BAC 2022-10726
Publicatiedatum 20-05-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primaire besluiten: 05 oktober 2022 (kenmerken UHT-DC I en UHT-DC I A)
Hoorzitting: 24 mei 2024 om 11:00 uur
Overdracht advies aan UHT: 16 januari 2025
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren en een proceskostenvergoeding toe te kennen.
Onderwerp van advies
Het door [gemachtigde] (hierna: gemachtigde) namens [belanghebbende] (hierna:
belanghebbende) ingediende bezwaarschrift d.d. 11 november 2022 is gericht tegen de door UHT genomen beschikking d.d. 5 oktober 2022 met kenmerk UHT-DC-I A, waarin het verzoek van belanghebbende tot toekenning van compensatie voor de jaren 2007, 2010, 2011, 2013, 2014 en 2015 is afgewezen.
De door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschriften van 11
november 2022 zijn gericht tegen de door UHT genomen beschikkingen d.d. 5 oktober
2022 met kenmerken UHT-DC I en UHT-DC-I A, waarin aan belanghebbende is
meegedeeld dat aan haar voor de jaren 2008, 2009 en 2012 een compensatie wordt
toegekend van € 37.143,-. Voor de jaren 2007, 2010, 2011, 2013, 2014 en 2015 is
geen recht op compensatie.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 20 oktober 2020 verzocht om een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT).
- De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek
van belanghebbende op 7 april 2022 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft
geadviseerd dat gedurende de jaren 2007, 2010, 2011, 2013, 2014 en 2015 geen
sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid of bijzondere omstandigheden. Voor de jaren 2014 en 2015 komt belanghebbende in aanmerking voor een opzet/grove schuld-tegemoetkoming. - Bij beschikking van 5 oktober 2022 met kenmerk UHT-DC I heeft UHT aan belanghebbende voor de toeslagjaren 2008, 2009 en 2012 een compensatie toegekend van € 37.143,-.
- Bij beschikking van 5 oktober 2022 met kenmerk UHT-DC I A heeft UHT aan
belanghebbende meegedeeld dat zij niet in aanmerking komt voor compensatie
over de jaren 2007, 2010, 2011, 2013, 2014 en 2015. - Bij beschikking met kenmerk UHT-O OGS B van 5 oktober 2022 heeft UHT aan
belanghebbende meegedeeld dat zij voor de jaren 2014 en 2015 een
tegemoetkoming krijgt wegens een onterechte kwalificatie opzet/grove schuld van
€ 11.245,-. - Gemachtigde heeft op 11 november 2022 namens belanghebbende tegen de
beschikkingen met kenmerken UHT-DC I en UHT-DC-I A bezwaar gemaakt. - Bij brief van 21 september 2023 heeft gemachtigde een aanvullend bezwaarschrift
ingediend. - Op 16 oktober 2023 heeft UHT schriftelijk gereageerd op de bezwaarschriften.
- Op 24 mei 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is een
verslag gemaakt, dat achter het advies is gevoegd. - Op 7 juni 2024 heeft UHT een aanvullende beschouwing ingediend.
- Op 6 juli 2024 is een aanvulling op het bezwaarschrift ingediend.
- De Commissie die dit advies uitbrengt bestaat uit [commissieleden].
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat de bezwaarschriften ontvankelijk zijn.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Inleiding
Beide bezwaarschriften richten zich in de kern tegen de weigering om voor de jaren
2014 en 2015 (volledige) compensatie toe te kennen. De Commissie zal de
bezwaarschriften dan ook gevoegd behandelen.
Ontbreken volledig dossier
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat het dossier onvolledig is. Op grond van artikel 7:4 lid 2 Awb heeft een belanghebbende voorafgaand aan de hoorzitting bij de Commissie recht op afschriften van de op de zaak betrekking hebbende stukken. De
schriftelijke reactie met de bijbehorende producties, waaronder ook de “Overzichten
(uit-)betalingen en/of verrekeningen toeslagen”, zijn aan gemachtigde toegezonden.
Hierdoor hebben gemachtigde en belanghebbende kennis kunnen nemen van de stukken die ten grondslag liggen aan de bestreden besluiten en gelegenheid gehad om daarop te reageren. Dat er meer stukken zouden zijn die UHT niet heeft overgelegd, is naar het oordeel van de Commissie niet aannemelijk geworden. De Commissie adviseert UHT daarom om dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren.
Compensatie over het jaar 2014 en 2015
In de schriftelijke reactie van 16 oktober 2023 heeft UHT zich op het standpunt gesteld
dat over de toeslagjaren 2014 en 2015 weliswaar sprake is geweest van vooringenomen handelen vanuit B/T, maar dat belanghebbende in die jaren evident geen recht op KOT had. Compensatie zou om die reden achterwege moeten blijven. In haar schriftelijke reactie van 7 juni 2024 is UHT daarvan teruggekomen, in die zin dat naar haar overtuiging over de toeslagjaren 2014 en 2015 voldoende is uitgevraagd zodat geen vooringenomenheid kan worden aangenomen. Compensatie dient volgens UHT om die reden achterwege te blijven. Het standpunt dat belanghebbebende evident geen recht op KOT zou hebben gehad, heeft UHT ingetrokken.
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat zij door de standpuntwijziging van UHT in een slechtere positie is komen te verkeren. Bovendien stelt zij altijd te hebben
gereageerd op uitvraagbrieven van de B/T. Zij betwist om die reden de verzending en
ontvangst daarvan.
De Commissie merkt op dat UHT weliswaar haar motivering heeft gewijzigd, maar dat
haar standpunt hetzelfde is gebleven. UHT stelt immers dat geen recht bestaat op
compensatie. Voor zover UHT stelt dat niet aannemelijk is geworden dat de correctie
over 2014 en 2015 het gevolg is geweest van vooringenomenheid, kan de Commissie
haar daarin volgen. Uit (de aanvulling op) het dossier volgt immers dat B/T de correctie
doorvoerde nadat zij (in ieder geval in de veronderstelling verkeerde dat zij) voldoende
had uitgevraagd. Dat er bij B/T op dat moment nog andere informatie voorhanden was, is niet aannemelijk geworden. Teneinde eventuele onzekerheid daarover weg te nemen, adviseert de Commissie UHT om zeker te stellen of de KOI-viewer geen contra-informatie bevatte.
Rente over gemiste KOT, component O
UHT heeft in de schriftelijke reactie van 16 oktober 2023 gesteld dat de in de primaire
beschikking van 5 oktober 2022 met kenmerk UHT-DC I opgenomen bedragen onder
component O niet juist zijn. Met uitzondering van 2009 zijn te lage bedragen toegekend. UHT heeft meegedeeld dat de bestreden beschikking op dit onderdeel herzien zal worden.
UHT acht het bezwaar op dit onderdeel derhalve gegrond en zal de
compensatieberekening aanpassen in de beslissing op bezwaar. UHT heeft daarnaast
aangegeven dat, overeenkomstig het beleid van UHT in zaken waarin het bezwaar
(gedeeltelijk) gegrond wordt verklaard, bij de berekening van de vergoeding voor
immateriële schade - in afwijking van de Wht - als einddatum de datum van de beslissing op bezwaar zal worden gehanteerd. Tot slot zal door UHT ook de hoogte van
de aanvullende vergoeding van 1% over het subtotaal in de beslissing op bezwaar
worden aangepast (onderdeel p) in de compensatieberekening).
De Commissie adviseert UHT om aan de in de schriftelijke reactie gedane toezeggingen
gevolg te geven, de compensatieberekening aan te passen conform de in de schriftelijke reactie opgenomen toezeggingen en om bij haar beslissing op bezwaar een nieuwe compensatieberekening aan belanghebbende te verstrekken.
Werkelijke schade
Belanghebbende stelt dat zij door de toeslagenaffaire ernstige psychische klachten heeft gekregen en arbeidsongeschikt is geraakt. Deze bezwaarschriftprocedure heeft alleen betrekking op de toekenning van de standaard vergoedingen en niet op de vergoeding van de werkelijke schade. Hiervoor is de procedure bij de Commissie Werkelijke Schade bestemd (zie www.werkelijkeschade.nl).
Proceskosten
Nu de beschikking met kenmerk UHT-DC I naar de mening van de Commissie dient te
worden herroepen, adviseert de Commissie om het verzoek voor vergoeding van de
kosten van rechtsbijstand voor het bezwaarschrift gericht tegen deze beschikking toe te wijzen. Op grond van het Besluit proceskosten heeft belanghebbende recht op een
forfaitaire vergoeding op basis van 2 procespunten (bezwaarschrift en verschijnen
hoorzitting) met een wegingsfactor 2. Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie
daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen.
Conclusie
De Commissie concludeert dat de bezwaren gegrond zijn ten aanzien de
compensatieberekening over de jaren 2008, 2009 en 2012 en voor het overige
ongegrond en adviseert aan UHT om:
- het bezwaarschrift d.d. 11 november 2022 gericht tegen de beschikking met kenmerk UHT-DC-I deels gegrond te verklaren en alle, ingevolge de Wht, daarmee samenhangende, vergoedingen opnieuw te berekenen met inachtneming van dit advies, en daarbij de einddatum van de desbetreffende vergoedingen vast te stellen op de datum tot aan de dagtekening van de beslissing op bezwaar en het bestreden besluit te herroepen;
- een vergoeding voor proceskosten toe te kennen van 2 punten met een
wegingsfactor 2 tegen het hoogst geldende tarief; - de bezwaren voor het overige ongegrond te verklaren.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter