Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-10912

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit:25 augustus 2022 met kenmerken UHT-DC I,
UHT-DH5 A en UHT-DC-I A

Ontvangst bezwaarschrift: 29 september 2022

Hoorzitting: 28 maart 2024

Overdracht advies aan UHT: 10 juli 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT
om het bezwaar in de onderhavige zaak (gedeeltelijk) gegrond te verklaren, de
bestreden besluiten te herroepen en een nieuw besluit te nemen met
inachtneming van dit advies. Tevens adviseert de Commissie het verzoek om
vergoeding van de proceskosten toe te wijzen.

Onderwerp van advies

Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift van 28 september 2022, ontvangen op 29 september 2022, is gericht tegen de beschikkingen van 25 augustus 2022 met kenmerken UHT-DC I, UHT-DH5 A en UHT-DC-I A.

Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) is bij beschikking met kenmerk UHT-DC I aan belanghebbende voor de toeslagjaren 2009, maart tot en met oktober 2010, 2011 en januari tot en met maart 2012 een definitief compensatiebedrag van € 27.656
toegekend. Bij beschikkingen met kenmerken UHT-DC-I A en UHT-DH5 A is voor de
maanden januari, februari, november en december van het toeslagjaar 2010 en de
maanden april tot en met december van het toeslagjaar 2012 geen compensatie en
tegemoetkoming toegekend.

Overgangsrecht
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in artikelen 8.6 en 9.2 Wht moet de bestreden beschikking geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 2 april 2021 telefonisch verzocht om een herbeoordeling
    van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) voor de toeslagjaren 2010 tot en met
  1. In overleg met de persoonlijk zaakbehandelaar is het toeslagjaar 2009 ook
    meegenomen in de herbeoordeling.
  • Bij brief van 23 juni 2021 (met kenmerk UHT-B DMB2) is aan belanghebbende
    medegedeeld dat zij op basis van de eerste toets in aanmerking komt voor de
    Catshuisregeling en dat € 30.000 aan haar zal worden uitgekeerd, alsmede dat de
    herbeoordeling nog niet klaar is.
  • De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek
    van belanghebbende op 24 maart 2022 aan UHT toegestuurd. CvW heeft
    geoordeeld dat voor de maanden januari, februari, november en december van
    het toeslagjaar 2010 en de maanden april tot en met december van het
    toeslagjaar 2012 geen sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid of
    hardheid.
  • Bij beschikking van 25 augustus 2022 (met kenmerk UHT-DC I) is aan
    belanghebbende medegedeeld dat de definitieve compensatie € 27.656 bedraagt
    voor het toeslagjaar 2009, de maanden maart tot en met oktober 2010, het
    toeslagjaar 2011 en de maanden januari tot en met maart 2012. Omdat
    belanghebbende op grond van de Catshuisregeling € 30.000 had ontvangen, heeft
    geen nabetaling plaatsgevonden.
  • Bij beschikking van 25 augustus 2022 (met kenmerk UHT-DC-I A) is aan
    belanghebbende medegedeeld dat geen compensatie wordt toegekend voor de
    maanden januari, februari, november en december van het toeslagjaar 2010 en
    de maanden april tot en met december van het toeslagjaar 2012.
  • Bij beschikking van 25 augustus 2022 (met kenmerk UHT-DH5 A) is aan
    belanghebbende medegedeeld dat geen tegemoetkoming wegens opzet of grove
    schuld (O/GS) wordt toegekend voor de maanden januari, februari, november en
    december van het toeslagjaar 2010 en de maanden april tot en met december
    van het toeslagjaar 2012. Bij beschikking van 16 februari 2023 (kenmerk UHT-O
    OGS B heeft UHT belanghebbende alsnog een OGS-vergoeding over 2010
    toegekend,
  • Gemachtigde heeft bij brief van 28 september 2022, ontvangen op 29 september
    2022, namens belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de drie beschikkingen
    van 25 augustus 2022. Op 17 oktober 2022 heeft UHT een ontvangstbevestiging
    hiervan gestuurd.
  • Op 26 september 2023 heeft gemachtigde aanvullende gronden ingediend.
  • Op 21 december 2023 heeft UHT schriftelijk gereageerd op het bezwaarschrift van
    belanghebbende.
  • Op 28 maart 2024 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in
    aanwezigheid van partijen.
  • Op 8 april 2024 heeft UHT naar aanleiding van de gemaakte afspraken op de
    hoorzitting een aanvullende beschouwing aan de Commissie en gemachtigde doen
    toekomen.
  • Op 26 april 2024 heeft gemachtigde schriftelijk gereageerd op de aanvullende
    beschouwing van UHT.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaar ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel
De Commissie kan UHT volgen in het ingenomen standpunt ten aanzien van de
motivering van het besluit en de zorgvuldigheid van het hieraan ten grondslag liggende onderzoek. Voor zover UHT de berekeningen bij het uitbrengen van de bestreden beschikking niet voldoende zou hebben toegelicht, impliceert dit niet dat van een gebrekkige motivering dan wel onzorgvuldigheid sprake is. De Commissie is van oordeel dat door middel van het indienen van het schriftelijke verweer, met daarin een uitgebreide uitleg per component van de compensatieberekening, en het verstrekken van de overzichten van het Landelijk Incasso Centrum (hierna: LIC) en de overige producties, het bestreden besluit voldoende is onderbouwd. Gelet hierop adviseert de Commissie UHT het bezwaar ten aanzien van dit punt ongegrond te verklaren.

Beoordeling toeslagjaar 2010
Belanghebbende stelt dat ten onrechte is geoordeeld dat haar kinderen in de maanden
januari, februari, november, december van het toeslagjaar 2010 geen opvang hebben
genoten en dat zij daarom evident geen recht had op KOT. UHT heeft in haar
schriftelijke reactie vastgesteld dat belanghebbende voor het gehele toeslagjaar 2010
recht heeft op compensatie. Op basis van de informatie uit het ouderverhaal en de
beschikbare bewijsstukken is voldoende aannemelijk geacht dat in het gehele jaar 2010 kinderopvang is afgenomen. De Commissie acht het bezwaar overeenkomstig het standpunt van UHT op dit punt gegrond.

Belanghebbende is eerder voor de maanden januari, februari, november en december
van het toeslagjaar 2010 een tegemoetkoming toegekend voor opzet/grove schuld
(hierna: O/GS). Omdat belanghebbende voor deze maanden alsnog gecompenseerd
wordt op basis van vooringenomen handelen, zal de toegekende O/GS-tegemoetkoming moeten worden verrekend met het aanvullende compensatiebedrag dat wordt toegekend op grond van vooringenomen handelen. De Commissie adviseert UHT de compensatieberekening over het toeslagjaar 2010 overeenkomstig haar schriftelijke verweer aan te passen in de beslissing op bezwaar.

Beoordeling toeslagjaar 2011
Belanghebbende stelt dat voor het toeslagjaar 2011 het niet terugbetaalde/verrekende bedrag (component g) onjuist is. Zij stelt dat, op basis van verrichte betalingen en de KOT die zij op haar rekening heeft ontvangen, het bedrag moet worden vastgesteld op € 5.245 in plaats van € 6.029. Uit het overzicht van het LIC blijkt dat er een bedrag van € 6.763 aan KOT is uitbetaald. Een bedrag van € 300 aan te ontvangen KOT over het toeslagjaar 2011 is verrekend met een openstaande schuld met betrekking tot KOT voor het toeslagjaar 2008. Dit komt neer op een totaalbedrag van € 7.063. Van dit bedrag is € 1.034 in mindering gebracht. Met dit bedrag hebben verrekeningen met, dan wel een terugbetaling van, de KOT plaatsgevonden voor het toeslagjaar 2011. Uit het LIC overzicht
blijkt niet dat er een betaling van € 1.800 heeft plaatsgevonden.

Voorafgaand aan de hoorzitting heeft belanghebbende een bankafschrift overgelegd
waar een bankoverschrijving op staat vermeld van € 1.800. Dit bedrag is overgemaakt
naar het rekeningnummer van B/T. Volgens UHT wordt dit rekeningnummer van B/T
gebruikt voor verschillende doeleinden. Uit het LIC-overzicht blijkt niet dat een betaling van € 1.800 heeft plaatsgevonden, bedoeld om de KOT schuld af te lossen.

HT heeft na de hoorzitting onderzoek gedaan naar het betalingskenmerk dat is vermeld in de bankoverschrijving. Uit dit onderzoek is niet duidelijk geworden wat het
betalingskenmerk inhoudt en waar de bankoverschrijving betrekking op heeft gehad.
Ook komt het vermelde Burgerservicenummer in de bankoverschrijving niet overeen
met dat van belanghebbende. Omdat de betaling ontbreekt in het LIC-overzicht
concludeert UHT dat de betaling niet is aangewend voor terugbetaling KOT voor de
toeslagjaren 2009 tot en met 2012. De Commissie volgt UHT in haar standpunt dat
onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat het bedrag van de bankoverschrijving een
terugbetaling van KOT betrof.

De Commissie volgt UHT in haar standpunt dat in de compensatieberekening met
betrekking tot het toeslagjaar 2011 is uitgegaan van het juiste bedrag onder component g. De Commissie acht het bezwaar op dit punt ongegrond.

Beoordeling toeslagjaar 2012
Belanghebbende stelt dat de afwijzende beschikking over de maanden april tot en met
december van het toeslagjaar 2012 onjuist is. De kinderen van belanghebbende zijn in
deze maanden bij een niet-geregistreerde kinderopvang opgevangen.

De Commissie overweegt hierover het volgende. Op 26 april 2012 heeft belanghebbende de KOT per 12 maart 2012 stopgezet. Vervolgens is in het antwoordformulier van 20 september 2013, dat door belanghebbende zelf is ingevuld, aangegeven dat in het toeslagjaar 2012 geen gebruik is gemaakt van kinderopvang. Op basis van het antwoordformulier is op 6 januari 2015 de KOT definitief vastgesteld op nihil. Echter, aangezien belanghebbende in het ouderverhaal heeft aangegeven dat zij in de veronderstelling was dat het antwoordformulier op het toeslagjaar 2013 zag, haar kinderen volgens belanghebbende wél naar de kinderopvang zijn geweest in de periode tot en met maart 2012 en belanghebbende de KOT in principe had stopgezet per 12 maart 2012, is voor deze periode wel compensatie toegekend. Wat betreft de periode na 12 maart 2012 komt belanghebbende volgens UHT niet in aanmerking voor compensatie. UHT legt in haar schriftelijk verweer uit dat enkel compensatie kan worden toegekend op grond van de Wht indien is voldaan aan de voorwaarden van KOT. Omdat de kinderopvang niet bij een gekwalificeerde kinderopvang is afgenomen, is niet aan deze voorwaarden voldaan. De Commissie volgt UHT in haar standpunt dat hierdoor binnen het wettelijk kader van de integrale beoordeling aan belanghebbende geen aanvullende compensatie kan worden toegekend.

Voor de beoordeling van de vraag of de vervangende opvang als schadepost voor
vergoeding in aanmerking komt kan belanghebbende zich wenden tot de Commissie
Werkelijke Schade. De Commissie acht het bezwaar op dit punt ongegrond.

Vergoeding voor immateriële schade
Het oordeel van UHT dat ook voor de maanden januari, februari, november en december van het toeslagjaar 2010 compensatie moet worden toegekend, leidt ertoe dat de vergoeding voor immateriële schade dient te worden berekend over de periode tot aan de datum van de beslissing op bezwaar. Het bezwaar is op dit onderdeel gegrond.

1 procent vergoeding
De Commissie constateert dat de (gedeeltelijke) gegrondbevinding van het bezwaar ook zal behoren te leiden tot aanpassing van de aanvullende vaste vergoeding van 1
procent. De Commissie adviseert UHT dit mee te nemen in de aangepaste
compensatieberekening.

Proceskostenvergoeding
Nu de Commissie in de gronden van het bezwaar aanleiding heeft gezien te
adviseren om het bezwaar tegen de bestreden beschikkingen (gedeeltelijk) gegrond te
verklaren, adviseert zij UHT tot toewijzing van het verzoek om toekenning van een
proceskostenvergoeding.

Conclusie

Samenvattend adviseert de Commissie UHT om:

  • het bezwaar tegen de besluiten met kenmerken UHT-DC I, UHT-DC-I A en UHTDH5
    A gegrond te verklaren ten aanzien van de compensatie over het toeslagjaar
    2010 en deze, alsmede alle ingevolge de Wht daarmee samenhangende
    vergoedingen, opnieuw te berekenen met inachtneming van dit advies en daarbij
    de einddatum van de desbetreffende vergoedingen vast te stellen op de datum
    van de beslissing op bezwaar.
  • het verzoek een proceskostenvergoeding toe te kennen toe te wijzen.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter