Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-10608

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 27 december 2022 met kenmerk UHT-DCH

Hoorzitting: 8 november 2024 om 11:00 uur

Overdracht advies aan UHT: 6 december 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om
het bezwaar deels gegrond te verklaren en een proceskostenvergoeding toe te
kennen.

Onderwerp van advies

Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag (hierna: KOT).

Aan belanghebbende is met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 en
vergelijkbare (CAF-)zaken van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna:
Compensatieregeling) compensatie toegekend voor een bedrag van € 33.484,- voor wat belanghebbende in het verleden heeft meegemaakt aangaande de jaren 2008 en 2009.

De bestreden beschikking is genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 23 december 2020 verzocht om een herbeoordeling van
    de KOT over de jaren 2008, 2009 en 2010. Na overleg met de persoonlijk
    zaakbehandelaar (PZB’er) is dit verzoek vervolgens beperkt tot de toeslagjaren
    2008 en 2009.
  • UHT heeft bij beschikking van 21 april 2021 met kenmerk UHT-B DMB2 aan
    belanghebbende medegedeeld dat zij wel in aanmerking kwam voor een betaling
    van € 30.000,-.
  • UHT heeft bij vooraankondiging van 14 september 2022 over de toeslagjaren
    2008 en 2009 aan belanghebbende een compensatie toegekend voor een bedrag
    van € 33.303,-.
  • UHT heeft bij de bestreden beschikking van 27 december 2022 met kenmerk UHT-DCH over de toeslagjaren 2008 en 2009 aan belanghebbende een definitieve
    compensatie toegekend voor een bedrag van € 33.484,-.
  • Gemachtigde heeft bij brief van 30 januari 2022 (bedoeld zal zijn: 30 januari
    2023) ingekomen op 30 januari 2023, tegen deze beschikking een bezwaarschrift
    ingediend.
  • Op 25 september 2023 heeft gemachtigde de gronden van het bezwaar
    verder aangevuld
  • UHT heeft op 13 maart 2024 met een beschouwing schriftelijk gereageerd op het
    bezwaarschrift.
  • Op 8 november 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Bezwaardossier/persoonlijk dossier
Belanghebbende stelt dat niet alle relevante stukken van haar dossier in haar bezit zijn.
De Commissie volgt dit standpunt van belanghebbende niet. De schriftelijke
reactie/beschouwing is vergezeld gegaan met stukken die een rol hebben gespeeld bij de totstandkoming van de bestreden beschikking. Deze, op de zaak betrekking hebbende, stukken zijn op 13 maart 2024 aan de gemachtigde van belanghebbende toegezonden.

De Commissie heeft geen aanknopingspunten gevonden om aan te nemen dat hier niet is voldaan aan de in artikel 7:4 lid 2 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb)
neergelegde verplichting om alle op de zaak betrekking hebbende stukken ter inzage te leggen. De Commissie tekent hierbij nog aan dat de stukken behorende tot het
zogenoemde “ouderdossier” niet samenvallen met de op de zaak betrekking hebbende stukken, als hiervoor bedoeld. De Commissie adviseert UHT daarom om dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren.

Herbeoordeling toeslagjaren
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat onduidelijk is waarom het toeslagjaren 2010 tot en met 2012 niet zijn meegenomen in de herbeoordeling. In haar ogen had dit moeten gebeuren, omdat ook over deze toeslagjaren sprake was van terugbetaling van KOT. De persoonlijke zaakbehandelaar heeft het verzoek om compensatie na een gesprek met belanghebbende beperkt tot de toeslagjaren 2008 en 2009, omdat belanghebbende niet zou willen dat het toeslagjaar 2010 in de herbeoordeling zou worden betrokken. In dat licht kan niet worden geconcludeerd dat UHT toen ten onrechte nagelaten heeft het toeslagjaar 2010 in de herbeoordeling te betrekken en dat om die reden de bestreden beschikking moet worden herroepen. Een verzoek tot herbeoordeling over de toeslagjaren 2010 tot en met 2012 heeft UHT, naar op grond van de stukken moet worden aangenomen, inmiddels doorgestuurd naar de primaire afdeling. Zij zullen belanghebbende schriftelijk hierover apart informeren.

Nu het oorspronkelijke verzoek en de bestreden beschikking de omvang van de
onderhavige bezwaarprocedure bepalen, ziet de Commissie geen mogelijkheden om de toeslagjaren 2010 tot en met 2012 thans alsnog in haar advisering te betrekken.
De Commissie adviseert UHT het bezwaar op dit onderdeel ongegrond te verklaren.

Grondslag KOT 2009
Belanghebbende betoogt dat het bedrag aan KOT dat bij de berekening van compensatie over 2009 is gehanteerd, moet worden gelijkgesteld met het bedrag aan KOT dat in 2008 is toegekend. De Commissie merkt op dat de vooringenomen handeling in dit geval niet bestond uit een onjuiste continuering van de aanspraak op KOT over 2009, maar uit de nihilstelling die daarop volgde. UHT is dan ook terecht van het bedrag van het voorschot over het toeslagjaar 2009 uitgegaan. Het bezwaar is op dit punt ongegrond.

Rentevergoeding voor gemiste KOT
Belanghebbende geeft aan dat voor de startdatum van de rentevergoeding is uitgegaan van een onjuiste datum.

De Commissie merkt op dat op grond van artikel 2.2, aanhef onder g, Wht rente wordt
vergoed over het niet uitgekeerde bedrag vanwege het verminderen of niet toekennen
van de beëindiging van de voorschotverlening van KOT. De rente wordt volgens artikel
2.3, lid 7, Wht berekend over het bedrag aan compensatie voor correctiebesluiten met
overeenkomstige toepassing van artikel 27 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir). Op grond van artikel 27 Awir wordt de rente enkelvoudig berekend over het tijdvak dat aanvangt op 1 juli van het jaar volgend op het berekeningsjaar en eindigt op de dag van de datum van de beschikking tot toekenning van de tegemoetkoming, tot herziening van de tegemoetkoming of tot herziening van de terugvordering.

UHT heeft in de schriftelijke beschouwing, waarin verwezen wordt naar de bijlage
compensatieberekening, vastgesteld dat de rentevergoeding voor gemiste KOT voor de toeslagjaren 2008 en 2009 onjuist is vastgesteld. In het bestreden besluit zijn de
volgende bedragen opgenomen: € 4.956 en € 3.044. De juiste bedragen zijn: € 5.152 en € 3.136. Deze bedragen vallen hoger uit, zodat de Commissie zich kan verenigen met het standpunt van UHT om dat in de beslissing op bezwaar aan te passen.

Het bezwaar van belanghebbende treft daarmee doel, zodat het bezwaar gedeeltelijk
gegrond moet worden verklaard en de bestreden beschikking gedeeltelijk zal moeten
worden herroepen. Voor een aanpassing van de einddatum van de rentevergoeding is
echter geen aanleiding.

Vergoeding voor immateriële schade
De startdatum van 26 februari 2010 is volgens UHT juist vastgesteld, omdat dit het
eerste moment is dat belanghebbende te maken kreeg met een onterechte neerwaartse correctie (productie 58). UHT stelt dat de einddatum van 16 december 2022 niet correct is. Dit had de datum van de compensatiebeschikking, 27 december 2022, moeten zijn (productie 7). De foute einddatum leidt op zich zelf echter niet tot een hogere schadevergoeding en dus niet tot een ander rechtsgevolg, omdat het aantal halve jaren immers gelijk blijft. De Commissie kan zich verenigen met het standpunt van UHT dat voor de startdatum uitgegaan dient te worden van 26 februari 2010. Voor de einddatum van deze vergoeding is van belang dat het bezwaar gedeeltelijk gegrond wordt verklaard, zodat de periode waarover de immateriële schade wordt berekend dient door te lopen tot de dagtekening van de beslissing op bezwaar.

Aanvullende vergoeding
Gelet op alle hiervoor genoemde wijzigingen in de compensatieberekening zal ook de
vaste vergoeding voor overige schade van 1% moeten worden herberekend.

Verzoek om aanvullende compensatie
Deze bezwaarschriftprocedure heeft alleen betrekking op de toekenning van de standaard vergoedingen en niet op de vergoeding van de werkelijke schade. Hiervoor is de procedure bij de Commissie Werkelijke Schade (CWS) bestemd.

Proceskostenvergoeding
Gemachtigde heeft verzocht om toekenning van een proceskostenvergoeding. Aangezien belanghebbende op de hoorzitting is bijgestaan door een professionele
rechtsbijstandverlener, het bezwaar (gedeeltelijk) gegrond is en de bestreden
beschikking zal moeten worden herroepen, adviseert de Commissie om belanghebbende een proceskostenvergoeding toe te kennen voor het indienen van een bezwaarschrift en de bijstand tijdens de hoorzitting (2 procespunten met een wegingsfactor 2).

Conclusie

Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie UHT om:

  • het bezwaarschrift tegen de beschikking van 27 december 2022 met kenmerk
    UHT-DCH gedeeltelijk gegrond te verklaren, te herroepen, en alle, ingevolge de
    Wht, daarmee samenhangende, vergoedingen opnieuw te berekenen met
    inachtneming van dit advies, en daarbij de einddatum van de desbetreffende
    vergoedingen vast te stellen op de datum tot aan de dagtekening van de
    beslissing op bezwaar;
  • nu UHT en de Commissie het bezwaar op dit punt gegrond achten en de
    Commissie tot herroeping van de bestreden beschikking met het kenmerk UHTDCH
    adviseert, wordt tevens de toekenning van een proceskostenvergoeding
    geadviseerd.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter