en 2012 is gedeeld met gemachtigde, die ook optreedt namens de echtgenoot van belanghebbende in diens bezwaarprocedure.

Juistheid compensatieberekening
In de bezwaarschriften stelt belanghebbende dat de forfaitaire bedragen uit de
compensatieberekening geen recht doen aan de daadwerkelijk geleden schade. De
Commissie oordeelt dat deze bezwaarschriftprocedure alleen betrekking heeft op de
toekenning van de standaard vergoedingen en niet op de vergoeding van de werkelijke
schade. Hiervoor is de procedure bij CWS bestemd.

Belanghebbende voert aan dat de compensatieberekening niet correct is. Daarom heeft UHT de compensatie opnieuw berekend. Ten aanzien van de ingangsdatum van de rentevergoeding over gemiste KOT overweegt de Commissie als volgt. Op grond van artikel 2.2, aanhef onder g, Wht wordt rente vergoed over het niet uitgekeerde bedrag vanwege het verminderen of niet toekennen van de KOT of het beëindigen van de voorschotverlening van KOT. De rente wordt volgens artikel 2.3, lid 7, Wht berekend
over het bedrag aan compensatie voor correctiebesluiten met overeenkomstige
toepassing van artikel 27 Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir). Op grond van artikel 27 Awir wordt de rente enkelvoudig berekend over het tijdvak dat aanvangt op 1 juli van het jaar volgend op het berekeningsjaar en eindigt op de dag van de datum van de beschikking tot toekenning van de tegemoetkoming, tot herziening van de tegemoetkoming of tot herziening van de terugvordering.

UHT is van opvatting dat de ingangsdatum van de rentevergoeding over gemiste KOT,
component o in de compensatieberekening, onjuist is. De rentevergoeding wordt
aangepast voor de toeslagjaren 2007 tot en met 2009, 2014 en 2017. De
rentevergoeding over het toeslagjaar 2013 wordt niet gewijzigd, want dit zou in het
nadeel zijn van belanghebbende.

Op grond van artikel 7:11 van de Awb mag het indienen van een bezwaarschrift er niet
toe leiden dat de indiener via de heroverweging door het bestuur in een slechtere positie geraakt, dan zonder de bezwaarprocedure mogelijk zou zijn (het zogenaamde verbod van reformatio in peius).

Voor zover UHT in haar beslissing op bezwaar één of meerdere bedragen wijzigt ten
nadele van belanghebbende, merkt de Commissie op dat deze enkele omstandigheid
niet zonder meer leidt tot strijdigheid met het verbod van reformatio in peius. Om te
kunnen beoordelen of het resultaat van de wijzigingen nadelig is voor belanghebbende, dient het resultaat van de compensatieberekening in de bestreden beschikking te worden vergeleken met het resultaat van de nieuwe compensatieberekening in de beslissing op bezwaar. Deze nog uit te voeren herberekening mag er niet toe leiden dat belanghebbende in een slechtere positie geraakt vergeleken met de definitieve beschikking van 20 juli 2022 met kenmerk UHT-DC I.

Met het standpunt van UHT, om component o over de toeslagjaren 2007 tot en met
2009, 2014 en 2017 wèl en over het toeslagjaar 2013 niet aan te passen, constateert de Commissie dat belanghebbende niet in een in voornoemde zin slechtere positie is
geraakt of anderszins is tekortgedaan. De Commissie adviseert UHT, aansluitend bij
haar eigen standpunt, dit onderdeel van het bezwaar gegrond te verklaren en de
compensatie opnieuw te berekenen en daarbij alle, ingevolge de Wht, daarmee
samenhangende, vergoedingen opnieuw te berekenen met inachtneming van dit advies.

Aangezien sprake is van (gedeeltelijke) gegrondverklaring van het bezwaar, dient de
periode waarover de forfaitaire vergoeding van immateriële schade wordt berekend door te lopen tot de dagtekening van de beslissing op bezwaar. Daardoor wijzigt de
aanvullende vergoeding van 1 procent over het bedrag van het subtotaal ook, zoals UHT bevestigt in de schriftelijke reactie.

Proceskostenvergoeding
Nu het bezwaar naar het oordeel van de Commissie deels gegrond is, adviseert de
Commissie om het verzoek voor vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in deze
bezwaarprocedure toe te wijzen.

Conclusie

Samengevat adviseert de Commissie om:

  • de bezwaren gericht tegen de beschikkingen met kenmerken UHT-DC-I A, UHTDH
    5 A, UHT-O OGS B en UHT-DH A ongegrond te verklaren;
  • de bezwaren gericht tegen de beschikking met kenmerk UHT–DC I gegrond te
    verklaren ten aanzien van de rente over de gemiste KOT (component o);
  • de compensatie opnieuw te berekenen en ook alle, ingevolge de Wht daarmee
    samenhangende vergoedingen (waaronder de vergoeding voor immateriële
    schade) opnieuw te berekenen met inachtneming van dit advies;
  • een vergoeding van de proceskosten voor de onderhavige bezwaarprocedure toe
    te kennen van twee procespunten met wegingsfactor twee voor het hoogste
    tarief.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter