BAC 2022-10614
Publicatiedatum 29-02-2024
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 17 november 2022 met kenmerk UHT-DC-I A en 17 november 2022 met kenmerk UHT-DHS A
Ontvangst bezwaarschrift: 22 november 2022
Hoorzitting: 29 november 2023
Overdracht advies aan UHT: 8 januari 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar ongegrond te verklaren en de bestreden beschikkingen in stand te laten.
Onderwerp van advies
Het door [gemachtigde] namens [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen (definitieve) afwijzende beschikkingen van 17 november 2022 met kenmerk UHT-DC IA en kenmerk UHT-DHS A (hierna: de bestreden beschikkingen).
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 4 juni 2021 verzocht om een herbeoordeling van de KOT over de jaren 2010 en 2011.
- De Commissie van Wijzen heeft in haar advies van 17 oktober 2022 geoordeeld dat jegens belanghebbende over de jaren 2010 en 2011 geen sprake is van institutioneel vooringenomen handelen. De hardheidscompensatie en de O/GS-tegemoetkoming zijn evenmin van toepassing.
- Bij beschikkingen van 17 november 2022 (UHT-DC-1 A en UHT-DHS A) heeft UHT het verzoek om compensatie voor de jaren 2010 en 2011 afgewezen.
- Bij brief van 20 december 2022 heeft gemachtigde een bezwaarschrift ingediend tegen de bestreden beschikkingen.
- Bij schriftelijke reactie van 27 juni 2023 heeft UHT gereageerd op de bezwaren van belanghebbende.
- Bij brief van 3 augustus 2023 heeft gemachtigde aanvullende gronden ingediend.
- Bij schriftelijke reactie van 10 augustus 2023 heeft UHT aanvullend gereageerd op
de bezwaren van belanghebbende. - Bij brief van 15 november 2023 heeft gemachtigde aanvullende gronden ingediend.
- Op 29 november 2023 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen. Een verslag hiervan is bij het advies gevoegd.
- De Commissie, bestaande uit [voorzitter] en [leden] heeft het bezwaarschrift in haar vergadering van 29 november 2023 behandeld.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Belanghebbende voert aan dat het dossier niet compleet is. In het initiële dossier dat
belanghebbende heeft ontvangen ontbreekt de rapportage van de FIOD waarop UHT zich beroept. De Commissie overweegt dat UHT het proces-verbaal van de FIOD en het advies van de Commissie van Wijzen, samen met een aanvullende schriftelijke reactie van 10 augustus 2023 aan belanghebbende heeft overgelegd. Naar aanleiding van deze aanvullende gegevens heeft belanghebbende op 15 november 2023 schriftelijk gereageerd. De Commissie constateert dat de op de zaak betrekking hebbende gegevens die van belang zijn voor de beoordeling van het bezwaar van belanghebbende tijdig aan belanghebbende en de Commissie zijn verstrekt. De Commissie volgt gemachtigde niet in haar stelling dat het beginsel van 'equality of arms' geschonden zou zijn. Het bezwaar is op dit onderdeel ongegrond.
Hiernaast voert belanghebbende aan dat UHT ten onrechte heeft geoordeeld dat zij voor berekeningsjaren 2010 en 2011 niet in aanmerking komt voor compensatie.
Belanghebbende stond met ingang van 1 augustus 2010 ingeschreven als student en zij studeerde in 2010 en 2011. Dit blijkt uit informatie van onderwijsinstelling ROC van
Amsterdam en gegevens van DUO. Belanghebbende dient aangemerkt te worden als
'doelgroeper'. UHT heeft zich op het standpunt gesteld dat belanghebbende geen recht op KOT had omdat zij niet voldeed aan de voorwaarden van artikel 1.6 van de Wet Kinderopvang. De Commissie overweegt dat het in deze procedure niet gaat om het herzien van onherroepelijke KOT-beschikkingen ten aanzien van de berekeningsjaren waarover belanghebbende gronden heeft ingediend. Het bezwaar is op dit onderdeel ongegrond.
Belanghebbende stelt dat er sprake is geweest van vooringenomen handelen jegens haar. Zij heeft in het verleden meerdere malen aangegeven dat zij in de jaren 2010 en
2011 studeerde. Belanghebbende geeft aan dat UHT haar ten onrechte niet in staat heeft gesteld om dit standpunt aannemelijk te maken. UHT erkent dat sprake is van
vooringenomen handelen over de jaren 2010 en 2011. Belanghebbende heeft over deze jaren echter geen recht op compensatie, omdat sprake is van evident geen recht. Het kind van belanghebbende heeft geen opvang genoten bij de instelling waarvoor
belanghebbende KOT heeft aangevraagd.
Belanghebbende heeft verklaard dat haar kind in de jaren 2010 en 2011 géén opvang
heeft genoten bij [kinderopvanginstelling]. Ten behoeve van de opvang van haar
kind door [kinderopvanginstelling] is wel KOT aangevraagd en ontvangen (productie 26, proces-verbaal FIOD). Uit het proces-verbaal van de FIOD blijkt dat belanghebbende bezig was met een aanvraag KOT ten behoeve van de opvang van haar kind bij kinderopvanginstelling. Deze KOT heeft zij echter nooit aangevraagd. In het licht van deze omstandigheden volgt de Commissie het standpunt van UHT dat geen recht bestaat op compensatie, omdat geen opvang is genoten bij de kinderopvanginstelling waarvoor KOT is ontvangen. De Commissie overweegt dat het bezwaar op dit onderdeel ongegrond is.
Conclusie
Gelet op het voorgaande adviseert de Commissie UHT om het bezwaarschrift ongegrond te verklaren en de bestreden beschikkingen in stand te laten.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter