BAC 2022-10613
Publicatiedatum 09-05-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 11 juli 2022 met kenmerk UHT-DH5 A en 11 juli 2022 met kenmerk UHT-DC-I A
Ontvangst bezwaarschrift: 22 juli 2022
Hoorzitting: 8 mei 2024
Overdracht advies aan UHT: 22 mei 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om
het bezwaar ongegrond te verklaren.
Onderwerp van advies
Het door gemachtigde, namens belanghebbende ingediende bezwaar is gericht tegen de op 11 juli 2022 door UHT genomen beschikkingen, waarbij aan belanghebbende over het toeslagjaar 2012 geen compensatie is toegekend.
Overgangsrecht
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft UHT op 21 januari 2021 verzocht om herbeoordeling van
haar kinderopvangtoeslag. UHT heeft bij de herbeoordeling gekeken naar de
toeslagjaren 2010 tot en met 2014 en haar voorgenomen beschikking voorgelegd
aan de Commissie van Wijzen (hierna: CvW). - CvW heeft de voorgenomen beschikking beoordeeld en geconcludeerd dat
belanghebbende over het toeslagjaar 2012 niet vooringenomen is behandeld en
dat geen sprake is geweest van hardheid bij de uitvoering. CvW heeft haar advies
op 29 juni 2022 aan de Belastingdienst/Toeslagen toegezonden. - UHT heeft bij beschikkingen van 11 juli 2022 met kenmerk UHT-DC I en UHT DHR
een compensatiebedrag toegekend van € 37.825,- wegens individueel
vooringenomen handelen over de toeslagjaren 2010 en 2011 en hardheid bij de
uitvoering over de toeslagjaren 2013 en 2014. Eerder was bij
eerstetoetsbeschikking met kenmerk UHT CHR GU al een bedrag van € 30.000,-
toegekend. - UHT heeft bij beschikkingen van dezelfde datum met kenmerk UHT-DC-I A en
UHT-DH5 A meegedeeld dat belanghebbende geen recht heeft op compensatie
wegens vooringenomenheid dan wel hardheid bij de uitvoering over het
toeslagjaar 2012. - Bij brieven van 20 juli 2022, op 22 juli 2022 door UHT ontvangen, heeft
gemachtigde namens belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de beschikkingen
van 11 juli 2022 met kenmerk UHT-DC I, UHT-DC-I A en UHT-DH5 A. - Gemachtigde heeft op 3 februari 2023 aanvullende gronden van bezwaar
ingediend. Hierbij is het bezwaar met betrekking tot de beschikking met kenmerk
UHT-DC I ingetrokken. - UHT heeft op 7 september 2023 schriftelijk gereageerd.
- Gemachtigde heeft op 29 april 2024 een aanvullende productie overgelegd.
- Het bezwaar van belanghebbende is op 8 mei 2024 op een hoorzitting van de
Commissie behandeld.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaar van belanghebbende ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Afwijzing compensatie over het toeslagjaar 2012
Tussen partijen is niet in geschil dat de Belastingdienst/Toeslagen over de toeslagjaren
2010, 2011, 2013 en 2014 vooringenomen of te hard jegens belanghebbende heeft
gehandeld. Deze toeslagjaren staan tussen partijen in bezwaar niet ter discussie. Volgens belanghebbende had ook over het toeslagjaar 2012 compensatie moeten worden toegekend.
Ingevolge artikel 2.1 en verder Wht komt belanghebbende in aanmerking voor forfaitaire compensatie over een toeslagjaar, indien er vóór 23 oktober 2019 een neerwaartse correctie heeft plaatsgevonden over het desbetreffende toeslagjaar waarbij sprake is geweest van individueel of institutioneel vooringenomen handelen ofwel hardheid bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag.
UHT heeft de gang van zaken over het toeslagjaar 2012 als volgt toegelicht. Op 29
december 2011 is de kinderopvangtoeslag van belanghebbende automatisch
gecontinueerd en vastgesteld op € 9.902,-. Belanghebbende zou echter op 20 december 2011 telefonisch de kinderopvangtoeslag per 1 januari 2012 hebben stopgezet. Deze wijziging is op 21 januari 2012 door de Belastingdienst/Toeslagen doorgevoerd. Belanghebbende betwist de kinderopvangtoeslag destijds telefonisch stop te hebben gezet. Op 4 mei 2012 heeft belanghebbende opnieuw kinderopvangtoeslag aangevraagd met ingang van 1 januari 2012 tot een bedrag van € 7.537,-. Later is bij definitieve* beschikking de kinderopvangtoeslag vastgesteld op € 8.083,-.
De Commissie overweegt over het toeslagjaar 2012 als volgt. Belanghebbende heeft op de hoorzitting aangegeven dat zij destijds telefonisch haar verhuizing naar Heemstede heeft doorgegeven aan de Belastingdienst/Toeslagen. Als gevolg van die verhuizing eindigde logischerwijs de kinderopvang. Het is aannemelijk dat de Belastingdienst/Toeslagen bij de wijziging per 21 januari 2012 is afgegaan op de informatie, die belanghebbende op 20 december 2011 zelf heeft doorgegeven.
Nadat belanghebbende op 4 mei 2012 de gegevens van de nieuwe kinderopvang had
doorgegeven, is alsnog kinderopvangtoeslag over het toeslagjaar 2012 toegekend. Ook hier komt de handelswijze van de Belastingdienst/Toeslagen de Commissie juist voor. Er is naar opvatting van de Commissie dan ook onvoldoende aanleiding om te
constateren dat over het toeslagjaar 2012 sprake is geweest van institutioneel of
vooringenomen handelen van de Belastingdienst/Toeslagen. Het bezwaar van
belanghebbende kan daarom niet slagen.
Proceskostenvergoeding
Het bezwaar is naar opvatting van de Commissie ongegrond. Er is geen aanleiding voor
herroeping van de bij bezwaar bestreden beschikkingen. De Commissie ziet, gelet op het bepaalde in artikel 7:15 lid 2 van de Algemene wet bestuursrecht, geen aanleiding om UHT te adviseren een proceskostenvergoeding toe te kennen.
Conclusie
Samengevat adviseert de Commissie om het bezwaar ongegrond te verklaren.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter