Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-10981

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 11 augustus 2022 met kenmerk UHT-DC I

Ontvangst bezwaarschrift: 17 augustus 2022

Hoorzitting: 16 februari 2024

Overdracht advies aan UHT: 12 maart 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaarschrift ongegrond te verklaren.

Onderwerp van advies

Het door [gemachtigde] (hierna: gemachtigde) namens [belanghebbende] (hierna: belanghebbende) ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen beschikking definitieve compensatie kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) van 11 augustus 2022.

Aan belanghebbende is met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) compensatie toegekend voor de toeslagjaren 2012, 2013 en 2014.

Op 5 november 2022 is de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Op grond van artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten beschikkingen die in het kader van de hersteloperatie toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Wht, vanaf dat tijdstip geacht worden te zijn genomen op grond van afdeling 2.1 en verder van de Wht. Dit geldt ook voor de bestreden beschikkingen.

Deze bezwaarschriftprocedure heeft alleen betrekking op de toekenning van de forfaitaire wettelijke vergoedingen en niet op de vergoeding van de werkelijke schade. Hiervoor is de procedure bij de Commissie Werkelijke Schade (CWS) bestemd.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 3 februari 2020 verzocht om een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag.
  • Bij beschikking van 1 april 2022 (UHT-B DMB2) is aan belanghebbende het minimumbedrag van € 30.000,- toegekend.
  • De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek van belanghebbende op 31 mei 2022 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft geadviseerd dat voor de jaren 2012 tot en met 2014 de compensatieregeling van toepassing is.
  • Bij beschikking van 11 augustus 2022 (UHT-DC I) heeft UHT aan belanghebbende voor de toeslagjaren 2012 tot en met 2014 een definitieve compensatie toegekend van € 37.028,-.
  • Gemachtigde heeft bij brief van 16 augustus 2022 tegen deze beschikking een bezwaarschrift ingediend. Bij brief van 7 februari 2023 heeft gemachtigde dit bezwaarschrift aangevuld.
  • UHT heeft op 29 juni 2023 een schriftelijke reactie ingediend.
  • Bij brief van 6 februari 2024 heeft gemachtigde aanvullend gereageerd.
  • Op 16 februari 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is een verslag gemaakt, dat achter het advies is gevoegd.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De Commissie ziet zich gesteld voor de beantwoording van de vraag of UHT de toegekende compensatie voor de toeslagjaren 2012 tot en met 2014 op de juiste wijze heeft berekend.

Gemachtigde stelt dat de bestreden beschikking in strijd is met de beginselen van behoorlijk bestuur. De Commissie overweegt in dit verband dat UHT weliswaar de compensatieberekening bij het uitbrengen van het bestreden besluiten niet voldoende toegelicht heeft, maar de Commissie is van oordeel dat UHT met de in de schriftelijke reactie van 29 juni 2023 gegeven toelichting en de daarbij overgelegde stukken voldoende duidelijkheid over de berekening heeft gegeven. De Commissie acht de bestreden besluiten daarmee voldoende onderbouwd.

Gemachtigde stelt dat de berekening van de rente over gemiste KOT onjuist is. Ingevolge artikel 2.3 lid 7 Wht wordt, kortweg, over het bedrag van de gemiste KOT als gevolg van de neerwaartse correctiebeschikking, rente vergoed. De rente wordt berekend over het bedrag aan compensatie voor correctiebesluiten met overeenkomstige toepassing van artikel 27 Awir. In de compensatieberekening is de rente over de gemiste KOT opgenomen bij component o. UHT heeft in haar schriftelijke reactie erkend dat de berekening onjuist is. Echter aan belanghebbende is een te hoog bedrag toegekend. Het bedrag onder component o zou dan ten nadele van belanghebbende moeten worden aangepast en dat is in strijd met het verbod op reformatio in peius. De betreffende bedragen blijven derhalve ongewijzigd. De Commissie sluit zich bij dit standpunt aan.

Gemachtigde heeft in deze bezwaarprocedure aangevoerd dat belanghebbende mogelijk ook aanspraak heeft op compensatie voor de jaren 2011 en 2015 tot en met 2019. UHT heeft toegezegd te zullen gaan beoordelen of belanghebbende over deze jaren in aanmerking komt voor compensatie. De Commissie kan daarover pas een advies uitbrengen, als UHT na herbeoordeling van deze jaren een voor bezwaar vatbaar besluit heeft genomen. Indien deze herbeoordeling niet leidt tot een voor belanghebbende bevredigend besluit, dan kan hij, indien hij dat wenst, tegen die beschikking bij UHT een bezwaarschrift indienen, waarna de Commissie daarover een advies zal uitbrengen.

Gemachtigde heeft daarnaast gesteld dat belanghebbende meer schade heeft geleden dan waar in het compensatiebedrag rekening mee is gehouden. Deze bezwaarschriftprocedure heeft alleen betrekking op de toekenning van de forfaitaire wettelijke vergoedingen en niet op de vergoeding van de werkelijke schade. Hiervoor is de procedure bij de CWS bestemd.

Conclusie

Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie UHT om het bezwaarschrift ongegrond te verklaren.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter