BAC 2022-10711
Publicatiedatum 20-05-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primaire besluiten: 25 oktober 2022 met kenmerken UHT-DH A, UHT-DCI-
A en UHT-DH5 A
Ontvangst bezwaarschrift: 11 november 2022
Hoorzitting: 20 augustus 2024
Overdracht advies aan UHT: 5 september 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om
het bezwaar tegen de bestreden besluiten deels gegrond te verklaren. Voorts
adviseert de Commissie het verzoek voor een vergoeding van de proceskosten
toe te wijzen.
Onderwerp van advies
[Gemachtigde] (hierna: gemachtigde) heeft namens [belanghebbende] (hierna: belanghebbende) bezwaar ingediend tegen de onderscheiden beschikkingen van 25 oktober 2022 met de kenmerken UHT-DH A, UHT-DC-I-A en UHTDH5 A (hierna: de bestreden beschikkingen) waarbij belanghebbende is meegedeeld:
- dat er bij de herbeoordeling over de toeslagjaren 2015, 2016, 2017, 2018 en 2019 niet is gebleken van fouten en dat belanghebbende derhalve over die tijdvakken geen aanspraak maakt op compensatie (UHT-DC-I A);
- dat er bij de herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag over 2017, 2018 en 2019 niet is gebleken dat deze te laag is vastgesteld en dat daarom geen recht bestaat op compensatie volgens de hardheidsregeling (UHT-DH A);
- dat er bij de herbeoordeling over de toeslagjaren 2015 en 2016 niet is gebleken dat de kinderopvangtoeslag te laag is vastgesteld en dat daarom geen aanspraak wordt gemaakt op een tegemoetkoming volgens de hardheidsregeling (UHT-DH5 A).
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in artikel 8.6 en 9.2 Wht worden de bestreden beschikkingen geacht te zijn
genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 30 oktober 2020 een verzoek gedaan voor een
herbeoordeling van zijn kinderopvangtoeslag (hierna: KOT). - Bij brief van 24 februari 2021 is aan belanghebbende meegedeeld dat hij
op basis van de eerste toets aanspraak maakt op een betaling van
€ 30.000. Dit bedrag is aan belanghebbende betaald. - Op 16 juni 2022 heeft de Commissie van Wijzen (hierna: CvW) advies
uitgebracht. De CvW heeft overwogen, kort gezegd, dat de B/T zich terecht op
het standpunt heeft gesteld dat de compensatieregeling en de
hardheidscompensatie niet van toepassing zijn voor de toeslagjaren 2015 tot
en met 2019. - Bij brieven van 25 oktober 2022 zijn bovenstaande besluiten genomen.
- Bij brief van 9 november 2022 heeft gemachtigde een bezwaarschrift
ingediend tegen bovenstaande besluiten. - Bij brief van 29 december 2022, met kenmerk UHT-O OGS B, is aan
belanghebbende medegedeeld dat hij over het toeslagjaar 2016 aanspraak
maakt op een O/GS-tegemoetkoming van € 4.237. - Bij brief van 27 september 2023 heeft gemachtigde aanvullende
bezwaargronden ingediend. - Op 22 januari 2024 heeft UHT een schriftelijke reactie ingediend.
- Op 20 augustus 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Het
hoorverslag is bij dit advies gevoegd. - De Commissie bestaande uit [commissieleden], heeft dit advies behandeld.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat de bezwaarschriften ontvankelijk zijn.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Uit artikel 2.1, eerste lid, van de Wht volgt dat UHT compensatie toekent aan een
aanvrager die schade heeft geleden doordat bij de beoordeling van het recht
op KOT sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid of doordat de toepassing van wettelijke regelingen heeft geleid tot onbillijkheden van overwegende aard als gevolg van de hardheid waarmee het wettelijke systeem werd toegepast. Om voor compensatie in aanmerking te komen dient dus in ieder geval sprake te zijn van schade die belanghebbende daadwerkelijk heeft geleden als gevolg van de besluiten van B/T.
Terugvorderingen toeslagjaren 2015 tot en met 2019
Belanghebbende voert, kort gezegd, aan dat UHT niet zonder meer mocht uitgaan van de juistheid van de gegevens die zijn verkregen uit de KOI viewer. Volgens belanghebbende zijn er bijzondere omstandigheden die maken dat UHT deze gegevens had moeten verifiëren bij belanghebbende. Deze omstandigheden zijn gelegen in het feit dat een hoog bedrag aan KOT is teruggevorderd.
De Commissie overweegt als volgt.
De KOT is bijgesteld met inachtneming van gegevens van de kinderopvanginstelling ten aanzien van het aantal uren dat aan opvang is genoten, waarbij B/T is uitgegaan van de gegevens uit de KOI viewer. Daarnaast is de KOT bijgesteld naar aanleiding van
jaaropgaven die belanghebbende heeft verstrekt dan wel (andere) wijzigingen die
belanghebbende heeft doorgegeven aan B/T. De Commissie onderschrijft het standpunt van UHT dat mocht worden uitgegaan van de gegevens uit de KOI viewer. Dat is anders in het geval sprake is van bijzondere omstandigheden. Hetgeen in dit verband daartoe namens belanghebbende is aangevoerd, kort gezegd, dat een hoog bedrag van belanghebbende is teruggevorderd, is daartoe naar het oordeel van de Commissie onvoldoende. Nu belanghebbende verder ook geen andere gegevens of stukken heeft aangeleverd, ziet de Commissie geen aanknopingspunten om aan te nemen dat de gegevens uit de KOI viewer onjuist zouden zijn.
De verplichting tot terugbetaling van de KOT over de toeslagjaren 2015 tot en met 2019 is het gevolg van reguliere correcties. Dat kan niet worden aangemerkt als institutioneel vooringenomen handelen. De reguliere correcties wijzen ook niet op onbillijkheden vanwege de hardheid waarmee het wettelijk systeem werd toegepast. Daarbij ligt het in de aard van een voorschot besloten, dat mogelijk de werkelijke, later vast te stellen aanspraak, op een lager bedrag uitkomt. Aan een voorschot kan niet het gerechtvaardigd vertrouwen worden ontleend, dat een aanspraak op een daarmee overeenstemmend bedrag bestaat. De Commissie acht het bezwaar daarom op dit onderdeel ongegrond.
Ten overvloede merkt de Commissie in dit verband nog het volgende op ten aanzien van 2019. Belanghebbende heeft in de gronden van bezwaar aangevoerd dat toeslagjaar 2019 ten onrechte niet is betrokken in de beoordeling. Evenwel, uit de bestreden besluiten blijkt dat het betreffende jaar wel is meegenomen in de beoordeling, maar dat (als hiervoor al is vastgesteld) sprake is geweest van een reguliere correctie. De Commissie acht het bezwaar daarom op dit onderdeel ongegrond.
Zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel
Belanghebbende meent dat de bestreden besluiten onvoldoende zijn gemotiveerd en
onzorgvuldig tot stand zijn gekomen.
De Commissie is van oordeel dat met het indienen van de uitgebreide schriftelijke reactie van UHT, de overzichten van het Landelijk Incassocentrum (hierna: LIC-overzichten) alsmede de overige producties, het bestreden besluit voldoende is onderbouwd en zorgvuldig tot stand is gekomen. De Commissie adviseert UHT dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren.
Onvolledig dossier
Belanghebbende heeft in zijn bezwaarschriften verzocht om een afschrift van zijn
volledige persoonlijk dossier. In het dossier waarover de gemachtigde beschikt ontbreekt een overzicht van de telefoonnotities en emailwisselingen. Belanghebbende is zonder zijn volledige dossier niet in staat om de bestreden besluiten op juistheid te controleren.
De Commissie volgt dit standpunt van belanghebbende niet. De schriftelijke reactie en de op de zaak betrekking hebbende stukken zijn op 3 april 2024 toegezonden aan de
gemachtigde van belanghebbende. De Commissie heeft geen aanknopingspunten
gevonden om aan te nemen dat hier niet is voldaan aan de in artikel 7:4 lid 2 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) neergelegde verplichting om alle op de zaak betrekking hebbende stukken ter inzage te leggen. De Commissie adviseert UHT daarom om dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren.
Telefoonnotities
Belanghebbende meent, kort gezegd, dat de telefoonnotities dienen te worden betrokken in het verzoek om herbeoordeling. De Commissie verwijst ten aanzien van dit onderdeel naar de schriftelijke reactie van UHT waar kort gezegd wordt aangegeven dat de telefoonnotities (productie 57) zijn meegenomen in de beoordeling maar niet hebben geleid tot een ander oordeel.
De Commissie acht gelet hierop dit onderdeel van het bezwaar ongegrond.
Betalingsregeling
Belanghebbende voert aan dat hij meermaals heeft verzocht om een persoonlijke
betalingsregeling maar dat dit verzoek is geweigerd. Belanghebbende is als gevolg
hiervan verder in financiële problemen geraakt.
De Commissie overweegt hieromtrent het navolgende.
Uit de dossierstukken blijkt dat belanghebbende op 18 juli 2017 een (eerste) verzoek om een persoonlijke betalingsregeling heeft gedaan betrekking hebbende op toeslagjaar 2015 (productie 58). B/T heeft in reactie op dat verzoek een standaard betalingsregeling toegekend (productie 59). Daartegen heeft belanghebbende bezwaar gemaakt, kort gezegd, omdat het maandelijkse aflossingsbedrag te hoog is (productie 60) en belanghebbende niet in staat is dat bedrag maandelijks te betalen. B/T heeft dat bezwaar kennelijk niet ontvankelijk verklaard (productie 61).
Op 1 mei 2018 heeft belanghebbende een tweede verzoek om een persoonlijke
betalingsregeling gedaan (productie 62), betrekking hebbende op toeslagjaar 2015 en
toeslagjaar 2016. Op dat laatste verzoek heeft B/T nimmer gereageerd. Uit het dossier
blijkt verder dat B/T enkel voor het jaar 2016 een O/GS-tegemoetkoming heeft toegekend. Verder staat ook vast dat aan belanghebbende een O/GS-tegemoetkoming is toegekend, waarbij in de berekening enkel toeslagjaar 2016 is betrokken.
Op grond van het vorenstaande adviseert de Commissie UHT om in dit geval, met
toepassing van de hardheidsclausule in artikel 9.1, lid 1, Wht, (ook) een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.6 Wht aan belanghebbende toe te kennen voor het toeslagjaar 2015. Immers, in antwoord op het eerste verzoek om een persoonlijke betalingsregeling heeft B/T niet meer dat een standaard betalingsregeling toegekend. Dat kwalificeert niet als een persoonlijke betalingsregeling. Op het tweede verzoek is in het geheel niet gereageerd. De Commissie adviseert UHT dit onderdeel van het bezwaar gegrond te verklaren en een O/GS-tegemoetkoming over toeslagjaar 2015 toe te kennen.
Proceskostenvergoeding
Nu de bezwaren naar de mening van de Commissie deels gegrond zijn, adviseert de
Commissie UHT tevens de kosten van rechtsbijstand te vergoeden. Op grond van het
Besluit proceskosten bestuursrecht heeft belanghebbende recht op een forfaitaire
vergoeding op basis van 2 procespunten (bezwaarschrift en verschijnen hoorzitting) met een wegingsfactor 2. Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen.
Conclusie
Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie:
- de bezwaren gedeeltelijk gegrond te verklaren;
- een O/GS-tegemoetkoming toe te kennen over toeslagjaar 2015;
- het verzoek om een proceskostenvergoeding toe te wijzen.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter