Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-10990

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 8 augustus 2022, met kenmerk UHT-DC-I

Ontvangst bezwaarschrift: 29 augustus 2022

Hoorzitting: 14 november 2023

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om
het bezwaar in de onderhavige zaak deels gegrond te verklaren. Tevens
adviseert de Commissie het verzoek om vergoeding van de proceskosten toe te
wijzen.

Onderwerp van advies

Het door [gemachtigde] (hierna: gemachtigde) namens [belanghebbende]
(hierna: belanghebbende) ingediende bezwaarschrift van 25 augustus 2022, ontvangen op 29 augustus 2022, is gericht tegen de door de Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen definitieve beschikking afwijzing compensatie kinderopvangtoeslag van 8 augustus 2022 met kenmerk UHT-DC-I.

Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) is bij beschikking van 8 augustus 2011 met kenmerk UHT-DC-I aan belanghebbende een definitief compensatiebedrag voor
kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) voor de toeslagjaren 2012 en 2013 toegekend van € 28.402. Omdat het definitieve bedrag lager ligt dan het reeds toegekende voorlopige
compensatiebedrag van € 30.000, krijgt belanghebbende geen aanvullend bedrag.

Op 5 november 2022 is de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) in werking
getreden (Stb. 2022, 433).

Gelet op artikel 8.6 en artikel 9.2 Wht wordt de bestreden beschikking geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 12 februari 2021 verzocht om een herbeoordeling van
    de KOT over de jaren 2012 en 2013.
  • UHT heeft een herbeoordeling uitgevoerd over de toeslagjaren 2012 en 2013.
  • Bij beschikking van 8 mei 2021 (kenmerk UHT-B DMB 2) heeft UHT
    belanghebbende geïnformeerd dat zij op basis van de eerste toets een bedrag van
    € 30.000 krijgt uitbetaald, maar dat de herbeoordeling nog niet klaar is.
  • Bij beschikking van 8 augustus (kenmerk UHT-DC I) heeft UHT beslist dat
    belanghebbende recht heeft op een definitieve compensatie van € 28.402 voor de
    jaren 2012 en 2013. Er heeft geen extra betaling plaatsgevonden, omdat de
    compensatie lager is dan het eerder betaalde bedrag van € 30.000.
  • Bij brief van 25 augustus 2022, ingekomen op 29 augustus 2022 maakt
    gemachtigde namens belanghebbende bezwaar tegen de beschikking met
    kenmerk UHT-DC I.
  • Bij brief van 30 januari 2023 heeft gemachtigde UHT in gebreke gesteld.
  • Op 15 februari 2023 heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de rechtbank
    Rotterdam wegens het niet tijdig beslissen op bezwaar.
  • Op 20 februari 2023 heeft de rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan en beslist
    dat UHT binnen twee weken na het verzenden van de uitspraak een beslissing op
    de bezwaren moet nemen.
  • Op 13 april 2023 heeft UHT schriftelijk gereageerd op de bezwaargronden van
    belanghebbenden.
  • Bij e-mailbericht van 28 augustus 2023 heeft de BAC aan gemachtigde het dossier
    van belanghebbende en de schriftelijke reactie doen toekomen.
  • Op 14 november heeft de Commissie, bestaande uit [commissieleden], een (digitale) hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen. Een verslag hiervan is achter dit advies gevoegd. [Commissielid] is als mede – adviseur opgetreden.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Motivering
Belanghebbende voert aan dat het niet inzichtelijk is hoe de compensatieberekening tot stand is gekomen. Omdat belanghebbende niet het volledige persoonlijk dossier heeft ontvangen, betwist zij dat het compensatiebedrag op de juiste gronden tot stand is gekomen. Het besluit zou hierom onvoldoende gemotiveerd tot stand zijn gekomen.

De Commissie kan de UHT volgen in het ingenomen standpunt ten aanzien van de
motivering van het besluit en de zorgvuldigheid van het hieraan ten grondslag liggende onderzoek. Weliswaar heeft de UHT de berekeningen bij het uitbrengen van de bestreden beslissing niet voldoende toegelicht, dit impliceert echter niet dat van een gebrekkige motivering dan wel onzorgvuldigheid sprake is. De Commissie is van oordeel dat door middel van het indienen van het schriftelijke verweer en een uitgebreide uitleg met behulp van de overzichten van het Landelijk Incassocentrum (hierna: LIC) en overige producties het bestreden besluit voldoende is onderbouwd.

Equality of arms
Volgens belanghebbende zou geen sprake zou zijn van 'equality of arms' in de zin van
artikel 6 EVRM, omdat belanghebbende niet over het volledige dossier beschikt en UHT wel. Belanghebbende zou in haar procesbelang zijn geschaad omdat belanghebbende niet zou beschikken over voor het voeren van verweer benodigde documenten. De Commissie overweegt hierover het volgende.

De Commissie is een onafhankelijke bezwaarschriftenadviescommissie in de zin van
artikel 7:13 Algemene wet bestuursrecht (Awb). Voor de procedure bij de Commissie
gelden de processuele waarborgen van de Awb. Op grond van artikel 7:4 lid 2 Awb heeft belanghebbende voorafgaand aan de hoorzitting bij de Commissie recht op afschriften van de op de zaak betrekking hebbende stukken. Deze stukken heeft belanghebbende in de vorm van een bezwaardossier ontvangen. De door de belanghebbende in dit verband ontwikkelde bezwaren treffen dan ook geen doel.

Compensatieberekening
Belanghebbende betoogt dat niet nagegaan kan worden of de vergoeding voor
immateriële schadevergoeding correct is berekend, omdat de onderliggende stukken
ontbreken. Als er sprake is van een juiste startdatum dient de immateriële
schadevergoeding berekend te worden tot het moment van de beslissing op bezwaar. De aanvullende vergoeding van 1% dient door de aanpassing van de immateriële
schadevergoeding opnieuw berekend te worden.

De Commissie overweegt dat de forfaitaire vergoeding voor immateriële schade in de
Compensatieregeling een vergoeding is voor veronderstelde stress, ongemak en
onzekerheid die de belanghebbende heeft ervaren omdat het lang heeft geduurd totdat de compensatie definitief werd berekend.

UHT is van oordeel dat de gebruikte startdatum voor de berekening van de immateriële startdatum van 7 juni 2012 incorrect is, omdat er op 15 juni nog KOT is uitbetaald. De startdatum zou gelijk moeten zijn aan de datum van het eerste neerwaartse correctiebesluit van 21 juli 2012. UHT is voornemens om de gehanteerde datum te handhaven, omdat dit in het voordeel van belanghebbende is. UHT volgt hiermee het standpunt van belanghebbende, dat 7 juni 2012 als startdatum gehanteerd moet worden. UHT volgt ook het standpunt belanghebbende voor wat betreft de einddatum van de immateriële schadevergoeding. Belanghebbende voert aan dat de einddatum voor de berekening van de immateriële schadevergoeding incorrect zou zijn, omdat er is uitgegaan van 3 augustus 2022 en niet 8 augustus 2022. UHT geeft in de schriftelijke reactie en tijdens de hoorzitting aan dat 8 augustus 2022 zou moeten worden gehanteerd als einddatum. UHT heeft daarnaast ter zitting de component van de rentevergoeding over de gemiste KOT toegelicht. In afwijking van het standpunt in de schriftelijke reactie heeft geschreven, is een onjuiste startdatum gehanteerd voor zowel 2012 als 2013. In beide gevallen had de startdatum voor de rentevergoeding 1 juli van het jaar volgend op het toeslagjaar moeten zijn. Aanpassing van de startdatum voor het jaar 2012 zou in het nadeel van belanghebbende zijn. UHT is daarom voornemens de gebruikte datum te handhaven. Aanpassing van de startdatum voor het jaar 2013 zou hier in het voordeel van belanghebbende zijn. UHT is hierom voornemens om de startdatum te wijzigen naar 1 juli 2014 en de berekening aan te passen.

UHT geeft aan dat de correctie van de rentevergoeding ook gevolgen heeft voor de
immateriële schade. Nu het bezwaar volgens UHT gedeeltelijk gegrond is, zou de
einddatum voor de berekening van de immateriële schadevergoeding moeten worden
aangepast naar de datum van de beslissing op bezwaar. De Commissie volgt UHT in dit
betoog. De Commissie adviseert UHT het bezwaar op dit onderdeel gegrond te verklaren en de bovengenoemde componenten in de compensatieberekening aan te passen in de beslissing op bezwaar.

De Commissie constateert dat de gedeeltelijke gegrondbevinding van het bezwaar ook
dient te leiden tot aanpassing van de aanvullende vaste vergoeding van 1%. De
Commissie adviseert UHT om dit mee te nemen in de aangepaste compensatieberekening.

Vooraankondiging
Belanghebbende stelt dat belanghebbende niet in de gelegenheid is gesteld om haar
zienswijze kenbaar te maken, nu zij geen vooraankondiging(en) heeft ontvangen.
Belanghebbende heeft in het kader van de bezwaarprocedure de gelegenheid gekregen en benut om haar bezwaren verder te ontvouwen en te onderbouwen, aldus de gesignaleerde tekortkoming neutraliserend. Omdat evenmin is aangegeven welk nadeel belanghebbende door dit nalaten heeft gehad, laat de Commissie dit bezwaar verder buiten beschouwing. Dat leidt tot de conclusie dat dit bezwaaronderdeel niet tot het door belanghebbende gewenste resultaat kan leiden.

Proceskostenvergoeding
Nu het bezwaar naar opvatting van de Commissie deels gegrond is en het advies is om
het primaire besluit te herroepen, adviseert de Commissie om het verzoek voor
vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure toe te wijzen. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht heeft belanghebbende recht op een forfaitaire vergoeding op basis van twee procespunten (bezwaarschrift en verschijnen hoorzitting) met een wegingsfactor 2. Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen.

Conclusie

Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie UHT om:

  • het bezwaar deels gegrond te verklaren en het bestreden besluit te herroepen;
  • de rentevergoeding voor gemiste KOT over 2013 wordt berekend vanaf de juiste
  • startdatum;
  • de vergoeding voor immateriële schade te berekenen tot de datum van de
  • beslissing op bezwaar;
  • de aanvullende vergoeding van 1% van het subtotaal van het compensatiebedrag
  • aan te passen;
  • een proceskostenvergoeding toe te kennen op basis van 2 procespunten met een wegingsfactor 2. De Commissie adviseert daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter