Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-10809

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 7 oktober 2022 met kenmerk UHT-DC I, 7 oktober 2022 met kenmerk UHT-DC-I A, 7 oktober 2022 met kenmerk UHT-DH5 A

Hoorzitting: 24 juli 2024

Overdracht advies aan UHT: 5 september 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT
om het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren, de compensatieberekening
aan te passen en een proceskostenvergoeding toe te kennen.

Onderwerp van advies

De door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschriften zijn gericht tegen de door UHT genomen definitieve beschikkingen compensatie kinderopvangtoeslag (hierna: KOT).

Aan belanghebbende is met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 en
vergelijkbare (CAF-)zaken van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna:
Compensatieregeling) compensatie toegekend voor een bedrag van € 24.704,-,- voor de jaren 2008 en 2009 en géén compensatie toegekend voor het jaar 2010.

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 18 november 2020 verzocht om een herbeoordeling van
    de KOT over de jaren 2007 tot en met 2009. De herbeoordeling heeft vervolgens
    plaatsgevonden over de jaren 2008 tot en met 2010.
  • UHT heeft bij beschikking van 29 april 2021 aan belanghebbende meegedeeld dat
    zij niet in aanmerking komt voor een betaling van € 30.000,-.
  • De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek
    van belanghebbende op 11 juli 2022 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft
    geadviseerd dat gedurende het jaar 2010 geen sprake is geweest van
    institutionele vooringenomenheid of bijzondere omstandigheden.
  • UHT heeft bij de bestreden beschikkingen met kenmerk UHT-DC-I A en UHT-DH5
    A aan belanghebbende geen compensatie toegekend voor het jaar 2010.
  • UHT heeft bij de bestreden beschikking met kenmerk UHT-DC I aan
    belanghebbende wel een compensatie toegekend voor een bedrag van € 24.704,-
    voor de jaren 2008 en 2009. Op grond van de Catshuisregeling is dit bedrag
    aangevuld tot € 30.000,-.
  • Gemachtigde heeft bij brief van 14 november 2022, ingekomen op 16 november
    2022, tegen deze beschikkingen afzonderlijke bezwaarschriften ingediend.
  • UHT heeft bij schriftelijke reactie gedateerd 12 mei 2023 gereageerd op de
    bezwaarschriften.
  • Op 24 juli 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden.
  • UHT heeft een aanvullende beschouwing gedateerd 25 juli 2024 ingediend.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat de bezwaarschriften ontvankelijk zijn.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Wat is nog in geschil?
Bij de hoorzitting is duidelijk geworden dat de bezwaargronden enkel gericht zijn op de
werkelijke schade. Verder heeft UHT meegedeeld dat de rentevergoeding over gemiste
KOT in het nadeel van belanghebbende onjuist is berekend. Dit heeft ook gevolgen voor de vergoeding voor immateriële schade en de aanvullende vergoeding van 1%; deze worden ook hoger.

Toegekende compensatie
Over de toeslagjaren 2008 en 2009 heeft UHT aan belanghebbende een compensatie
toegekend omdat de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) over die jaren
vooringenomen jegens haar heeft gehandeld. De KOT over deze jaren is ten onrechte op nihil gesteld wegens non-respons. Ten aanzien van de compensatieberekening overweegt de Commissie als volgt.

Rentevergoeding over gemiste KOT
UHT stelt zich op het standpunt dat de rentevergoeding over gemiste KOT onjuist is
berekend. Deze had berekend moeten worden vanaf 1 juli 2009 (toeslagjaar 2008) en
1 juli 2010 (toeslagjaar 2009) en wordt € 2.077,- (in plaats van € 2.004,-) voor
toeslagjaar 2008 en € 2.110,- (in plaats van € 2.022,-) voor toeslagjaar 2009.
Het bezwaar is op dit punt gegrond. De Commissie neemt daarvan met instemming
kennis en adviseert UHT de compensatieberekening op dit punt aan te passen.

Vergoeding voor immateriële schade
De Commissie overweegt dat op grond van artikel 2.3, lid 4, Wht de forfaitaire
vergoeding voor immateriële schade moet worden berekend vanaf de datum van een
eerste beschikking tot het verminderen of niet toekennen van KOT of het beëindigen van voorschotverlening voor KOT die een direct gevolg is van (onder meer) institutionele vooringenomenheid.

UHT hanteert echter een voor belanghebbenden begunstigend beleid, dat voor de
berekening van de vergoeding voor immateriële schade wordt uitgegaan van de datum
van de eerste vooringenomen handeling door B/T. Naar de opvatting van de Commissie moet dit beleid ook in het geval van belanghebbende worden gevolgd. De gehanteerde startdatum van 26 februari 2010 (productie 21) komt de Commissie dan ook juist voor. De Commissie stelt vast dat UHT in de aanvullende beschouwing gedateerd 25 juli 2024 heeft toegezegd om de vergoeding voor immateriële schade te berekenen tot de datum van de beschikking op bezwaar, ondanks het bepaalde in artikel 2.3 lid 4 Wht. De Commissie zal UHT daarom dienovereenkomstig adviseren.

Aanvullende vergoeding van 1%
De Commissie adviseert UHT, gelet op de voorgaande overwegingen, om de aanvullende vergoeding van 1% eveneens aan te passen. Hoewel de Commissie adviseert om het bedrag van de compensatie aan te passen, zal dit slechts leiden tot een extra uitbetaling aan belanghebbende voor zover het totale bedrag van de compensatie de eerder ontvangen compensatie van in totaal € 30.000,-
overstijgt.

Werkelijke schade
Belanghebbende stelt dat UHT de financiële schade te laag heeft vastgesteld gelet op
het feit dat zij een loopbaan in de zorg op heeft moeten geven. De vergoeding voor
immateriële schade staat verder in geen enkele verhouding tot de werkelijke schade.
De Commissie overweegt dat in het geval van compensatie op grond van de Wht aan
gedupeerde ouders niet steeds het werkelijke nadeel wordt vergoed dat zij hebben
ondervonden. Wanneer aannemelijk is dat de werkelijke schade als gevolg van het
handelen door B/T hoger is dan de deels forfaitaire compensatie uit hoofde van artikel
2.3 Wht, dan kan de ouder op grond van artikel 2.1 lid 3 Wht in aanmerking komen voor een aanvullende compensatie voor de werkelijke schade.

De ouder dient daartoe een verzoek tot vergoeding van de werkelijke schade in te
dienen, dat door UHT voor advies wordt voorgelegd aan de Commissie Werkelijke Schade (CWS). Deze bezwaarschriftprocedure heeft enkel betrekking op de toekenning van de standaardvergoedingen. Tijdens de hoorzitting is gebleken dat belanghebbende al een procedure is gestart bij CWS.

Proceskostenvergoeding
Nu het primaire besluit met kenmerk UHT-DC I naar de mening van de Commissie dient te worden herroepen, adviseert de Commissie om het verzoek voor vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure toe te wijzen. Op grond van het Besluit proceskosten heeft belanghebbende recht op een forfaitaire vergoeding op basis van 2 procespunten (bezwaarschrift en verschijnen hoorzitting) met een wegingsfactor 2. Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen.

Conclusie

Samengevat adviseert de Commissie om:

  • het bezwaar gericht tegen de bestreden beschikking met kenmerk UHT-DC I
    gegrond te verklaren en dat besluit te herroepen;
  • de rentevergoeding over gemiste KOT te berekenen vanaf respectievelijk 1 juli
    2009 en 1 juli 2010;
  • de vergoeding voor immateriële schade te berekenen tot de datum van de
    beschikking op bezwaar;
  • de aanvullende vergoeding van 1% aan te passen;
  • de proceskosten te vergoeden op basis van 2 procespunten met een
    wegingsfactor 2 en daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te
    kennen;
  • het bezwaar gericht tegen de bestreden beschikkingen met kenmerken UHT-DCI
    A en UHT-DH5 A ongegrond te verklaren.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter