Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-10634

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 25 augustus 2022 (UHT-DC I), 25 augustus 2022 (UHT-DHR),
10 maart 2023 (UHT-O OGS B)

Hoorzitting: 29 mei 2024

Overdracht advies aan UHT: 17 juli 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om
het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren en de beschikkingen van 25
augustus 2022 in zoverre te herroepen. Verder adviseert de Commissie UHT om
een proceskostenvergoeding toe te kennen.

Onderwerp van advies

Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen definitieve beschikkingen compensatie kinderopvangtoeslag, alsmede de Definitieve beschikking
tegemoetkoming opzet/grove schuld (O/GS).

Aan belanghebbende is met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 en
vergelijkbare (CAF-)zaken van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna:
Compensatieregeling) compensatie toegekend voor de perioden mei tot en met december 2010 en januari tot en met april 2011 voor een bedrag van € 29.485,-, alsmede een O/GS-tegemoetkoming over de jaren 2008 tot en met 2010 ter hoogte van € 6.033,-.

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 19 januari 2021 verzocht om een herbeoordeling van de
    kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de jaren 2008 tot en met 2011.
  • UHT heeft bij beschikking van 30 april 2021 aan belanghebbende medegedeeld
    dat zij niet in aanmerking komt voor een betaling van € 30.000,-.
  • De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek
    van belanghebbende op 28 juli 2022 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft
    geadviseerd dat de compensatieregeling niet van toepassing is voor de
    toeslagjaren 2008, 2009, januari tot en met april 2010 en mei tot en met
    december 2011.
  • UHT heeft bij de bestreden beschikkingen van 25 augustus 2022 aan
    belanghebbende een compensatie toegekend voor een bedrag van € 25.586,-.
    Het bedrag is op grond van de Catshuisregeling aangevuld tot € 30.000,-.
  • Gemachtigde heeft bij brief van 22 augustus 2022, ingekomen op 24 augustus
    2022, tegen deze beschikkingen een bezwaarschrift ingediend.
  • UHT heeft bij beschikking van 10 maart 2023 aan belanghebbende een O/GStegemoetkoming toegekend van € 6.548,-, waarvan vanwege de eerdere
    aanvulling op grond van de Catshuisregeling € 6.033,- is uitgekeerd.
  • Gemachtigde heeft het bezwaarschrift bij brief van 18 april 2023, ingekomen op
    18 april 2023, aangevuld.
  • UHT heeft op 29 januari 2024 schriftelijk gereageerd op het bezwaarschrift.
  • Gemachtigde heeft het bezwaarschrift per e-mail van 23 mei 2024 aangevuld.
  • Op 29 mei 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden.
  • UHT heeft, daartoe door de Commissie ter zitting verzocht, op 13 juni 2024 een
    nadere schriftelijke reactie ingediend. Gemachtigde heeft daar op 17 juni 2024 op
    gereageerd.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De herbeoordeling van toeslagjaar 2008
Belanghebbende stelt dat zij ten onrechte niet is gecompenseerd is voor toeslagjaar 2008. Hierbij voert zij aan dat er een vergissing is gemaakt bij de definitieve vaststelling van de KOT, omdat sprake was van een verkeerde interpretatie dan wel verwerking van de jaaropgave. Het bij definitieve beschikking vastgestelde bedrag van
€ 1.320,- is onjuist. Dit had een bedrag van € 2.233,- moeten zijn. Bovendien heeft UHT in haar informatie- en beoordelingsformulier vermeld dat sprake was van een
vooringenomen handeling ten aanzien van het jaar 2008.

Gelet op het informatie- en beoordelingsdossier, begrijpt de Commissie het standpunt
van UHT zo, dat voor toeslagjaar 2008 sprake is geweest van vooringenomen handelen waar het gaat om de verlaging van de KOT bij beschikking van 18 september 2009. De KOT werd toen vastgesteld op een bedrag van € 2.233,-. Echter bestaat volgens de toelichting bij de beoordeling geen grond voor compensatie nu deze vooringenomen handeling van B/T niet heeft geleid tot een onterechte verlaging van de KOT. Dat volgt uit het feit dat de KOT bij definitieve beschikking van 10 april 2013, naar aanleiding van de door belanghebbende overgelegde jaaropgave, nog lager is vastgesteld, namelijk op een bedrag van € 1.320,-.

De Commissie overweegt dat het standpunt van belanghebbende onbetwist laat dat de verlaging van de KOT per beschikking van 18 september 2009 naar een bedrag van
€ 2.233,-, een terechte verlaging is geweest. Immers is dat volgens haar het bedrag dat
haar bij definitieve beschikking had moeten worden toegekend.

Dat ondanks het aannemen van vooringenomen handelen geen compensatie wordt
toegekend acht de Commissie terecht, nu een voorwaarde voor toekenning van
compensatie is dat de aanvrager van KOT schade heeft geleden door het vooringenomen handelen dan wel door de hardheid van het stelsel (artikel 2.1 lid 1 Wht). Wanneer een verlaging van de KOT, ondanks het vooringenomen handelen, terecht is geweest, kan niet zonder meer worden aangenomen dat belanghebbende hierdoor nadeel heeft ondervonden. Het is niet aannemelijk geworden dat er zich bijzondere omstandigheden hebben voorgedaan, die tot een ander oordeel moeten leiden of die aanleiding geven tot het toekennen van compensatie op grond van hardheid.

Voor zover er sprake is geweest van onjuiste vaststelling van de KOT bij de definitieve
beschikking, berust deze volgens UHT op een administratieve fout en niet op
vooringenomen handelen. De Commissie volgt UHT in dit standpunt. Bovendien acht de Commissie niet evident dat sprake is geweest van een administratieve fout, nu de
jaaropgave eveneens zo geïnterpreteerd kan worden, dat deze overeenstemt met het
aantal toegekende uren. In het bezwaar van belanghebbende kan ook een
herzieningsverzoek van de beschikking van 10 april 2013 van de toeslag over het jaar
2008 worden gelezen. De termijn voor een herzieningsverzoek bedraagt vijf jaar na
definitieve vaststelling van de KOT. Deze termijn is in 2018 verstreken. Nu een
herzieningsverzoek niet meer mogelijk is kan UHT ook geen invulling geven aan artikel
2.4 Wht. Het bezwaar treft geen doel.

Partiële toekenning van compensatie op grond van vooringenomenheid voor toeslagjaren 2010 en 2011
Belanghebbende is het niet eens met de beslissing van UHT dat zij slechts voor een deel van de toeslagjaren 2010 en 2011 gecompenseerd wordt. Zij stelt dat zij in 2010 het volledige jaar kinderopvang heeft afgenomen voor haar beide kinderen en dat zij in 2011 tot 1 juni 2011 voor één kind kinderopvang heeft afgenomen. Onder verwijzing naar een uitdraai van de verschillende door haar gevolgde trajecten (productie 35, haar antwoord op een informatieverzoek van B/T van 6 juni 2013), heeft belanghebbende zich daarbij op het standpunt gesteld dat zij in 2010 wel degelijk doelgroeper was.

UHT stelt zich op het standpunt dat sprake is van evident geen recht in de periode
januari tot en met september 2010 en de periode mei tot en met december 2011 om de volgende redenen. In de maanden januari en februari 2010 nam belanghebbende geen geregistreerde opvang af. Het klopt, aldus UHT, kennelijk dat belanghebbende
kinderopvang afnam in de periode maart tot en met september 2010, maar in die periode werkte belanghebbende niet en was zij geen doelgroeper. Uit de beschikbare informatie blijkt dat belanghebbende een re-integratietraject volgde in de periode oktober 2010 tot en met april 2011. Voor de periode mei 2011 tot en met december 2011 geldt dat belanghebbende niet werkte en geen re-integratietraject volgde.

De Commissie overweegt als volgt. Ingevolge artikel 2.1, lid 1, van de Wht komt voor
een compensatie in aanmerking de ouder van wie aannemelijk is dat de vaststelling van zijn aanspraak op KOT in enig jaar onderdeel is geweest van bijzondere hardheid of van een institutioneel vooringenomen handelwijze van de B/T. Toekenning van compensatie blijft, ingevolge artikel 2.1, lid 2, van de Wht, achterwege als sprake is van ernstige onregelmatigheden die aan de ouder toerekenbaar zijn. Dit laatste is onder meer het geval in situaties waarin een belanghebbende evident geen recht had op KOT. Volgens artikel 1.6 van de Wet Kinderopvang (WKO) maken uitkeringsgerechtigden die van kinderopvang gebruik maken vanwege deelname aan trajecten naar betaald werk (reintegratietrajecten), aanspraak op KOT.

De Commissie acht, gezien de eerder genoemde uitdraai van de re-integratietrajecten en het verhaal van belanghebbende, niet onaannemelijk dat er een re-integratietraject liep vanaf januari 2010 en dat belanghebbende om die reden (behoudens de overige
vereisten) aanspraak maakte op KOT. Er zijn te weinig aanknopingspunten om deze
uitdraai en het verhaal van belanghebbende buiten beschouwing te laten. Het op de
hoorzitting ingenomen standpunt dat over de periode voorafgaand aan oktober 2010
sprake is van gebrekkige informatie kan volgens de Commissie niet als voldoende
grondslag dienen. Aldus kan de motivering van UHT niet worden gevolgd. Voor zover
UHT haar standpunt handhaaft, adviseert de Commissie om nader te motiveren waarom uit de eerder genoemde uitdraai niet zou volgen dat belanghebbende deelnam aan een re-integratietraject in de periode januari tot en met september 2010.

De Commissie merkt daarnaast op dat belanghebbende voor toeslagjaar 2010 een
compensatie op grond van hardheid is toegekend over de periode mei tot en met
september 2010, vanwege de uitbetaling van de KOT aan de kinderopvanginstelling die niet ten goede is gekomen aan belanghebbende. De vaststelling van UHT dat voor
toeslagjaar 2010 niet het correcte bedrag aan compensatie is toegekend, zal de
Commissie hieronder bespreken.

De compensatieberekening
Belanghebbende heeft aangevoerd dat de compensatieberekening onjuist is. Er is
onvoldoende rekening gehouden met haar situatie. Er is veel gebeurd waarvoor zij niet
gecompenseerd is. UHT heeft vastgesteld dat diverse componenten van de compensatieberekening niet juist zijn. Een gecorrigeerde compensatieberekening heeft zij als bijlage bij de schriftelijke reactie overgelegd. Hieronder zal de Commissie de voor het bezwaar relevante onderdelen bespreken.

Toeslagjaar 2010 (componenten a, c, e, g en h)
UHT heeft geconstateerd dat bij de compensatie voor toeslagjaar 2010, alleen uit is
gegaan van het bedrag aan KOT dat op grond van hardheid gecompenseerd wordt,
namelijk € 3.603,-. Het bedrag aan KOT dat op grond van vooringenomen handelen over oktober tot en met december moet worden meegewogen, van € 4.896,-, is hier niet bij opgeteld. Het gecorrigeerde bedrag voor componenten a, c, e en g komt daarmee uit op € 8.499,-. Dit leidt eveneens tot aanpassing van het vergoeding voor materiële schade (component h), die 25% bedraagt van het bedrag onder component e. Het aanvullende bedrag van € 4.896,- acht de Commissie correct, nu als uitgangspunt de terugvordering van een bedrag van € 19.581,- wordt genomen en UHT de compensatie op grond van vooringenomenheid voor een periode van drie maanden toekent (oktober tot en met december).

De Commissie neemt daarom met instemming kennis van deze voorgestelde wijzigingen en adviseert UHT om deze op te nemen in haar beslissing op bezwaar. Het bezwaar is op dit onderdeel gegrond. Vanzelfsprekend zal UHT deze componenten (nogmaals) naar boven moeten bijstellen wanneer zij op grond van voorgaande overwegingen beslist om voor een ruimere periode in 2010 compensatie toe te kennen.

Vergoeding immateriële schade (component n)
De Commissie volgt UHT niet in haar standpunt dat de vergoeding voor immateriële
schade dient te worden berekend tot aan de datum van de bestreden beschikkingen.
UHT heeft de Commissie meegedeeld dat UHT, indien een bezwaar (gedeeltelijk) gegrond is, bij de berekening van de vergoeding voor immateriële schade - in afwijking van de Wht - als einddatum zal hanteren de datum van de beslissing op het bezwaar. De Commissie adviseert UHT daarom dit beleid ook in dit geval toe te passen. Het bezwaar is op dit punt gegrond.

Rente over gemiste KOT (component o)
UHT heeft geconstateerd dat voor berekenen van de rente over gemiste KOT, is
uitgegaan van de verkeerde startdata. Nu een correctie zou leiden tot een rente die per
saldo lager uitvalt dan bij de bestreden beschikkingen is toegekend, is UHT van mening
dat correctie uit moet blijven.

De Commissie volgt UHT in dit standpunt, nu het bezwaar van belanghebbende er niet
toe mag leiden dat zij in een slechtere positie geraakt, dan zonder de bezwaarprocedure mogelijk zou zijn.

Voor aanvullende schade naar Commissie Werkelijke Schade
In het verlengde van wat UHT hierover heeft opgemerkt in haar schriftelijke reactie,
merkt de Commissie op dat de bezwaarschriftprocedure alleen betrekking heeft op de
toekenning van de forfaitair bepaalde vergoeding en niet op de vergoeding van
werkelijke schade. Als belanghebbende meent dat zij meer schade heeft geleden dan
forfaitair is vergoed, dient zij daarvoor een verzoek in te dienen voor vergoeding van
aanvullende werkelijke schade zoals omschreven in artikel 2.1 lid 3 Wht. Op de
hoorzitting heeft gemachtigde gemeld dat zodanig verzoek reeds is ingediend.

De O/GS-tegemoetkoming
Belanghebbende stelt dat de O/GS-tegemoetkoming over 2008 niet juist is berekend,
omdat er blijkens de LIC-overzichten een tweetal terugvorderingen hebben
plaatsgevonden van € 722,- en € 191,- die niet zijn meegenomen. Daarnaast is er
blijkens het informatie- en beoordelingsformulier ook over 2011 recht op een O/GS tegemoetkoming, terwijl dit toeslagjaar in de beschikking van 10 maart 2023 niet staat
vermeld.

Toeslagjaar 2008
Art. 2.6 eerste lid Wht bepaalt dat de O/GS-tegemoetkoming wordt toegekend wanneer aan de ouder geen persoonlijke betalingsregeling is toegekend of een buitengerechtelijke schuldregeling is geweigerd vanwege de onterechte kwalificatie van opzet of grove schuld (O/GS) van hemzelf of zijn partner ten aanzien van het ontstaan van de terugvordering van de kinderopvangtoeslag. UHT heeft de terugvordering die is ontstaan uit de beschikking met kenmerk T.80.0201 als grondslag genomen voor de berekening van de O/GS-tegemoetkoming. Het Landelijk Incasso Centrum (LIC) heeft informatie overgelegd waaruit volgt dat als reactie op het verzoek om een persoonlijke betalingsregeling op 5 november 2015, is gesteld dat sprake is van opzet/grove schuld ten aanzien van de beschikking met kenmerk T.80.0201. Nu niet is gebleken dat ten aanzien van overige terugvorderingen voor toeslagjaar 2008 sprake was van een O/GS-kwalificatie of een betalingsregeling is geweigerd, volgt de Commissie het standpunt van UHT dat de O/GS tegemoetkoming op de juiste grondslag is berekend. Het bezwaar treft geen doel.

Toeslagjaar 2011
UHT heeft zich op het standpunt gesteld dat in het informatie- en beoordelingsformulier ten onrechte staat vermeld dat belanghebbende een O/GS-tegemoetkoming toekomt over het jaar 2011.

De Commissie overweegt als volgt. Enkel de omstandigheid dat sprake was van een
O/GS-kwalificatie, is gezien artikel 2.6 eerste lid Wht onvoldoende om aanspraak te
maken op een O/GS-tegemoetkoming. Daarvoor dient ook een betalingsregeling te zijn geweigerd. Blijkens het LIC-overzicht 2011 is van de bij voorschot toegekende KOT,
alvorens de nihilstelling ervan, een bedrag van € 2.024,- uitbetaald aan belanghebbende en een bedrag van € 330,- verrekend met een openstaande vordering. Enkel over het totaal van dit bedrag (€ 2.354,-) zou een betalingsregeling geweigerd kunnen zijn; de rest van de bij voorschot toegekende KOT was immers feitelijk nog niet toegekomen aan belanghebbende. Voor dit gedeelte van de terugvordering is echter al compensatie toegekend wegens vooringenomenheid op grond van artikel 2.1 Wht. Ingevolge artikel 2.6 vierde lid Wht blijft een O/GS-tegemoetkoming dan achterwege. Het bezwaar treft daarom geen doel.

Strijd met algemene beginselen van behoorlijk bestuur
Belanghebbende voert aan dat ten aanzien van de bestreden besluiten sprake is van
strijd met algemene beginselen van behoorlijk bestuur. UHT heeft zich op het standpunt gesteld dat de besluiten zorgvuldig zijn voorbereid en dat eventuele gebreken in de motivering middels haar schriftelijke reactie zijn hersteld. Van een schending van overige beginselen van behoorlijk bestuur ziet UHT geen aanwijzingen.
De Commissie overweegt dat de gebreken in de compensatieberekening getuigen van
een onvoldoende zorgvuldige voorbereiding van de bestreden besluiten. Hetzelfde geldt voor de motivering ten aanzien van de herbeoordeling van het jaar 2010. Het bezwaar treft doel.

Proceskostenvergoeding
Nu de primaire besluiten van 25 augustus 2022 naar de mening van de Commissie
dienen te worden herroepen, adviseert de Commissie om het verzoek voor vergoeding
van de kosten van rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure toe te wijzen. Op grond van het Besluit proceskosten heeft belanghebbende recht op een forfaitaire vergoeding op basis van 2 procespunten (bezwaarschrift en verschijnen hoorzitting) met een wegingsfactor 2. Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen.

    Conclusie

    Samengevat adviseert de Commissie om het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren
    en om:

    • het bezwaar tegen de beschikkingen van 25 augustus 2022 gedeeltelijk gegrond
      te verklaren en deze besluiten te herroepen;
    • de compensatie opnieuw te berekenen met inachtneming van dit advies;
    • het bezwaar tegen de beschikking van 10 maart 2023 ongegrond te verklaren;
    • een vergoeding van de proceskosten voor de onderhavige bezwaarprocedure toe
      te kennen van twee procespunten met wegingsfactor twee voor het hoogste
      tarief.

    [handtekening]

    Secretaris

    [handtekening]

    Fungerend voorzitter