Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-10971

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 22 september 2022 met kenmerk UHT DC I

Ontvangst bezwaarschrift: 2 november 2022

Hoorzitting: 5 september 2023

Overdracht advies aan UHT: 27 november 2023

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren, het bestreden besluit te herroepen en de compensatieberekening te herzien. Voorts adviseert de Commissie een vergoeding van de proceskosten toe te kennen.

Onderwerp van advies

Het door [gemachtigde] (hierna: gemachtigde) namens [belanghebbende] (hierna: belanghebbende) op 1 november 2022 ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen beschikking op 22 september 2022 (met kenmerk UHT DC I).

In de bestreden beschikking wordt aan belanghebbende een definitief compensatiebedrag van € 16.651 toegekend voor het toeslagjaar 2010. Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) heeft dat jaar namelijk fouten gemaakt bij de beoordeling van de situatie van belanghebbende. Voor de toeslagjaren 2009, 2011 en 2012 wordt geen compensatie toegekend.

Overgangsrecht
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in artikel 8.6 en 9.2 Wht moet de bestreden beschikking geacht te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Op 4 februari 2021 heeft belanghebbende telefonisch verzocht om herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de jaren 2010 en 2011. Het verzoek is op 2 juni 2022 uitgebreid met de jaren 2009 en 2012.
  • Bij brief van 30 april 2021 heeft UHT naar aanleiding van de eerste toets aangegeven nog geen reden te zien om het forfaitaire bedrag van € 30.000 toe te kennen.
  • Op 20 juni 2022 heeft de Commissie van Wijzen (hierna: CvW) haar beoordeling van het verzoek van belanghebbende aan UHT toegestuurd. CvW heeft zich op het standpunt gesteld dat het voorlopig oordeel, dat de compensatieregeling en de hardheidscompensatie niet van toepassing zijn op de toeslagjaren 2009, 2011 en 2012, terecht is. CvW merkt op dat voor het toeslagjaar 2010 de compensatieregeling wel van toepassing is.
  • Bij brief van 16 september 2022 heeft UHT het voorlopige compensatiebedrag voor het toeslagjaar 2010 vastgesteld op € 15.431 en dit bedrag aangevuld tot € 30.000.
  • Bij beschikking van 22 september 2022 heeft UHT het definitieve compensatiebedrag vastgesteld op € 16.651. Omdat eerder al het minimumbedrag van € 30.000 is uitgekeerd, ontvangt belanghebbende geen nabetaling.
  • Op 1 november 2022 heeft gemachtigde een bezwaarschrift ingediend. Het bezwaarschrift is op 2 november 2022 ontvangen. De ontvangst is op 10 november 2022 door UHT bevestigd.
  • Op 20 juni 2023 heeft UHT schriftelijk gereageerd op de gronden van bezwaar.
  • Op 5 september 2023 heeft de Commissie het bezwaar van belanghebbende behandeld op een hoorzitting in aanwezigheid van partijen. Een verslag hiervan is achter dit advies gevoegd.
  • De Commissie, bestaande uit [commissieleden], heeft dit advies behandeld.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaar ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Strijd met zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel
In het bezwaarschrift geeft gemachtigde aan dat hij de juistheid van de compensatieberekening niet kan controleren vanwege het ontbreken van het persoonlijke dossier. De Commissie is van mening dat voor deze bezwaarprocedure alle relevante stukken aan belanghebbende zijn toegestuurd. Zij wijst in dat verband op de artikelen 7:4 Awb en artikel 49e Awir die aangeven dat het bestuursorgaan de op de zaak betrekking hebbende stukken verstrekt; een volledig persoonlijk dossier acht de Commissie niet van belang voor deze bezwaarprocedure.

Gemachtigde stelt dat de termijn van zes dagen na de dagtekening van de vooraankondiging voor belanghebbende om haar zienswijze in te dienen in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel. UHT acht dit element van het bezwaar gegrond. De Commissie volgt UHT in deze beoordeling.

De Commissie kan UHT volgen in het ingenomen standpunt ten aanzien van de motivering van het besluit en de zorgvuldigheid van het hieraan ten grondslag liggende onderzoek. Weliswaar heeft UHT de berekeningen bij het uitbrengen van de bestreden beslissing niet voldoende toegelicht, dit impliceert echter niet dat van een gebrekkige motivering dan wel onzorgvuldigheid sprake is. De Commissie is van oordeel dat door middel van het indienen van het schriftelijke verweer, een uitgebreide uitleg met behulp van LIC-overzichten en overige producties het bestreden besluit op dit punt voldoende is gemotiveerd.

Geen sprake van ‘equality of arms’
Gemachtigde stelt dat aangezien UHT wel beschikt over het volledige dossier van belanghebbende, maar zij zelf niet, geen sprake is van 'equality of arms' in de zin van artikel 6 EVRM. Belanghebbende wordt hierdoor geschaad in haar procesbelang, nu zij niet beschikt over de benodigde stukken om het besluit op juistheid te controleren.

De Commissie overweegt hierover het volgende. De Commissie is een onafhankelijke bezwaarschriftenadviescommissie in de zin van artikel 7:13 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Voor de procedure bij de Commissie gelden de processuele waarborgen van de Awb. Tegen een besluit op bezwaar van UHT in aansluiting op adviezen van de Commissie kan belanghebbende rechtsmiddelen instellen bij de rechter. Op grond van artikel 7:4 lid 2 Awb, in samenhang gelezen met lid 4 van dat artikel, heeft belanghebbende voorafgaand aan de hoorzitting bij de Commissie recht op afschriften van de op de zaak betrekking hebbende stukken, met inbegrip van het bezwaardossier.

De Commissie ziet dat gemachtigde op 14 augustus 2023 het bezwaardossier tegelijkertijd met de schriftelijke reactie van UHT heeft ontvangen. Gelet hierop heeft de Commissie geen aanknopingspunten kunnen vinden om te komen tot het oordeel dat niet is voldaan aan de vereisten uit de Awb. De Commissie volgt daarom belanghebbende niet in haar stelling dat het beginsel van ‘equality of arms’ geschonden zou zijn. De Commissie ziet geen aanleiding het bezwaar op dit punt gegrond te verklaren.

Vergoeding immateriële schade en 1% aanvullende vergoeding
De gemachtigde stelt dat het wegens het ontbreken van de onderliggende stukken niet mogelijk is na te gaan of de aanvangsdatum van 1 februari 2012 en daarmee de vergoeding voor immateriële schade en de rentevergoeding voor gemiste KOT juist zijn berekend. Indien en voor zover een juiste aanvangsdatum is gehanteerd dient de forfaitaire vergoeding van de immateriële schade naar de mening van gemachtigde berekend te worden tot het moment van het besluit op bezwaar. Nu de immateriële schadevergoeding dient te worden aangepast, dient de aanvullende vergoeding van 1% eveneens opnieuw te worden berekend.

UHT oordeelt in het schriftelijke verweer dat de bezwaargronden omtrent de onjuiste compensatieberekening, namelijk onderdelen n, o en p van de berekening voor het toeslagjaar 2010, gegrond zijn. Het bedrag van onderdeel n wordt gecorrigeerd naar € 11.000. Deze correctie heeft gevolgen voor de berekening van het onderdeel p. De Commissie volgt deze beoordeling en overweegt daarbij dat de hiermee gemoeide bedragen nog af zullen hangen van de datum van de beslissing op bezwaar. Dit betekent dat deze bedragen hoger uit zullen vallen dan hier aangegeven.

Voor wat betreft de rentevergoeding voor gemiste KOT (onderdeel o van de compensatieberekening) stelt de Commissie vast dat UHT de startdatum voor de berekening van deze rentevergoeding zal aanpassen in de beslissing op bezwaar. Omdat de grondslag, namelijk het bedrag onder onderdeel c, hierdoor niet wordt gewijzigd, onderschrijft de Commissie het standpunt van UHT dat de einddatum van deze rentevergoeding niet wordt doorgetrokken tot de datum van de beslissing op bezwaar.

De Commissie merkt wellicht ten overvloede op dat het aldus aangepaste compensatiebedrag hoger is dan het eerder uitgekeerde minimumbedrag van € 30.000. er een nabetaling dient plaats te vinden. Indien dit niet het geval is, zal het in de bestreden beschikking vastgestelde compensatiebedrag in stand moeten blijven in verband met het verbod op reformatio in peius, wat inhoudt dat belanghebbende niet in een slechtere positie mag worden gebracht door het indienen van bezwaar.

De Commissie acht de bezwaren omtrent de hoogte van de immateriële schade, de renteberekening en de 1%-compensatie van het toeslagjaar 2010 gegrond.

Beslagvrije voet, verrekeningen en hardheid van het stelsel
Gemachtigde heeft tijdens de hoorzitting van 5 september 2023 gesteld dat bij de verrekeningen over het toeslagjaar 2012 geen rekening is gehouden met de beslagvrije voet en dat daarom sprake is van hardheid van het stelsel. Door verrekeningen met andere toeslagen zoals de zorgtoeslag kwam belanghebbende in de problemen met het levensonderhoud. UHT zou naar de mening van gemachtigde wel rekening met de beslagvrije voet moeten houden omdat de KOT een inkomenscomponent heeft.

Over dit onderdeel van het bezwaar overweegt de Commissie als volgt. De Commissie merkt in zijn algemeenheid op dat de enkele stellingname dat geen rekening is gehouden met de beslagvrije voet, onvoldoende is om hardheid van het stelsel aan te nemen. Daar komt bij dat de Commissie ook in het dossier geen aanknopingspunten heeft gevonden die de stellingname van belanghebbende onderschrijven. Zo zijn er geen aanwijzingen dat voor de terugvorderingen vanaf 2010 beslag werd gelegd op een van de vorderingen tot periodieke betaling als bedoeld in artikel 475c, lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv). Voor zover gemachtigde heeft bedoeld te stellen dat voor B/T een beslagvrije voet was verbonden aan KOT, wijst de Commissie erop dat KOT in de onderhavige jaren niet in artikel 475c Rv was opgenomen en sinds 2021 buiten de uitbreiding van de beslagvrije voet is gehouden (zie artikel 475c, lid 1, aanhef en onderdeel j Rv). Dit staat er evenwel niet aan in de weg dat belanghebbende zich kan wenden tot de Commissie Werkelijke Schade (hierna: CWS) met een verzoek voor een vergoeding van de werkelijke geleden schade.

Proceskostenvergoeding
Gemachtigde heeft een verzoek gedaan tot vergoeding van de door belanghebbende gemaakte kosten voor rechtsbijstand. Omdat het bezwaar gedeeltelijk gegrond is en leidt tot herroeping van het bestreden besluit, komt belanghebbende op grond van artikel 7:15, tweede lid van de Awb in aanmerking voor de toekenning van een proceskostenvergoeding. De Commissie adviseert UHT om dit punt op te nemen in haar besluit op bezwaar.

Conclusie

Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren, het bestreden besluit te herroepen, de compensatieberekening conform bovenstaande overwegingen te herzien en een proceskostenvergoeding toe te kennen.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter