Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-10881

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 27 juli 2022 met kenmerk UHT-DC I A

Hoorzitting: 13 juni 2024

Overdracht advies aan UHT: 10 september 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT
om het bezwaar ongegrond te verklaren en het bestreden besluit in stand te
laten.

Onderwerp van advies

Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen beschikking van 27 juli 2022 met kenmerk UHT-DC-I A.

Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) is aan belanghebbende bij beschikking met kenmerk UHT-DC-I A medegedeeld dat zij geen recht heeft op een tegemoetkoming voor de toeslagjaren 2005 tot en met 2009 en dat zij over die jaren ook geen recht heeft op compensatie.

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft zich op 6 april 2020 bij UHT aangemeld in het kader van
    een herbeoordeling van kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de toeslagjaren
    2006 tot en met 2009. Nadien is dit verzoek in overleg met belanghebbende
    uitgebreid met het toeslagjaar 2005.
  • De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek
    van belanghebbende op 4 mei 2022 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft
    geoordeeld over de toeslagjaren 2005 tot en met 2009 dat van institutionele
    vooringenomenheid of hardheid geen sprake is geweest.
  • Bij beschikking van 27 juli 2022 (met kenmerk UHT-DC-I A) is aan
    belanghebbende medegedeeld dat zij geen recht heeft op een compensatiebedrag
    voor de toeslagjaren 2005 tot en met 2009.
  • Bij beschikking van 27 juli 2022 (met kenmerk UHT-DH5 A) is aan
    belanghebbende medegedeeld dat zij geen recht heeft op een tegemoetkoming
    wegens hardheid voor de toeslagjaren 2005 tot en met 2009.
  • Gemachtigde heeft bij brief van 7 september 2022 2022 bezwaar gemaakt tegen
    de beschikking van 27 juli 2022 (UHT-DC-I A). Op 16 september 2022 heeft UHT
    een ontvangstbevestiging hiervan gestuurd.
  • Bij e-mail van 10 juli 2023 heeft UHT kenbaar gemaakt dat de rechtbank op 5 juni
    2023 het door of namens belanghebbende ingestelde beroep wegens het niet
    tijdig beslissen op bezwaar in behandeling heeft genomen.
  • Op 12 december 2023 heeft UHT schriftelijk gereageerd op de bezwaargronden
    van belanghebbende.
  • Op 28 september 2023 heeft gemachtigde aanvullende gronden van het bezwaar
    ingediend.
  • Op 13 juni 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden.
  • Bij e-mail van 19 juli 2024 heeft UHT een aanvullende beschouwing ingediend en
    nadere stukken overgelegd, waarop gemachtigde bij e-mail van 19 augustus 2024
    heeft gereageerd.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Toeslagjaar 2005
Belanghebbende voert aan dat ten onrechte geen compensatie is toegekend voor het
toeslagjaar 2005. Ondanks dat de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) beschikte over de nodige informatie, is belanghebbende meerdere keren verzocht om informatie te verstrekken.

De Commissie overweegt dat niet aannemelijk is geworden dat B/T over toeslagjaar 2005 meer of andere gegevens heeft opgevraagd dan noodzakelijk is om het recht op KOT te kunnen vaststellen. Het instellen van een (extra) controle of het tussentijds opvragen van gegevens is op zichzelf onvoldoende om te concluderen dat B/T vooringenomen heeft gehandeld. Daarvoor is meer nodig. De Commissie adviseert UHT daarom om dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren. De (nadere) stelling van belanghebbende dat zij aannemelijk heeft gemaakt dat wel betalingen verricht zijn en dat dus sprake is van vooringenomen handelen van de zijde van B/T volgt de Commissie niet. UHT heeft met de (nadere) reconstructie van de gang van zaken in 2005 voldoende onderbouwd dat van vooringenomenheid of onterechte hardheid geen sprake is geweest.

De Commissie tekent daarbij aan dat in 2005 het gehele traject van KOT aanvraag, -
beoordeling en uitbetaling nog in een opstartfase verkeerde. Dat belanghebbende daar last van gehad heeft staat wel vast, maar leidt niet tot een andersluidend advies.

Toelichting LIC-overzicht (toeslagjaar 2005)
De Commissie is van oordeel dat UHT in haar schriftelijke beschouwing, naar aanleiding van het verzoek van belanghebbende, alle ‘afboekingen naar’-posten van het toeslagjaar 2005 aan de hand van het LIC-overzicht voldoende heeft toegelicht.
Tijdlijn Belanghebbende stelt dat de tijdlijn niet duidelijk is, nu volgens haar geen jaren
genoemd worden.

De Commissie is het met UHT eens dat er voldoende mogelijkheden zijn om een volledig beeld te krijgen van de KOT per toeslagjaar. Zo worden in het bijgevoegde informatie- en beoordelingsformulier vanaf pagina 3 de toeslagjaren uitvoerig beschreven. In hetzelfde formulier wordt vanaf pagina 16 de beoordeling van de KOT per toeslagjaar behandeld.

Voorts zijn in het bezwaardossier de SAS-overzichten met beschikkingen in
chronologische volgorde geplaatst, zodat de tijdlijn van de beschikkingen duidelijk te
volgen is. Voor gedetailleerdere administratieve informatie kunnen de RKT-bestanden
geraadpleegd worden. De Commissie acht het bezwaar op dit punt ongegrond.

Rekeningnummer Postbank
Tijdens de zitting heeft belanghebbende naar voren gebracht dat in het dossier
betalingen zichtbaar zijn die op een gegeven moment werden overgemaakt naar een
Postbank-rekeningnummer. Deze betalingen zijn echter niet terug te vinden in de LIC overzichten, wat volgens belanghebbende vragen oproept over de juistheid van de
betalingen en de transparantie van de LIC-overzichten.

In de aanvullende beschouwing heeft UHT verklaard dat de afdeling Betalen & Innen
(hierna: B&I) de betalingen voor de periode januari tot en met mei 2005 niet meer kan
inzien, omdat het Geldverkeer Archief Systeem (hierna: GAS) toen nog niet bestond.

De betalingen vanaf juni 2005 zijn wel opgenomen in het GAS. Zo werd in juni 2005 een bedrag van € 491 direct aan de ontvanger uitbetaald. In juli 2005 werd een bedrag van €490 eerst naar een regiokantoor van de Belastingdienst overgemaakt, om te controleren welke verrekeningen nog moesten plaatsvinden. Uiteindelijk werd € 415 aan de ontvanger betaald en € 75 afgeboekt op het voorschot. In het LIC-overzicht van 2015 staat echter per abuis vermeld dat er € 375 was afgeboekt in plaats van € 75. Deze overboekingen naar het regiokantoor gaven de mogelijkheid om te bepalen of het volledige toeslagbedrag aan de ontvanger moest worden uitbetaald, of dat er
verrekeningen moesten plaatsvinden. In juli 2005 was dit laatste het geval.

De Commissie constateert dat belanghebbende naar aanleiding van de aanvullende
beschouwing nog enkele vragen heeft. De Commissie adviseert UHT om bij de beslissing op bezwaar de vragen van belanghebbende zo volledig mogelijk te beantwoorden en een duidelijke, begrijpelijke uitleg te geven over de uitbetalingen aan het regiokantoor en de plaatsgevonden uitbetalingen dan wel verrekeningen.

NOvA: 35 punten
Volgens belanghebbende dient UHT aan de hand van de 35 punten die in overleg met de NOvA zijn overeengekomen aan stukken die in een dossier horen te zitten als zijnde op de zaak betrekking hebbende stukken te verstrekken aan belanghebbende.

De Commissie volgt het standpunt dat het dossier onvolledig is niet. De beschouwing en de op de zaak betrekking hebbende stukken zijn op 22 februari 2024 toegezonden. De Commissie heeft geen aanknopingspunten gevonden om aan te nemen dat hier niet is voldaan aan de in artikel 7:4 lid 2 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb)
neergelegde verplichting om alle op de zaak betrekking hebbende stukken ter inzage te leggen. Het feit dat het dossier niet alle onderdelen bevat die door UHT op de
Kennisnetbijeenkomst van 15 september zijn genoemd, doet hier niets aan af. De
Commissie adviseert UHT daarom om dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te
verklaren.

Proceskostenvergoeding
Belanghebbende verzoekt om een proceskostenvergoeding conform het Besluit
proceskosten bestuursrecht. Aangezien de bezwaren naar het oordeel van de Commissie ongegrond zijn, adviseert de Commissie belanghebbende geen vergoeding van proceskosten toe te kennen.

Conclusie

Samengevat adviseert de Commissie aan UHT om het bezwaar ongegrond te verklaren
en het bestreden besluit in stand te laten.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter