BAC 2022-10966
Publicatiedatum 22-05-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primaire besluiten:
- 29 augustus 2022 (UHT-DC I)
- 29 augustus 2022 (UHT-DC-I A)
- 29 augustus 2022 (UHT-DH5 A)
Ontvangst bezwaarschriften:
- 4 oktober 2022 (UHT-DC I)
- 4 oktober 2022 (UHT-DC-I A)
- 4 oktober 2022 (UHT-DH5 A)
Hoorzitting: 10 april 2024
Overdracht advies aan UHT: 5 juni 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om
het bezwaar deels gegrond te verklaren en een proceskostenvergoeding toe te
kennen.
Onderwerp van advies
Het door [gemachtigde] (hierna: gemachtigde), namens [belanghebbende] (hierna: belanghebbende) ingediende bezwaar is gericht tegen de op 29 augustus 2022
door UHT genomen beschikkingen, waarbij aan belanghebbende over het toeslagjaar
2013 een compensatiebedrag van € 30.000,- is toegekend (UHT-DC I) en compensatie
over de toeslagjaren 2010, 2012 en 2014 is afgewezen (UHT-DC-I A en UHT-DH5 A).
Overgangsrecht
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft UHT op 3 december 2020 verzocht om herbeoordeling van haar kinderopvangtoeslag. UHT heeft bij de herbeoordeling gekeken naar de toeslagjaren 2010, 2012, 2013 en 2014 en haar voorgenomen beschikkingen voorgelegd aan de Commissie van Wijzen (hierna: CvW).
- CvW heeft op 24 juni 2022 de voorgenomen beschikkingen beoordeeld en
geconcludeerd dat belanghebbende over de toeslagjaren 2010, 2012 en 2014 niet
in aanmerking komt voor compensatie wegens vooringenomenheid of hardheid bij
de uitvoering. - UHT heeft belanghebbende bij beschikkingen van 29 augustus 2022 medegedeeld
dat haar definitief compensatiebedrag wegens individuele vooringenomenheid
over het toeslagjaar 2013 is vastgesteld op € 11.469,- met aanvulling tot €
30.000,- (UHT-DC I) en compensatie over de toeslagjaren 2010, 2012 en 2014
wegens vooringenomenheid of hardheid bij de uitvoering afgewezen (UHT-DC-I A
en UHT-DH5 A). - Gemachtigde heeft bij de bezwaarschriften van 4 oktober 2022, op 5 oktober
2022 door UHT ontvangen, namens belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de
beschikkingen van 29 augustus 2022. - UHT heeft belanghebbende bij beschikking van 16 december 2022 een O/GS-tegemoetkoming toegekend van € 5.454,-. Nu belanghebbende onder de
Catshuisregeling reeds € 30.000,- had ontvangen, is geen aanvullend bedrag
toegekend. - UHT heeft op 14 augustus 2023 schriftelijk gereageerd op het bezwaar.
- Het bezwaar van belanghebbende is op 10 april 2024 op hoorzitting bij de
Commissie behandeld. Het verslag van de hoorzitting is bij het advies gevoegd. - De Commissie heeft naar aanleiding van de hoorzitting aanvullende vragen
gesteld aan UHT. UHT heeft op 17 april 2024 gereageerd. - Gemachtigde heeft 24 april 2024 nader gereageerd.
- Dit advies is opgesteld door [commissieleden].
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaar van belanghebbende ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Geen schending inzagerecht en/of equality of arms
Belanghebbende heeft aangevoerd dat UHT heeft verzuimd stukken te overleggen, die
voor de beoordeling van het bezwaar relevant zijn. Het inzagerecht en de equality of
arms zouden hiermee geschonden zijn. De Commissie overweegt met betrekking tot deze procedurele bezwaren als volgt.
Ingevolge artikel 7:4 lid 2 Awb jo. artikel 5.2 lid 3 tot en met 4 Wht (voorheen artikel
49e lid 3 t/m 4 Awir) heeft belanghebbende voorafgaand aan de hoorzitting bij de
Commissie recht op afschriften van de op de zaak betrekking hebbende stukken (hierna: het inzagerecht).
Bij de schriftelijke reactie heeft UHT een uitgebreid dossier overgelegd, waaronder
begrepen de door belanghebbende verlangde LIC-overzichten. Het komt de Commissie
voor dat belanghebbende hiermee beschikt over de op de zaak betrekking hebbende stukken. Het is niet aannemelijk dat belanghebbende in haar rechtspositie is geschaad
door het niet overleggen van stukken.
De Commissie is gezien het voorgaande de opvatting toegedaan dat het inzagerecht en de equality of arms in deze bezwaarprocedure niet zijn geschonden.
Beoordeling toekenning compensatie over het toeslagjaar 2013
Tussen partijen is niet in geschil dat de Belastingdienst/Toeslagen over het toeslagjaar
2013 individueel vooringenomen jegens belanghebbende heeft gehandeld. Op 15 mei
2015 werd de kinderopvangtoeslag van € 33.806,- op nihil gesteld.
UHT heeft bij primaire beschikking de neerwaartse correctie gemaximeerd op € 6.269,- nu dat het bedrag is wat belanghebbende aan de kinderopvang heeft betaald. Dit volgt uit de door de kinderopvang bij de Belastingdienst/Toeslagen doorgegeven gegevens (productie 68).
Deze maximering komt de Commissie juist voor. Gelet op artikel 2.1 lid 1 aanhef Wht
wordt de compensatie toegekend voor schade, die de aanvrager van kinderopvangtoeslag heeft geleden als gevolg van handelen door de
Belastingdienst/Toeslagen. Deze schade kan niet liggen boven het bedrag van de kosten van de kinderopvang.
Ingevolge artikel 2.2 onderdeel g Wht bestaat de compensatie mede uit een
rentevergoeding bedrag vanwege het verminderen of niet toekennen van de
kinderopvangtoeslag, vermeerderd met het bedrag aan rente die is begrepen in de
bijbehorende beschikking. De rentevergoeding wordt berekend over de periode tot de
dagtekening van de definitieve compensatiebeschikking (artikel 2.3 lid 7 Wht jo. artikel
27 lid 2 Awir).
Bij de compensatiebeschikking (UHT-DC I) is nagelaten de rente gemiste
kinderopvangtoeslag 2013 mede te berekenen over de rente, begrepen in de nihilstelling over het toeslagjaar 2013 ad € 1.144,-. UHT heeft gedurende deze procedure toegezegd deze fout bij beslissing op bezwaar te zullen herstellen. De Commissie zal dienovereenkomstig adviseren.
Afwijzing compensatie toeslagjaren 2010, 2012 en 2014
Belanghebbende voert aan dat zij ook over de toeslagjaren 2010, 2012 en 2014
vooringenomen is behandeld en hierdoor (gevolg-)schade heeft geleden. UHT heeft
aangegeven dat zij hier geen aanleiding toe ziet en over deze toeslagjaren geen
compensatie toegekend. De Commissie overweegt als volgt.
Belanghebbende komt over de toeslagjaren 2010 en 2012 niet in aanmerking voor
compensatie. Over het toeslagjaar 2010 is geen kinderopvangtoeslag aangevraagd en
over het toeslagjaar 2012 heeft geen neerwaartse correctie plaatsgevonden. Over deze
toeslagjaren is volgens de Commissie geen sprake geweest van vooringenomen handelen van de Belastingdienst/Toeslagen jegens belanghebbende. Voor het toeslagjaar 2014 geldt het volgende.
Volgens UHT heeft belanghebbende op 29 april 2014 de kinderopvangtoeslag 2014 per 1 januari 2014 stopgezet. Op 21 mei 2014 is het voorschot kinderopvangtoeslag van € 33.314,- verminderd naar nihil. Nu de Belastingdienst/Toeslagen is afgegaan op een doorgegeven wijziging door belanghebbende, is hierbij geen sprake geweest van
vooringenomen handelen, aldus UHT. Belanghebbende heeft betwist dat zijzelf op 29
april 2014 de kinderopvangtoeslag per 1 januari 2014 heeft stopgezet.
De Commissie beoordeelt de betwisting van belanghebbende dat zij zelf de
kinderopvangtoeslag per 1 januari 2014 heeft stopgezet als volgt. Uit het dossier leidt de Commissie de volgende tijdlijn van handelingen af die betrekking hebben op de
stopzetting van de kinderopvangtoeslag met ingang van 1 januari 2014 (productie 44,
p. 278):
- Op 27 december 2013 verstrekt de Belastingdienst/Toeslagen een
voorschotbeschikking kinderopvangtoeslag 2014 van € 33.314,-; - Op 26 maart 2014 zet burger de kinderopvangtoeslag per 31 augustus 2014 stop;
- Op 26 april 2014 geeft burger aan dat [kind] per 1 januari 2014 230 uur
afneemt tegen een uurtarief van € 6,56 bij [kinderopvanginstelling]; - Op 29 april 2014 bericht de bewindvoerder de Belastingdienst/Toeslagen dat
belanghebbende in de schuldsanering terecht is gekomen en verzoekt daarbij om
een kopie van de voorschotbeschikking van 27 december 2013; - Dezelfde dag nog, op 29 april 2014, meldt niet zichtbare burger dat zij de
kinderopvangtoeslag per 1 januari 2014 wil stopzetten en dat er geen sprake is
geweest van kinderopvang; - Op 19 mei 2014 vraagt burger opnieuw kinderopvangtoeslag aan per 1 juni 2014;
- Op 20 mei 2014 wordt een interne notitie gemaakt bij de
Belastingdienst/Toeslagen: “Burger doet nieuwe aanvraag Kot per 01/06/2014
nadat eerdere lasten door ons (cursivering aangebracht) gestopt zijn vanwege
niet reageren op informatie verzoek.” Gedoeld wordt daarbij op een lopende
informatieuitvraag over 2013, over welk jaar een uitworp wegens HOT HOR heeft
plaatsgevonden (zie productie 44, p. 273 e.v.); - Op 21 mei 2014 wordt de voorschotbeschikking kinderopvangtoeslag 2014 van €
33.314,- op nihil gesteld. - Op 12 juni 2014 wordt een interne notitie gemaakt bij de
Belastingdienst/Toeslagen: “AB-event is aangemaakt van 01-01-13 t/m 01-09-15.
(…)” - Op dezelfde datum wordt een ambtelijk besluit genomen jegens belanghebbende
met ingang van 1 januari 2014 met als toelichting: “Lasten 2014 alsnog
stopgezet. Klant heeft niet gereageerd op BTSL 04 KOT.”
De Commissie vindt het gelet op deze tijdlijn, waaruit volgt dat een niet zichtbare burger de bewuste stopzetting per 1 januari 2014 heeft doorgegeven, op dezelfde dag dat de bewindvoerder meldt dat belanghebbende in de schuldsanering terecht is gekomen, terwijl een HOT HOR uitvraag over het toeslagjaar 2013 – over welk jaar door UHT individueel vooringenomen handelen jegens belanghebbende is aangenomen – liep en een interne notitie van de Belastingdienst/Toeslagen van 20 mei 2014 zegt dat de lasten door ons zijn gestopt, erg aannemelijk dat juist de Belastingdienst/Toeslagen de kinderopvangtoeslag op 29 april 2014 per 1 januari 2014 destijds heeft stopgezet en daarbij individueel vooringenomen jegens belanghebbende heeft gehandeld.
De Commissie is verder van opvatting dat het voldoende aannemelijk is dat
belanghebbende over het toeslagjaar 2014 recht op kinderopvangtoeslag had. Het
bezwaardossier bevat een brief van het UWV met dagtekening 1 januari 2014 met het
onderwerp “start re-integratietraject” dat belanghebbende met ingang van die datum
start met een re-integratietraject (productie 32, p. 199). Dat eind 2013 nog
onduidelijkheid bestond over het volgen van een re-integratietraject door
belanghebbende, zoals volgt uit de brief van Begeleid Wonen, vindt de Commissie
onvoldoende om niet van deze brief van 1 januari 2014 uit te gaan, in het bijzonder nu
de bewijslast dat evident geen recht bestond op kinderopvangtoeslag op UHT rust.
Hetzelfde geldt met betrekking tot de vraag of er in de periode tot 1 augustus 2014
kinderopvang heeft plaatsgevonden (uit het dossier volgt dat in augustus en september 2014 kinderopvang bij Kidz Ahoy heeft plaatsgevonden, de maanden erna niet). Het gestelde door UHT en het dossier geven de Commissie onvoldoende reden om aan te nemen dat er in de periode 1 januari 2014 tot 1 augustus 2014 geen kinderopvang heeft plaatsgevonden. Er is over deze periode nooit bij belanghebbende om informatie gevraagd. Zoals bekend is de KOI-viewer alleen gevuld met gegevens indien deze daadwerkelijk bij de kinderopvang zijn uitgevraagd; en niet is gebleken dat de Belastingdienst/Toeslagen over 2014 informatie heeft uitgevraagd bij [kinderopvanginstelling].
De Commissie adviseert UHT daarom over het toeslagjaar 2014 alsnog compensatie
wegens individuele vooringenomenheid toe te kennen, over de neerwaartse correctie van 21 mei 2014. Daarbij kan rekening worden gehouden met het feit dat na september 2014 geen kinderopvang meer heeft plaatsgevonden.
Vergoeding immateriële schade tot het moment van de beslissing op bezwaar
De Commissie overweegt dat de forfaitaire vergoeding voor immateriële schade een
vergoeding is voor veronderstelde stress, ongemak en onzekerheid die belanghebbende ervaart omdat het lang duurt voordat de compensatie definitief is berekend. Belanghebbende heeft door de bezwaarprocedure langer moeten wachten op de definitieve berekening van haar compensatie en hiervan stress ervaren die nog steeds voortduurt.
Het bezwaar is deels gegrond. In een dergelijke situatie hanteert UHT als einddatum van de forfaitaire vergoeding voor de immateriële schade het moment van de beslissing op bezwaar. De Commissie ziet daarom aanleiding UHT te adviseren de forfaitaire vergoeding voor immateriële schade van belanghebbende te berekenen tot het moment van de beslissing op bezwaar.
Proceskostenvergoeding
Nu de Commissie het bezwaar deels gegrond acht en adviseert om het primaire
beschikkingen met kenmerk UHT-DC I en UHT-DC-I A te herroepen, adviseert de
Commissie om het verzoek voor vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in deze
bezwaarprocedure toe te wijzen. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht
heeft belanghebbende recht op een forfaitaire vergoeding op basis van twee
procespunten (bezwaarschrift en verschijnen hoorzitting) met een wegingsfactor 2. Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding per
procespunt toe te kennen.
Conclusie
De Commissie adviseert UHT:
- Het bezwaar tegen de beschikkingen met kenmerk UHT-DC I en UHT-DC-I A deels
gegrond te verklaren en deze bestreden beschikkingen te herroepen; - de vergoeding voor immateriële schade te berekenen tot de datum van de
beslissing op bezwaar; - de rentevergoeding voor gemiste kinderopvangtoeslag over het toeslagjaar 2013
opnieuw te berekenen met inachtneming van het bedrag van de rente die is
begrepen in de beschikking tot terugvordering; - over het toeslagjaar 2014 compensatie wegens individuele vooringenomenheid
toe te kennen over de neerwaartse correctie van 21 mei 2014; - de rentevergoeding voor gemiste kinderopvangtoeslag over het toeslagjaar 2014
te berekenen tot de datum van de beslissing op bezwaar; - de aanvullende vergoeding van 1% van het subtotaal van het compensatiebedrag
aan te passen; - een proceskostenvergoeding toe te kennen op basis van 2 procespunten met een
wegingsfactor 2. De Commissie adviseert daarbij de hoogste vergoeding per
procespunt toe te kennen.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter