Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-10698

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 6 oktober 2022 (UHT-DHR)

Ontvangst bezwaarschrift: 17 november 2022

Hoorzitting: 6 maart 2024

Overdracht advies aan UHT: 13 maart 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar deels gegrond te verklaren en een proceskostenvergoeding toe te kennen.

Onderwerp van advies

Het door [gemachtigde] (hierna: gemachtigde), namens [belanghebbende] ingediende bezwaar is gericht tegen de op 6 oktober 2022 door UHT genomen beschikking met kenmerk UHT-DHR, waarbij aan belanghebbende over het toeslagjaar 2012 een compensatiebedrag is toegekend ad € 30.000,-.

Overgangsrecht
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moet de bestreden beschikking geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft UHT op 29 december 2020 verzocht om een herbeoordeling van haar aanspraken op kinderopvangtoeslag. UHT heeft in het kader van de herbeoordeling gekeken naar het toeslagjaar 2012 en een zienswijze ingediend bij de Commissie van Wijzen (hierna: CvW).
  • De CvW heeft het verzoek van belanghebbende op 7 april 2022 beoordeeld met de conclusie dat belanghebbende over het toeslagjaar 2012 niet in aanmerking komt voor compensatie uit hoofde van institutionele vooringenomenheid, maar wel voor hardheidscompensatie over de maanden juli tot en met december 2012.
  • UHT heeft belanghebbende bij beschikking van 6 oktober 2022 met kenmerk UHT-DHR een compensatiebedrag toegekend van € 13.106,- wegens vooringenomen handelen. Het compensatiebedrag is ingevolge artikel 2.7 lid 1 Wht vastgesteld op € 30.000,-.
  • Gemachtigde heeft bij schrijven van 15 november 2022, ontvangen door UHT op 17 november 2022, bezwaar ingediend tegen de beschikking van 6 oktober 2022 met kenmerk UHT-DHR.
  • UHT heeft op 27 juni 2023 schriftelijk gereageerd.
  • Het bezwaar van belanghebbende is op 6 maart 2024 op hoorzitting bij de Commissie behandeld. Het verslag van de hoorzitting is achter het advies gevoegd.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaar van belanghebbende ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Schending inzagerecht en/of equality of arms
Belanghebbende heeft aangevoerd dat UHT heeft verzuimd stukken te overleggen, die voor de beoordeling van het bezwaar relevant zijn. Het inzagerecht en de equality of arms zouden hiermee geschonden zijn. De Commissie overweegt met betrekking tot deze procedurele bezwaren als volgt.

Ingevolge artikel 7:4 lid 2 Awb jo. artikel 5.2 lid 3 tot en met 4 Wht (voorheen artikel 49e lid 3 t/m 4 Awir) heeft belanghebbende voorafgaand aan de hoorzitting bij de Commissie recht op afschriften van de op de zaak betrekking hebbende stukken (hierna: het inzagerecht).

Bij de schriftelijke reactie heeft UHT een uitgebreid dossier overgelegd, waaronder begrepen het door belanghebbende verlangde LIC-overzicht over het toeslagjaar 2012. Het komt de Commissie voor dat belanghebbende hiermee kan beschikken over de op de zaak betrekking hebbende stukken. Het is niet aannemelijk dat belanghebbende in haar rechtspositie is geschaad door het niet overleggen van stukken.

De Commissie is gezien het voorgaande de opvatting toegedaan dat het inzagerecht en de equality of arms in deze bezwaarprocedure niet worden geschonden.

Beoordeling forfaitaire compensatieberekening over het toeslagjaar 2012
Tussen partijen is niet in geschil dat de Belastingdienst/Toeslagen tegenover belanghebbende in het toeslagjaar 2012 fouten heeft gemaakt. In de stukken was onduidelijkheid wat de grondslag was van het bestreden besluit: hardheid of vooringenomen handelen. Inmiddels is duidelijk dat de grondslag is: individueel vooringenomen handelen naar belanghebbende toe.

Belanghebbende heeft de forfaitaire compensatieberekening van UHT op verschillende punten bestreden. De Commissie beoordeelt de gronden van belanghebbende als volgt.

Kinderopvangtoeslag na het onderzoek (component b)
Ingevolge artikel 2.2 onderdeel a Wht bestaat de compensatie uit een bedrag vanwege een beschikking tot het verminderen of niet toekennen van een kinderopvangtoeslag. Deze component wordt vastgesteld door de kinderopvangtoeslag vóór het onderzoek (component a) te verminderen met de kinderopvangtoeslag ná het onderzoek (component b).

UHT heeft bij schriftelijke reactie aangegeven dat zij bij component b is uitgegaan van een verkeerd bedrag aan kinderopvangtoeslag ná het onderzoek (€ 7.805,-). Op 29 december 2012 is de kinderopvangtoeslag namelijk verminderd van € 12.662,- naar € 5.803,-. De compensatieberekening bevat daarmee een fout, die ook doorwerkt naar de andere componenten van de compensatieberekening.

Het bezwaaronderdeel slaagt. De Commissie adviseert UHT deze fout bij beslissing op bezwaar te herstellen, met alle gevolgen die de doorwerking van deze fout heeft voor de andere componenten van de compensatieberekening.

Niet terugbetaalde kinderopvangtoeslag (component g)
Ingevolge artikel 2.3 lid 1 onderdeel a Wht wordt de compensatie verminderd met een bedrag aan niet-terugbetaalde kinderopvangtoeslag. Volgens de compensatieberekening zou belanghebbende een bedrag van € 1,- aan kinderopvangtoeslag niet hebben terugbetaald, maar uit het dossier volgt dat belanghebbende alles heeft terugbetaald. De Commissie adviseert UHT deze fout bij beslissing op bezwaar te herstellen. UHT heeft dit bij de hoorzitting al toegezegd.

Vergoeding immateriële schade (component n)
Ingevolge artikel 2.2 onderdeel d Wht bestaat de compensatie mede uit een bedrag voor immateriële schade. Het bedrag is, ongeacht het aantal berekeningsjaren waarop de compensatie betrekking heeft, gelijk aan € 500,- voor ieder half jaar dat is verstreken tussen de dagtekening van de eerste neerwaartse beschikking en de dagtekening van de eerste beschikking tot toekenning van compensatie, waarbij een deel van ieder half jaar naar boven wordt afgerond op een half jaar (artikel 2.3 lid 4 Wht).

UHT heeft in het geval van belanghebbende haar begunstigende beleid toegepast, waarbij zij als startdatum voor de berekening van de immateriële schadevergoeding niet is uitgegaan van de eerste neerwaartse beschikking, maar van de eerste vooringenomen handeling jegens belanghebbende op 5 december 2012 (productie 14).

Het komt de Commissie voor dat UHT haar begunstigende beleid in het geval van belanghebbende juist heeft toegepast.

Vergoeding rente gemiste kinderopvangtoeslag (component o)
Ingevolge artikel 2.2 onderdeel g Wht wordt gecompenseerd voor rente over het niet uitgekeerde bedrag kinderopvangtoeslag. UHT heeft in de schriftelijke reactie toegelicht dat de vergoeding wordt berekend over het bedrag bij component c (het bedrag dat belanghebbende eerder moest terugbetalen). Omdat het bedrag bij component c wordt verhoogd van € 4.857,- naar € 6.859,- moet de rentevergoeding worden doorberekend tot de datum van de beslissing op bezwaar, aldus UHT. Deze redenering komt de Commissie juist voor en zij zal in overeenstemming daarmee adviseren.

Herbeoordeling over het toeslagjaar 2011
Bij de bestreden beschikking heeft een herbeoordeling plaatsgevonden van het toeslagjaar 2012. Volgens belanghebbende heeft UHT ten onrechte nagelaten ook naar het toeslagjaar 2011 te kijken.

Uit het dossier volgt niet dat belanghebbende heeft gevraagd naar extra onderzoek over het toeslagjaar 2011 noch dat hiervoor een aanleiding bestond. Belanghebbende heeft zelf om herbeoordeling over het toeslagjaar 2012 gevraagd (productie 1).

Nu belanghebbende echter gedurende deze bezwaarprocedure de wens bij UHT schriftelijk kenbaar heeft gemaakt dat zij een herbeoordeling van het toeslagjaar 2011 wenst, komt het de Commissie juist voor dat UHT dit als een verzoek om herbeoordeling over het toeslagjaar 2011 aanmerkt en tot beoordeling overgaat.

UHT heeft gedurende de hoorzitting aangegeven het toeslagjaar 2011 alsnog te zullen herbeoordelen. De Commissie ziet geen aanleiding om dit punt nog verder te adviseren.

Schending motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel
Nu de bestreden beschikking niet in stand kan blijven, zoals hierboven benoemd, staat daarmee vast dat de totstandkoming onvoldoende zorgvuldig is geweest en de motivering bij beslissing op bezwaar dient te worden verbeterd.

Vergoeding immateriële schade tot het moment van de beslissing op bezwaar
De Commissie overweegt dat de forfaitaire vergoeding voor immateriële schade een vergoeding is voor veronderstelde stress, ongemak en onzekerheid die belanghebbende ervaart omdat het lang duurt voordat de compensatie definitief is berekend. Belanghebbende heeft door de bezwaarprocedure langer moeten wachten op de definitieve berekening van haar compensatie en hiervan stress ervaren die nog steeds voortduurt.

Het bezwaar is deels gegrond. In een dergelijke situatie hanteert UHT als einddatum van de forfaitaire vergoeding voor de immateriële schade het moment van de beslissing op bezwaar. De Commissie ziet daarom aanleiding UHT te adviseren de forfaitaire vergoeding voor immateriële schade van belanghebbende te berekenen tot het moment van de beslissing op bezwaar.

Ingevolge artikel 2.3 lid 4, slotzin Wht wordt de vergoeding voor immateriële schadevergoeding gelimiteerd door het bedrag dat belanghebbende eerder moest terugbetalen. De immateriële schadevergoeding zal daarom ten hoogste € 6.859,- bedragen.

Proceskostenvergoeding
UHT heeft bij schriftelijke reactie toegezegd de kosten voor rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure te zullen toewijzen. De Commissie adviseert een forfaitaire vergoeding toe te kennen van twee procespunten (voor het bezwaarschrift en het verschijnen tijdens de hoorzitting) met een wegingsfactor 2. Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen.

Conclusie

Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie UHT bij beslissing op bezwaar:

  • het bezwaar deels gegrond te verklaren en het bestreden besluit te herroepen;
  • vast te stellen dat belanghebbende wordt gecompenseerd op grond van individuele vooringenomenheid;
  • de kinderopvangtoeslag ná het onderzoek (component b) vast te stellen op € 5.803,- en alle gevolgen daarvan te verwerken in de compensatieberekening;
  • de niet-terugbetaalde/verrekende kinderopvangtoeslag (component g) over het toeslagjaar 2012 vast te stellen op nihil;
  • de vergoeding voor immateriële schade te berekenen tot de datum van de beslissing op bezwaar met inachtneming van het bepaalde in artikel 2.3 lid 4 slotzin Wht;
  • met inachtneming van de gewijzigde rentegrondslag de rente gemiste kinderopvangtoeslag door te berekenen tot de datum van de beslissing op bezwaar;
  • de aanvullende vergoeding van 1% van het subtotaal van het compensatiebedrag aan te passen;
  • een proceskostenvergoeding toe te kennen op basis van 2 procespunten met een wegingsfactor 2. De Commissie adviseert daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter