BAC 2022-10587
Publicatiedatum 08-05-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 27 juni 2022 met kenmerk UHT-DC I A en 27 juni 2022 met kenmerk UHT-DH5 A
Hoorzitting: 21 oktober 2024 om 14:00 uur
Overdracht advies aan UHT: 7 februari 2025
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om
het bezwaar ongegrond te verklaren.
Onderwerp van advies
Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT op 27 juni 2022 genomen definitieve beschikkingen compensatie kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) met kenmerken UHT-DC-I A en UHT-DH5 A (hierna ook te noemen: de bestreden beschikkingen).
Aan belanghebbende is met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 en
vergelijkbare (CAF-)zaken van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904) geen
compensatie toegekend voor de jaren 2008 en 2009.
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 8 december 2020 verzocht om een herbeoordeling van
de KOT over de jaren 2010 tot en met 2013. Met instemming van
belanghebbende en de persoonlijk zaakbehandelaar is het herbeoordelingsverzoek
aangepast naar de jaren 2008 en 2009. - De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek
van belanghebbende op 11 mei 2022 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft in haar
advies geoordeeld dat gedurende de betrokken jaren geen sprake is geweest van
institutionele vooringenomenheid of bijzondere omstandigheden. - UHT heeft bij de bestreden beschikkingen aan belanghebbende meegedeeld dat zij
geen recht heeft op compensatie of tegemoetkoming voor de jaren 2008 en 2009. - Gemachtigde heeft bij brieven van 21 juli 2022, ingekomen op 25 juli 2022, tegen
deze beschikkingen een bezwaarschrift ingediend. Gemachtigde heeft bij brief van
14 maart 2024 het bezwaarschrift aangevuld. - UHT heeft op 7 mei 2024 bij beschouwing schriftelijk gereageerd op het
bezwaarschrift. - Op 21 oktober 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is
een verslag gemaakt. - Op 22 oktober 2024 heeft UHT naar aanleiding van de hoorzitting een aanvullende
schriftelijke reactie toegezonden die betrekking heeft op de uitbetaling van de
KOT aan de kinderopvanginstelling. - Op 15 november 2024 heeft gemachtigde naar aanleiding van de hoorzitting
aanvullende stukken toegezonden die de situatie van belanghebbende schetsen in
de periode dat de KOT-problematiek speelde. - Op 28 november 2024 heeft UHT naar aanleiding van de aanvullende stukken een
aanvullende schriftelijke reactie toegezonden. Gemachtigde heeft op 16 december
2024 schriftelijk gereageerd op deze aanvullende reactie. Op een vraag van de
Commissie bij e-mail van 8 januari 2025 gaf gemachtigde op 29 januari 2025 te
kennen niet over meer informatie te beschikken dan de al ingebrachte informatie. - De Commissie heeft het bezwaar behandeld en dit advies uitgebracht.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat de bezwaarschriften ontvankelijk zijn.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden is
gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie of
tegemoetkoming af te wijzen.
Zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel
Belanghebbende stelt dat bij de voorbereiding en totstandkoming van de bestreden
beschikkingen niet de vereiste zorgvuldigheid in acht is genomen en dat de
beschikkingen onvoldoende gemotiveerd zijn.
Voor zover UHT haar beoordeling bij het uitbrengen van de bestreden beschikkingen niet voldoende zou hebben gemotiveerd dan wel onzorgvuldig zou hebben voorbereid, is dat gebrek door het indienen van de schriftelijke beschouwing, met daarin een uitgebreide uitleg met behulp van de overzichten van het Landelijk incassocentrum (hierna: LIC) en overige producties hersteld. Dit bezwaaronderdeel is niet gegrond.
Onvolledig dossier
Belanghebbende verzoekt om haar volledige persoonlijke dossier en stelt dat het
bezwaardossier onvolledig is. De schriftelijke beschouwing en de op de zaak betrekking hebbende stukken zijn op 1 augustus 2024 aan gemachtigde toegezonden. De Commissie heeft geen aanknopingspunten gevonden om aan te nemen dat hier niet is voldaan aan de in artikel 7:4 lid 2 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb)
neergelegde verplichting om alle op de zaak betrekking hebbende stukken ter inzage te leggen. UHT heeft toegezegd aan belanghebbende een persoonlijk dossier te
verstrekken. Het verstrekken van dit dossier aan belanghebbende heeft geen invloed op deze bezwaarprocedure en staat er dus los van. De Commissie adviseert UHT dit
onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren.
Reguliere bijstellingen
De Commissie heeft geen aanknopingspunten gevonden voor de opvatting dat de
Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) bij de toekenning, aanpassing of terugvordering van de KOT voor toeslagjaren 2008 en 2009 institutioneel vooringenomen heeft gehandeld of dat het stelsel te hard is geweest. De terugvorderingen KOT over toeslagjaren 2008 en 2009 waren gelegen in een te hoog voorschot, dat op basis van reguliere wijzigingen opnieuw is berekend. Deze bijstellingen zijn conform de wet uitgevoerd. Dergelijke bijstellingen geven in beginsel ook geen aanspraak op een zogenoemde hardheidstegemoetkoming. De financiële situatie of financiële problemen an een belanghebbende, die terugbetaling van toeslagen verhinderden, zullen in het algemeen niet leiden tot de conclusie dat diegene gedupeerd is door hardheid van het stelsel. Voor deze situatie bestaat de mogelijkheid van een (persoonlijke) betalingsregeling. Ook is er geen onterechte kwalificatie opzet/grove schuld (hierna O/GS), zodat ook hierop geen aanspraak kan worden gemaakt.p
Aanvraag persoonlijke betalingsregeling
Belanghebbende stelt dat zij meerdere keren tevergeefs contact heeft gezocht met B/T
over haar situatie. Tijdens de hoorzitting lichtte zij toe dat zowel zijzelf als derden
namens haar hebben geprobeerd in contact te komen met B/T voor informatie en een
oplossing met betrekking tot de openstaande belastingschuld. Dit omvatte ook verzoeken om een persoonlijke betalingsregeling, die volgens haar ten onrechte nooit is toegekend.
UHT heeft echter geen bewijs gevonden van een dergelijk verzoek en acht de stelling
daarom niet aannemelijk.
De Commissie heeft belanghebbende de gelegenheid geboden om aanvullende stukken in te dienen over het contact met B/T met betrekking tot de KOT. Na bestudering van de stukken oordeelt de Commissie als volgt. De Commissie stelt vast dat er twee terugvorderingen hebben plaatsgevonden: één over 2008, op 4 maart 2011, ter hoogte van € 2.204, en één over 2009, op 22 mei 2012, ter hoogte van € 1.125. Uit het LIC-overzicht blijkt dat er eenmalig een betaling van € 100 is gedaan op 27 april 2011. Vervolgens heeft B/T de schuld als ‘oninbaar’ aangemerkt vanwege vertrek naar het buitenland. Van 13 juli 2012 tot 3 december 2012 is het openstaande bedrag verrekend met de huur- en zorgtoeslag en het kindgebonden budget. Deze gegevens komen overeen met de verklaring van belanghebbende dat zij na het beëindigen van haar relatiep medio 2012 met haar kinderen terugkeerde naar Nederland en opnieuw aanspraak maakte op toeslagen. Bij terugkeer werden ook de terugvorderingen hervat. De Commissie erkent dat deze terugvorderingen gevolgen hebben gehad voor belanghebbende. Maar de Commissie heeft geen bevestiging gevonden voor het door belanghebbende gestelde dat zij, of iemand namens haar, de belastingdienst heeft gevraagd om een betalingsregeling voor of kwijtschelding van de openstaande KOT schuld. Deze bezwaargrond treft geen doel.
Verrekeningen en beslagvrije voet
Belanghebbende voert aan dat zij op grond van hardheid in aanmerking komt voor
compensatie van de schade die zij heeft geleden als gevolg van de
verrekeningen van de terugvorderingen over de jaren 2008 en 2009 met andere
toeslagen. B/T heeft bij deze verrekeningen geen rekening gehouden met de beslagvrije voet. De toeslagen zijn niet (volledig) aan belanghebbende uitbetaald, omdat de KOT schuld over de jaren 2008 en 2009 hiermee is verrekend.
De Commissie overweegt dat het verrekenen van terechte terugvorderingen geen
compensatie op grond van hardheid oplevert. Uit de wetsgeschiedenis van de Wht en
systematiek van de compensatieregeling kan niet worden afgeleid dat de wetgever
dergelijke gevallen voor ogen heeft gehad. Bij de bepaling van de hoogte van de
compensatie in de artikelen 2.2 en 2.3 Wht wordt aangesloten bij het bedrag van de
weigering, terugvordering of stopzetting van KOT die een direct gevolg is van onder
andere hardheid. De verrekening van een op zichzelf terechte terugvordering of
stopzetting valt daar niet onder.
De Commissie merkt bovendien op dat bij verrekening van of beslag op toeslagen tot 1
januari 2021 ingevolge artikel 4:93 lid 4 Awb in combinatie met artikel 475c onderdeel j Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv) tot 1 januari 2021 in het geheel geen
beslagvrije voet van toepassing was. Vanaf 1 januari 2021 worden in de wettelijke
regeling de toeslagen wél meegenomen in de beslagvrije voet (artikel 475c onderdeel j
Rv), met uitzondering van de KOT. De KOT is namelijk niet bedoeld als
inkomensvoorziening maar voor het bevorderen van de arbeidsparticipatie. De
beslagvrije voet is dus geen belemmering voor het verrekenen van terugvorderingen
KOT. De Commissie adviseert UHT dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te
verklaren.
Proceskosten
Gemachtigde heeft in het bezwaarschrift een verzoek gedaan tot vergoeding van de door belanghebbende gemaakte kosten voor rechtsbijstand. Omdat de bezwaren niet leiden tot het advies tot herroeping van het bestreden besluit, adviseert de Commissie geen proceskostenvergoeding toe te kennen. Op grond van artikel 7:15, tweede lid, Awb komt belanghebbende daarvoor niet in aanmerking.
Conclusie
Samengevat adviseert de Commissie om:
- de bezwaren tegen de beschikkingen van 27 juni 2022 ongegrond te verklaren; en
- het verzoek om vergoeding van de proceskosten van deze procedure af te wijzen.
De secretaris,
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter