Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-10648

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 13 september 2022 met kenmerk UHT-DC l

Ontvangst bezwaarschrift: 24 oktober 2022

Hoorzitting: 9 november 2023

Overdracht advies aan UHT: 1 december 2023

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om de bezwaren ongegrond te verklaren.

Onderwerp van advies

Het door gemachtigde namens , belanghebbende op 21 oktober 2022 ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag.

Procesverloop

De compensatie is aan belanghebbende toegekend omdat er bij de beoordeling van de
situatie van belanghebbende over toeslagjaar 2015 fouten zijn gemaakt. Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-) zaken van 28 augustus 2020 (Stcrt. 7 september 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) is aan belanghebbende voor het hiervoor genoemde jaar een compensatie van € 13.884
toegekend.

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Gelet op artikel 8.6 Wht moet de bestreden beschikking van3 maart 2022 geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 4 augustus 2021 telefonisch een verzoek ingediend om
    een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over toeslagjaren
    2015, 2017 en 2018.
  • Bij brief van 29 maart 2022 is aan belanghebbende medegedeeld dat zij op basis
    van de eerste toets geen voorschot krijgt van € 30.000, maar dat de
    herbeoordeling nog niet klaar is.
  • Vervolgens is op 7 april 2022 een spoedbetaling van € 30.000 door
    belanghebbende ontvangen.
  • In de vooraankondiging van 26 mei 2022 is aan belanghebbende medegedeeld
    dat zij een voorlopige compensatie krijgt toegekend van € 13.820 voor toeslagjaar
    2015.
  • Bij beschikking van 13 september 2022 heeft UHT beslist dat belanghebbende
    recht heeft op een compensatiebedrag van € 13.884 voor toeslagjaar 2015. Er
    volgt geen nabetaling meer omdat zij eerder € 30.000 heeft ontvangen.
  • Op 21 oktober 2022 is namens belanghebbende een bezwaarschrift ingediend.
  • Op 8 maart 2023 heeft belanghebbende UHT in gebreke gesteld wegens het niet
    tijdig beslissen op het bezwaar.
  • Op 27 maart 2023 is door belanghebbende beroep ingesteld bij de rechtbank
    Zeeland-West-Brabant wegens het niet tijdig beslissen op bezwaar.
  • Op 22 mei 2023 heeft UHT schriftelijk gereageerd op het bezwaar.
  • Bij brief van 2 november 2023 heeft belanghebbende aanvullende gronden van
    bezwaar ingediend.
  • Op 9 november 2023 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in
    aanwezigheid van partijen. Een verslag hiervan is achter dit advies gevoegd.
  • De Commissie, bestaande [fungerend voorzitter] en [leden] , heeft het bezwaar van
    belanghebbende behandeld en het hierna volgende advies aan UHT opgesteld.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Het is niet in geschil dat het bezwaar ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Toeslagjaren 2017 en 2018

Belanghebbende stelt dat zij ook een herbeoordeling heeft aangevraagd voor de jaren 2017 en 2018. Weliswaar staat in het dossier dat zij nooit KOT heeft aangevraagd voor
deze jaren en dat zij een bijstandsuitkering had, maar dit klopt niet. Belanghebbende
herinnert zich dat zij wél toeslag heeft aangevraagd, in ieder geval voor het jaar 2017.
Beide kinderen zijn toen een aantal maanden naar de opvang geweest. Bovendien
verkeerde belanghebbende ten tijde van de aanvraag om herbeoordeling in een
voortdurende toestand van psychische nood waardoor zij niet in staat was haar belangen naar behoren te bewaken. Belanghebbende verwijt UHT dat ten onrechte de jaren 2017 en 2018 niet in de herbeoordeling zijn betrokken. Zij heeft haar bezwaar op dit punt niet ingetrokken.

De Commissie stelt vast dat partijen tijdens de hoorzitting hebben afgesproken dat het
verzoek om herbeoordeling van de jaren 2017 en 2018 alsnog in behandeling wordt
genomen. De vertegenwoordigster van UHT heeft tijdens de hoorzitting toegezegd dat dit verzoek bij de juiste afdeling terecht komt en dat zij zal proberen te bevorderen dat het met spoed wordt behandeld. De Commissie ziet in de bijzondere omstandigheden van dit geval, waaronder het feit dat belanghebbende voor beide toeslagjaren om herbeoordeling had verzocht, aanleiding om inderdaad aan te dringen op een spoedige behandeling.

Rentevergoeding over gemiste KOT (component O)

Belanghebbende stelt dat de door UHT berekende toeslagrente niet valt te controleren. Het is onduidelijk hoe de berekening van deze rente tot stand is gekomen.

De Commissie stelt vast dat UHT in haar schriftelijke reactie heeft toegelicht hoe de
rentevergoeding in de compensatiebeschikking is berekend. Het bedrag van € 1.463 is
berekend over een foutieve periode, namelijk van 23 november 2015 tot en met

4 augustus 2022. Op grond van artikel 27 van de Algemene wet inkomensafhankelijke
regelingen had de toeslagrente berekend moeten worden van 1 juli 2016 tot en met
13 september 2022. Indien wordt uitgegaan van deze data dan is het bedrag aan
toeslagrente lager, namelijk € 1.354. Nu belanghebbende geen nadeel mag ondervinden door het maken van bezwaar, zal het bedrag van component O niet veranderen. De Commissie onderschrijft dit standpunt van UHT.

Vergoeding immateriële schade

Belanghebbende stelt dat het bedrag van € 5.459 aan immateriële schadevergoeding in geen enkele verhouding staat tot het leed dat zij heeft ondergaan. Zij is van mening dat dit bedrag omhoog moet worden bijgesteld.

De Commissie overweegt dat de vergoeding voor immateriële schade forfaitair is bepaald. Deze vergoeding bedraagt, overeenkomstig artikel 2.3, vierde lid, van de Wht,
€ 500 voor ieder half jaar dat is verstreken tussen de dagtekening van de eerste
neerwaartse correctiebeschikking tot aan de definitieve compensatieberekening. Het
bedrag kan niet hoger zijn dan component A van de compensatieberekening. De
Commissie adviseert dan ook om de beschikking op dit punt in stand te laten.

Indien belanghebbende meent dat zij in aanmerking komt voor een hogere vergoeding
voor werkelijk geleden schade, kan zij een verzoek doen tot een aanvullende
schadevergoeding bij de Commissie Werkelijke Schade.

Conclusie

Gelet op het voorgaande adviseert de Commissie aan UHT om het bezwaar ongegrond te verklaren en de herbeoordeling over de jaren 2017 en 2018 met voortvarendheid ter hand te nemen.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter