BAC-2022-10699
Publicatiedatum 14-05-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primaire besluiten: 22 september 2022 (UHT-DC I, UHT-DC-I A, UHTDHR
& UHT-DH5 A)
Ontvangst bezwaarschrift: 3 november 2022
Hoorzitting: 12 september 2024
Overdracht advies aan UHT: 25 september 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om de
bezwaren in de onderhavige zaak gedeeltelijk gegrond te verklaren, het bestreden
besluit met kenmerk UHT-DC I deels te herroepen en opnieuw te beslissen met
inachtneming van dit advies. Tevens adviseert de Commissie het verzoek om
vergoeding van de proceskosten toe te wijzen.
Onderwerp van advies
De door [gemachigde] (hierna: gemachtigde) namens [belanghebbende] (hierna: belanghebbende) ingediende bezwaarschriften zijn gericht tegen de door UHT genomen beschikkingen van 22 september 2022 met kenmerk UHT-DC I, UHT-DC-I A, UHT-DHR en UHT-DH5 A.
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 23 december 2020 telefonisch een herbeoordelingsverzoek ingediend voor de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de toeslagjaren 2010 en
- Belanghebbende heeft dit verzoek op 20 oktober 2021 uitgebreid met het
toeslagjaar 2012. - Bij beschikking van 26 februari 2021, met kenmerk UHT-B DMB2, heeft UHT aan
belanghebbende medegedeeld dat zij recht heeft op een forfaitair compensatiebedrag van € 30.000. - De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek van
belanghebbende op 4 augustus 2022 aan UHT verstuurd. CvW heeft - kort samengevat - geoordeeld dat belanghebbende over de periode oktober tot en met december 2011 en toeslagjaar 2012 niet in aanmerking komt voor compensatie op basis van
vooringenomen handelen of hardheid van het stelsel. - Bij vooraankondiging van 18 augustus 2022, met kenmerk UHT-VC I, heeft UHT aan
belanghebbende medegedeeld dat zij recht heeft op een voorlopig compensatiebedrag van € 20.709. Omdat belanghebbende al een bedrag van € 30.000 had ontvangen, heeft geen nabetaling plaatsgevonden. - Bij beschikking van 22 september 2022, met kenmerk UHT-DC I, heeft UHT aan
belanghebbende medegedeeld dat zij recht heeft op een definitief compensatiebedrag van € 20.709 wegens vooringenomen handelen over toeslagjaar 2010 en de periode januari tot en met februari 2011. Omdat belanghebbende al een bedrag van € 30.000 had ontvangen, heeft geen nabetaling plaatsgevonden. - Bij beschikking van 22 september 2022, met kenmerk UHT-DC-I A, heeft UHT aan
belanghebbende medegedeeld dat zij over de periode oktober tot en met december
2011 en het toeslagjaar 2012 geen recht op compensatie heeft wegens vooringenomen handelen. - Bij beschikking van 22 september 2022, met kenmerk UHT-DHR, heeft UHT aan
belanghebbende medegedeeld dat zij recht heeft op een definitief compensatiebedrag bedrag van € 22.967 wegens hardheid van het stelsel over de periode maart tot en met september 2011. Omdat belanghebbende al een bedrag van € 30.000 had ontvangen, heeft geen nabetaling plaatsgevonden. - Bij beschikking van 22 september 2022, met kenmerk UHT-DH5 A, heeft UHT aan
belanghebbende medegedeeld dat zij over de periode oktober tot en met december
2011 en het toeslagjaar 2012 geen recht op compensatie heeft wegens hardheid van
het stelsel. - Bij brieven van 1 november 2022, binnengekomen op 3 november 2022, heeft
gemachtigde bezwaar gemaakt tegen de genoemde beschikkingen van 22 september 2022. - Bij e-mail van 10 juli 2023 heeft UHT kenbaar gemaakt dat de rechtbank op 26 juni
2023 het door of namens belanghebbende ingestelde beroep wegens het niet tijdig
beslissen op bezwaar in behandeling heeft genomen. - Op 7 mei 2024 heeft UHT schriftelijk gereageerd op de bezwaren van belanghebbende.
- Op 12 september 2024 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen. Een verslag hiervan is achter dit advies gevoegd.
- Op 12 september 2024 heeft UHT aanvullende stukken ingediend.
- Op 13 september 2024 heeft gemachtigde de Commissie en UHT laten weten dat zij
afziet van een reactie op voornoemde aanvullende stukken. - De Commissie, bestaande uit [commissieleden], heeft de bezwaren behandeld en het hiernavolgende advies opgesteld.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaar ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Doorbetaling dwangsom
Belanghebbende stelt dat de besluiten niet op de juiste wijze bekend zijn gemaakt, nu het besluit alleen naar belanghebbende en niet haar gemachtigde is verzonden. Hierdoor is belanghebbende van mening dat de dwangsom blijft doorlopen, ten minste tot de datum van de bezwaarschriften. De Commissie is van oordeel dat dit bezwaar – wat daar verder ook van zij - buiten de reikwijdte van deze (bezwaar)procedure valt en laat dit bezwaar daarom verder onbesproken.
Compleetheid dossier en motivering besluit
Belanghebbende stelt dat niet inzichtelijk is gemaakt hoe de compensatie van € 22.967 over toeslagjaar 2010 en de periode januari tot en met september 2014 tot stand is gekomen. Ook voert zij aan dat het haar niet inzichtelijk is gemaakt hoe UHT tot afwijzing van compensatie over de periode oktober tot en met december 2011 en toeslagjaar 2012 is gekomen. Belanghebbende merkt daarbij op dat zij niet het volledig dossier heeft ontvangen en verzoekt specifiek om de overzichten van het Landelijk Incasso Centrum (hierna: LIC).
De Commissie kan UHT volgen in het ingenomen standpunt ten aanzien van de motivering van het besluit en de zorgvuldigheid van het hieraan ten grondslag liggende onderzoek. De Commissie is van oordeel dat UHT de berekeningen bij het uitbrengen van de bestreden beschikking weliswaar niet voldoende heeft toegelicht, maar dat door middel van het indienen van het schriftelijke verweer, een uitgebreide uitleg met behulp van de verzochte LICoverzichten, SAS-overzichten en overige producties het bestreden besluit voldoende is onderbouwd.
Onzorgvuldige besluitvorming
Belanghebbende stelt dat zij de definitieve beschikking te kort na de vooraankondiging heeft ontvangen, waardoor zij destijds niet in de gelegenheid is geweest haar zienswijze kenbaar te maken. De Commissie overweegt dat, hoewel dat inderdaad niet de aangewezen gang van zaken is, belanghebbende in het kader van de bezwaarprocedure de gelegenheid heeft gekregen en benut om haar bezwaren toe te lichten en te onderbouwen. Een eventuele tekortkoming is daarmee hersteld. Omdat verder niet is aangegeven welk nadeel belanghebbende door dit nalaten heeft gehad, laat de Commissie dit bezwaar verder buiten beschouwing. De Commissie adviseert UHT daarom om dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren.
Artikel 6 EVRM, recht op een eerlijk proces
Belanghebbende voert aan dat geen sprake is van ‘equality of arms’, zoals opgenomen in artikel 6 van het EVRM, omdat zij niet de beschikking heeft over zijn volledige dossier. De Commissie is een onafhankelijke bezwaarschriftenadviescommissie in de zin van artikel 7:13 Awb. Voor de procedure bij de Commissie gelden de processuele waarborgen van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Op grond van artikel 7:4 lid 2 Awb heeft belanghebbende voorafgaand aan de hoorzitting bij de Commissie recht op afschriften van de op de zaak betrekking hebbende stukken. Deze stukken heeft belanghebbende in de vorm van een bezwaardossier op 23 augustus 2023 ontvangen en zij heeft de gelegenheid gekregen, en daarvan gebruik gemaakt om haar standpunt uiteen te zetten. De Commissie adviseert het bezwaar op dit punt ongegrond te verklaren.
Beslagvrije voet
Belanghebbende stelt dat B/T in de toeslagjaren 2011 en 2012 geen rekening heeft gehouden met haar beslagvrije voet en dat daarom sprake is van hardheid van het stelsel. UHT stelt dat B/T op grond van artikel 30 Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir) bevoegd is om toeslagen, waaronder de KOT, met elkaar te verrekenen. De Commissie overweegt dat de KOT expliciet is uitgesloten van de beslagvrije voet in artikel 475c sub j Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De vraag of, en in hoeverre, rekening is gehouden met de beslagvrije voet bij verrekeningen met andere toeslagen, valt buiten de reikwijdte van de begrippen vooringenomen handelen en hardheid van het stelsel binnen het kader van de
Wht en daarmee buiten de reikwijdte van de huidige bezwaarprocedure. De Commissie adviseert het bezwaar op dit punt ongegrond te verklaren.
Rentevergoeding over gemiste KOT
Belanghebbende stelt dat zij niet kan controleren of de juiste aanvangsdata zijn aangehouden voor de berekening van de rentevergoeding over gemiste KOT. UHT heeft de berekening van de rentevergoeding over gemiste KOT gecontroleerd ter gelegenheid van de behandeling van het bezwaar. Hierbij is gebleken dat de rente voor de toeslagjaren 2010 en 2011 onjuist en in het nadeel van belanghebbende is berekend en dat de juiste (hogere) bedragen van respectievelijk € 5.480 en € 3.275 in de beslissing op bezwaar zullen worden opgenomen. De Commissie neemt met instemming kennis van dit standpunt van UHT, adviseert de berekening van de rentevergoeding over gemiste KOT over de toeslagjaren 2010 en 2011 bij het nemen
van de beslissing op bezwaar te corrigeren overeenkomstig de nieuwe berekeningen en het bezwaar op dit punt gegrond te verklaren.
Vergoeding voor immateriële schade
Belanghebbende stelt dat zij niet kan controleren of de juiste aanvangsdatum is aangehouden voor de berekening van de vergoeding voor immateriële schade. Ter zitting heeft gemachtigde het standpunt ingenomen dat de juiste startdatum voor de vergoeding voor immateriële schade 20 april 2011 zou moeten zijn.
UHT heeft ter zitting betoogt dat zij het standpunt van gemachtigde kan volgen en dat zij voornemens is om de startdatum van de vergoeding voor immateriële schade aan te passen naar 20 april 2011. De Commissie adviseert om de startdatum van de vergoeding voor immateriële schade vast te stellen op 20 april 2011. Nu het bezwaar met betrekking tot de rentevergoeding over gemiste KOT gegrond is, adviseert de Commissie om de einddatum van de vergoeding voor immateriële schade vast te stellen op de datum van de beslissing op bezwaar en het bezwaar ook op dit punt gegrond te verklaren.
Compensatie over oktober tot en met december 2011 en 2012
Belanghebbende heeft in haar bezwaarschrift aangevoerd dat zij ook recht heeft op
compensatie over de periode oktober tot en met december 2011 en het toeslagjaar 2012. UHT betwist dat er over die tijd recht op KOT bestond omdat het kind van belanghebbende in september 2011 naar de middelbare school is gegaan waarmee het recht op KOT is vervallen. Belanghebbende heeft niet betwist dat haar kind vanaf september 2011 de middelbare school bezocht en evenmin dat zij daarom geen recht meer op KOT had. De Commissie adviseert daarom dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren.
Aanvullende vergoeding van 1%
Belanghebbende voert in bezwaar aan dat de aanvullende vergoeding van 1% ook gewijzigd dient te worden. Nu de Commissie adviseert tot gegrondverklaring van de bezwaargronden met betrekking tot de rentevergoeding over gemiste KOT en de vergoeding van de immateriële schade, hetgeen tot een hogere compensatie zal leiden, adviseert de Commissie om de berekening van de aanvullende vergoeding van 1% aan te passen in de beslissing op bezwaar en het bezwaar op dit punt gegrond te verklaren.
Proceskostenvergoeding
Nu het bezwaar naar het oordeel van de Commissie gedeeltelijk gegrond is en het bestreden besluit dient te worden herroepen, adviseert de Commissie om het verzoek om een proceskostenvergoeding in de bezwaarprocedure met betrekking tot de beschikking met kenmerk UHT-DC I toe te wijzen.
Conclusie
Samenvattend adviseert de Commissie om:
- het bezwaar dat gericht is tegen de bestreden beschikking van 22 september 2022 met kenmerk UHT-DC I gedeeltelijk gegrond te verklaren ten aanzien van de berekening van de rentevergoeding over gemiste KOT;
- de startdatum van de vergoeding voor immateriële schade vast te stellen op 20 april 2011 en de vergoeding voor immateriële schade te berekenen tot aan de dagtekening van de beslissing op bezwaar;
- de aanvullende vergoeding van 1% aan te passen;
- het bestreden besluit op deze punten te herroepen;
- de overige bezwaren tegen de beschikking met kenmerk UHT-DC I en de bezwaren tegen de andere drie bestreden beschikkingen ongegrond te verklaren;
- het verzoek om een proceskostenvergoeding toe te wijzen met betrekking tot het bezwaar tegen de beschikking met kenmerk UHT-DC I.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter