BAC 2022-10579
Publicatiedatum 26-03-2024
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 25 juli 2022 met kenmerk UHT-DH5 A
Ontvangst bezwaarschrift: 29 september 2022
Hoorzitting: 18 januari 2024
Overdracht advies aan UHT: 18 januari 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar ongegrond te verklaren.
Onderwerp van advies
Het door [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de beschikking van UHT van 25 juli 2022 met kenmerk UHT-DH5 A.
Op 5 november 2022 is de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) in werking
getreden (Stb. 2022, 433). Gelet op artikel 8.6 en artikel 9.2 Wht moet de bestreden
beschikking geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 5 oktober 2021 schriftelijk verzocht om een
herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de jaren 2012 tot
en met 2017. - De Commissie van Wijzen heeft op 16 mei 2022 geoordeeld dat jegens belanghebbende over de jaren 2012 t/m 2017 geen sprake is van vooringenomen handelen en dat er ook geen reden is tot een hardheidscompensatie.
- Bij beschikking van 25 juli 2022 met kenmerk UHT-DC-I A heeft UHT beslist dat belanghebbende geen recht heeft op compensatie voor de jaren 2012 tot en met
2017 op grond van vooringenomenheid. - Bij beschikking van 25 juli 2022 met kenmerk UHT-DH A heeft UHT beslist dat
belanghebbende evenmin recht heeft op compensatie voor het jaar 2017 op grond
van hardheid. - Bij beschikking van 25 juli 2022 met kenmerk UHT-DH5 A heeft UHT beslist dat
belanghebbende geen recht heeft op compensatie voor de jaren 2012 tot en met
2016 op grond van hardheid. - Door belanghebbende is op 4 september 2022, ingekomen 29 september 2022, bezwaar gemaakt tegen de beschikking met kenmerk UHT-DH5 A.
- UHT heeft op 13 september 2023 een schriftelijke reactie ingediend op de bezwaren van belanghebbende.
- Op 18 januari 2024 - de dag van de geplande hoorzitting - heeft belanghebbende de Commissie laten weten af te zien van het recht om te worden gehoord en in te stemmen met afdoening van het bezwaar op de stukken.
- De Commissie, bestaande uit [voorzitter] en [leden], heeft de bezwaren behandeld
en het hierna volgende advies uitgebracht.
Ontvankelijkheid
Niet in geschil is dat het bezwaar ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
KOT 2014
UHT heeft gemotiveerd dat B/T geen KOT heeft uitbetaald over 2014 omdat sprake was van evident geen recht op KOT. Ondanks verzoeken van B/T werd geen volledige
informatie aangeleverd. Op grond van artikel 24a sub Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) heeft een aanvrager geen recht op KOT als de
adresgegevens ontbreken. Belanghebbende heeft daarom ook geen KOT hoeven terug
te betalen. Uit voornoemde volgt dat de B/T over het jaar 2014 niet institutioneel
vooringenomen heeft gehandeld en belanghebbende niet in aanmerking komt voor
compensatie op grond van de hardheidsregeling. Voor het jaar 2014 was ook geen sprake van een onterechte kwalificatie opzet/grove schuld.
De Commissie overweegt dat geen feiten en omstandigheden aannemelijk zijn geworden die tot een andere conclusie kunnen leiden. De Commissie adviseert UHT het bezwaar op dit punt af te wijzen.
KOT 2015
UHT heeft toegelicht dat de definitieve beschikking is vastgesteld op € 456 voor de
maand december 2015. Uit de bewijsstukken die belanghebbende heeft opgestuurd naar B/T blijkt dat belanghebbende in januari, februari, maart 2015 ook opvang heeft
genoten.
UHT heeft gesteld dat B/T alleen over de periode december 2015 KOT heeft toegekend
omdat over de maanden januari, februari en maart 2015 een deel van de eigen kosten
niet was betaald. Hiermee kan – in de visie van UHT – gesteld worden dat de belanghebbende onredelijk nadelige gevolgen heeft ondervonden door een te strenge
toepassing van het wettelijke systeem voor deze drie maanden. Echter, het bedrag van
de niet toegekende KOT bedraagt minder dan het drempelbedrag van€ 1.500.
Voor 2015 was ook geen sprake van een onterechte kwalificatie opzet/grove schuld.
De Commissie is van oordeel dat niet is voldaan aan de vereisten voor toekenning van
compensatie voor 2015 en adviseert UHT het bezwaar op dit punt af te wijzen.
KOT 2016
UHT heeft in de schriftelijke reactie nader toegelicht dat over toeslagjaar 2016 geen neerwaartse correcties zijn geweest. B/T heeft op 21 mei 2016 belanghebbende een voorschot toegekend van € 871 en de definitieve beschikking is vastgesteld op € 871
voor de periode 1 januari 2016 tot en met 25 februari 2016. Uit de bewijsstukken die
belanghebbende heeft opgestuurd blijkt dat belanghebbende in januari en februari 2016 opvang heeft genoten. Op basis van deze gegevens heeft B/T de KOT toegekend.
De Commissie overweegt dat UHT hiermee heeft onderbouwd dat geen sprake is van
vooringenomenheid of hardheid. Tevens is geen sprake van een onterechte kwalificatie opzet/grove schuld.
De Commissie overweegt dat er ook overigens geen feiten en omstandigheden
aannemelijk zijn geworden die tot een andere conclusie kunnen leiden. De Commissie
adviseert UHT het bezwaar op dit punt af te wijzen.
Benadeling door niet ontvangen KOT
Belanghebbende stelt benadeeld te zijn door het feit dat zij over de jaren 2014 tot en
met 2016 in totaal meer dan € 1.500 niet heeft ontvangen.
De Commissie overweegt dat artikel 2.1 sub 4 Wht bepaalt dat de eis van terugvordering of verlaging van minimaal € 1.500 ziet op één berekeningsjaar, en niet
op de som van terugvorderingen of verlagingen over meerdere berekeningsjaren.
De Commissie adviseert UHT het bezwaar op dit punt ongegrond te verklaren.
De Commissie maakt uit het dossier op dat belanghebbende over de toeslagjaren 2005 tot en met 2011 reeds integraal is beoordeeld en compensatie heeft ontvangen van € 73.859. Dit betekent dat belanghebbende aangemerkt is als gedupeerde.
De Commissie overweegt dat aan een aanvrager van compensatie die aannemelijk maakt dat en in welke mate de door hem of haar werkelijk geleden schade overeenkomstig het civiele schadevergoedingsrecht hoger is dan een toegekend
compensatiebedrag, daartoe een verzoek kan indienen bij de Commissie Werkelijke
Schade.
Conclusie
De Commissie adviseert UHT om het bezwaar ongegrond te verklaren.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter