Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-10859

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 4 maart 2021 met kenmerk UHT-DC I

Ontvangst bezwaarschrift: 4 november 2022

Hoorzitting: 14 december 2023

Overdracht advies aan UHT: 23 januari 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar gegrond te verklaren. Daarnaast adviseert de Commissie tot toewijzing van het verzoek om een proceskostenvergoeding.

Onderwerp van advies

Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen definitieve compensatiebeschikking d.d. 4 maart 2021 met kenmerk UHT-DC I over de jaren 2007, 2008 en 2009.

Op 5 november 2022 is de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Gelet op de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moet de bestreden beschikking geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 25 november 2019 verzocht om een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de jaren 2007, 2008 en 2009.
  • Bij beschikking van 4 maart 2021 met kenmerk UHT-DC I heeft UHT bericht dat belanghebbende aanspraak heeft op een definitief compensatiebedrag van € 40.989 over de jaren 2007, 2008 en 2009.
  • Tegen deze beschikking heeft gemachtigde op 4 november 2022 een bezwaarschrift gediend.
  • UHT heeft op 29 juni 2023 schriftelijk gereageerd op de bezwaren van belanghebbende.
  • Op 6 december 2023 heeft gemachtigde de gronden van bezwaar aangevuld.
  • Op 13 december 2023 heeft UHT hierop een nadere schriftelijke reactie gegeven.
  • Op 14 december 2023 heeft de Commissie het bezwaar van belanghebbende behandeld op een hoorzitting in aanwezigheid van partijen.
  • Op 19 december 2023 heeft gemachtigde een nadere reactie gegeven op de aanvullende reactie van UHT van 13 december 2023.
  • Op 12 januari 2024 heeft UHT hierop een nadere schriftelijke reactie gegeven.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaar ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Compensatieberekening
De Commissie constateert dat UHT in de schriftelijke reactie van 29 juni 2023 en de aanvullende schriftelijke reactie van 13 december 2023 de componenten van de compensatieberekening voor toeslagjaren 2007, 2008 en 2009 in detail heeft behandeld. Daarnaast heeft UHT het dossier met diverse stukken aangevuld. De Commissie is van mening dat het dossier in voldoende mate bestaat uit de voor het behandeling van het bezwaar benodigde stukken.

Tijdens en na de zitting heeft de uitwisseling van standpunten tussen UHT en belanghebbende zich beperkt tot een aantal bezwaargronden, die in het advies hieronder worden behandeld.

2009
Belanghebbende persisteert dat het bedrag onder component a zou moeten zijn gebaseerd op de voorschotbeschikking van 11 december 2008 ad € 14.045. Zij stelt immers geen wijzigingen te hebben doorgegeven.

UHT persisteert in haar standpunt van 12 januari 2024 gemotiveerd dat € 9.363 de juiste grondslag is voor compensatie voor de periode februari tot en met september 2009. Dit bedrag is gebaseerd op de wijzigingen die belanghebbende heeft doorgegeven of die door de systemen zoals de Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) zijn gegenereerd. Belanghebbende had destijds bezwaar kunnen maken indien gegevens niet juist zouden zijn verwerkt. Indien B/T een fout zou hebben gemaakt, betekent dit niet dat sprake is van vooringenomen handelen door B/T. Daar is meer voor nodig.

De Commissie overweegt dat om in aanmerking te komen voor compensatie sprake moet zijn van vooringenomenheid of hardheid in de handelwijze van B/T. Volgens het dossier is door de melding van een partnerregistratie door de GBA, de ingangsdatum van 1 januari 2009 naar 1 februari 2009 gewijzigd, waardoor de maand januari 2009 niet is toegekend. Daarnaast is de stopzetting per 1 oktober 2009 op 2 september 2009 gedaan via het digitale burgerportaal. Indien belanghebbende het niet eens was geweest met de wijzigingen over 2009, bestond voor belanghebbende de mogelijkheid van bezwaar. Uit het RKT bestand over 2009 blijkt dat bij de wijzigingen van het periodebedrag alleen is uitgegaan van het inkomen van belanghebbende, en niet van een toeslagpartner.

De Commissie is van mening dat het bezwaar, gelet op het hier toepasselijke regelgevende kader, niet tot het door belanghebbende gewenste resultaat kan leiden en adviseert UHT het bezwaar op dit punt ongegrond te verklaren.

Samenloop herstelregelingen 2009
Partijen zijn het eens dat over de maanden februari tot en met september van 2009 compensatie is toegekend op basis van vooringenomenheid.

Belanghebbende is echter van mening dat nu de KOT voor de eerste 11 maanden over 2009 (11 maal € 1.170 = € 12.870) aan het gastouderbureau (hierna: GOB) is betaald en later teruggevorderd, de hardheidsregeling van toepassing moet worden verklaard.
In de aanvullende beschouwing van 13 december 2023 beoogt UHT een tegemoetkoming op grond van Opzet/Grove Schuld (hierna O/GS) van € 1.053 (30% van € 3.511).

UHT heeft op 12 januari 2024 gemotiveerd dat zij in bezwaar tegemoet komt aan het verzoek voor een hardheidscompensatie voor het bedrag van € 1.984 in de plaats van de beoogde (lagere) OGS vergoeding.

UHT licht toe dat sprake was van opvang voor 8 maanden terwijl voor 11 maanden toeslag is overgemaakt aan het GOB (namelijk € 12.874). De maanden waarin geen recht op opvang was zijn aan het GOB overgemaakt en bij belanghebbende teruggevorderd (voor € 3.511). Dit kan een grond voor hardheid opleveren. De totale opvangkosten bedroegen € 10.890. Van de opvangvergoeding van € 12.874 is uiteindelijk € 1.984 (€ 12.874 - € 10.890) niet ten goede gekomen aan de opvang en onterecht teruggevorderd bij belanghebbende.

De Commissie kan zich hierin vinden en adviseert UHT de compensatie voor 2009 conform de aanvullende schriftelijke reactie van 12 januari 2024 opnieuw te berekenen.

FSV-lijst
De Commissie is van mening dat UHT in het schriftelijk verweer van 29 juni 2023 voldoende heeft toegelicht bij welk onderdeel van de Belastingdienst belanghebbende zich kan melden voor verdere behandeling omdat bezwaren over de FSV-lijst buiten de herbeoordeling door UHT vallen.

Aanvullende schade: gemiste KOT latere jaren & immateriële compensatie
Gemiste KOT latere jaren
De Commissie is van oordeel dat de Wht tijdens de integrale beoordeling geen ruimte biedt om compensatie toe te kennen voor jaren waarvoor geen kinderopvang is aangevraagd.

De Commissie overweegt verder dat eventuele terugvorderingen, informatieverzoeken of procedures over een gegeven jaar, niet tot gevolg hebben dat een belanghebbende op grond van enige wettelijke bepaling het recht is ontnomen om over de daaropvolgende jaren een aanvraag voor KOT in te dienen.

Ook de omstandigheid dat een belanghebbende een schuld heeft bij B/T staat niet in de weg aan een aanvraag voor KOT voor daaropvolgende jaren. De KOT wordt in beginsel per toeslagjaar beoordeeld en vastgesteld. De Commissie adviseert op dit punt tot ongegrondverklaring van het bezwaar.

Immateriële schade
De Commissie begrijpt uit het bezwaar van belanghebbende dat zij meent dat haar
werkelijke immateriële schade hoger is dan de forfaitaire vergoeding.
De Commissie overweegt dat de forfaitaire vergoeding voor immateriële schade uit de
Wet hersteloperatie toeslagen een vergoeding is voor de veronderstelde stress, ongemak en onzekerheid die de belanghebbende heeft ervaren in de tijd die is verstreken vanaf het eerste neerwaartse correctiebesluit. Volgens de wet bedraagt de compensatie € 500 voor ieder half jaar dat is verstreken tussen het eerste neerwaartse correctiebesluit en de dagtekening van de eerste beschikking tot toekenning van compensatie.

De Commissie adviseert op dit punt tot ongegrondverklaring van het bezwaar.
Partijen zijn het erover eens dat de brief van 26 februari 2010 (productie 13, waarin
staat dat belanghebbende de KOT over toeslagjaar 2008 moet terugbetalen) moet
worden gezien als de startdatum voor de berekening van de immateriële
schadevergoeding, in plaats van 14 mei 2010.

De Commissie adviseert UHT dit punt en alle daarmee verband houdende aspecten, aan te passen in de compensatieberekening.

De Commissie overweegt dat een aanvrager van compensatie die aannemelijk
maakt dat de door hem of haar werkelijk geleden schade, overeenkomstig het civiele
schadevergoedingsrecht, hoger is dan de toegekende compensatie, daartoe een verzoek kan indienen bij de Commissie Werkelijke Schade.

Proceskostenvergoeding
Omdat sprake is van een gegrond bezwaar, adviseert de Commissie UHT tot vergoeding van de proceskosten.

Conclusie

Samengevat adviseert de Commissie UHT om het bezwaar van belanghebbende gegrond te verklaren, de compensatieberekening aan te passen en een proceskostenvergoeding toe te kennen.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter