Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-10559

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 10 februari 2022 met kenmerk UHT-DC I

Ontvangst bezwaarschrift: 24 februari 2022

Hoorzitting: 24 november 2022

Overdracht advies aan UHT: 15 december 2022

Samenvatting

De Commissie adviseert UHT het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren. Daarnaast adviseert de Commissie UHT de gemachtigde voor de bepaling van de geleden schade van belanghebbende naar de Commissie Werkelijke Schade te verwijzen. Ten slotte adviseert de Commissie UHT een proceskostenvergoeding voor de onderhavige bezwaarprocedure toe te kennen aan belanghebbende.

Onderwerp van advies

Het door (hierna: gemachtigde) namens (belanghebbende) ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door de Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag van 10 februari 2022, met kenmerk UHT-DC I.

Aan belanghebbende is een compensatievergoeding toegekend omdat bij de beoordeling van de kinderopvangtoeslag over de jaren 2010 en 2011 fouten zijn gemaakt. Aan belanghebbende is een compensatiebedrag van € 52.619 toegekend.

Procesverloop

  • Op 2 maart 2020 heeft belanghebbende telefonisch een verzoek tot herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag voor de jaren 2010 en 2011 ingediend.
  • Bij brief van 21 november 2020 is aan belanghebbende medegedeeld dat zij een
    eenmalige tegemoetkoming van € 750 ontvangt, omdat zij lang heeft moeten wachten op de beoordeling van haar situatie.
  • Bij beschikking van 23 februari 2021 is aan belanghebbende kenbaar gemaakt dat zij op basis van de eerste toets in aanmerking komt voor een bedrag van € 30.000.
  • Op 27 september 2021 heeft een telefonisch gesprek plaatsgevonden tussen belanghebbende en haar partner, gemachtigde en UHT.
  • Bij beschikking van 2 november 2021 (UHT-VC I) is het voorlopige
    compensatiebedrag vastgesteld op € 51.914.
  • Bij beschikking van 10 februari 2022 (UHT-DC I) is het definitieve compensatiebedrag vastgesteld op € 52.619.
  • Gemachtigde heeft op 24 februari 2022 namens belanghebbende bezwaar ingediend. De ontvangst van het bezwaarschrift is op 9 maart 2022 door UHT bevestigd.
  • Bij beschikking van 9 maart 2022 (UHT-O OGS B) is aan belanghebbende kenbaar gemaakt dat zij een O/GS-tegemoetkoming ontvangt van € 1.405.
  • Op 29 september 2022 heeft UHT een schriftelijke reactie opgesteld.
  • Gemachtigde heeft op 19 november 2022 schriftelijk gereageerd op het door UHT
    gevoerde verweer. Daarnaast heeft gemachtigde kenbaar gemaakt dat belanghebbende afziet van een hoorzitting.
  • Op 23 november 2022 is aan de Commissie medegedeeld dat ook UHT afziet van een hoorzitting.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in het geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en ontvangen en dat het
ook overigens voldoet aan de daaraan te stellen eisen.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Totstandkoming compensatievergoeding

De Commissie acht de bezwaren van belanghebbende ten aanzien van de totstandkoming compensatievergoeding ongegrond.

De Commissie kan UHT volgen in het standpunt ten aanzien van de motivering van de
compensatiebeschikking. Weliswaar heeft UHT de berekeningen bij het uitbrengen van de bestreden beslissing aanvankelijk niet voldoende toegelicht, maar stelt de Commissie vast dat met het indienen van het schriftelijke verweer, waarin per onderdeel is ingegaan op de totstandkoming van het in de compensatieberekening vermelde bedrag, het bestreden besluit alsnog voldoende is onderbouwd. Daarbij is volgens de Commissie niet aannemelijk dat belanghebbende hierdoor is benadeeld, waardoor de Commissie UHT adviseert dit motiveringsgebrek met toepassing van het bepaalde in artikel 6:22 van de Awb te passeren.

De Commissie kan zich daarnaast verenigen met het standpunt van UHT dat belanghebbende het bezwaar dat de herstelregeling mogelijk ook op andere toeslagjaren van toepassing is, niet voldoende heeft onderbouwd.

Vergoeding immateriële schade

De Commissie volgt het standpunt van UHT dat de hoogte van de vergoeding voor de
immateriële schade dient te worden gewijzigd. Gebleken is dat belanghebbende eerder dan 1 februari 2012 werd geconfronteerd met een administratieve correctie die verband hield met een institutioneel vooringenomen handelswijze. Als nieuwe startdatum voor het berekenen van de vergoeding voor immateriële schade dient daarom te worden uitgegaan van 26 oktober 2011.

De Commissie wijst UHT er op dat de aanpassing van de vergoeding voor immateriële
schade gevolgen heeft voor de aanvullende vergoeding van 1% over het subtotaal.

Hoogte vergoeding (im)materiële schade

Ten aanzien van de vaststelling van de hoogte van de vergoeding van de (im)materiële
schade volgt de Commissie het standpunt van UHT, namelijk dat voor de berekening
hiervan gebruik wordt gemaakt van vaste forfaitaire bedragen, wat voortvloeit uit de
Compensatieregeling.

Indien belanghebbende meent dat zij met het forfaitaire compensatiebedrag niet voldoende is gecompenseerd en in aanmerking wenst te komen voor vergoeding van de werkelijk geleden schade, kan zij hiertoe een verzoek indienen bij de Commissie
Werkelijke Schade (CWS). De onderhavige bezwaarschriftenprocedure heeft immers
alleen betrekking op de toekenning van standaardvergoedingen en niet op de vergoeding van de werkelijk geleden schade. Hiervoor is de procedure bij voormelde commissie bestemd.

De Commissie merkt daarbij op dat in dit stadium onvoldoende feiten en omstandigheden door belanghebbende zijn aangevoerd om daarmee aannemelijk te maken dat zij in aanmerking komt voor een aanvullende schadevergoeding. De Commissie adviseert UHT om die reden belanghebbende te begeleiden bij het indienen van een verzoek bij CWS en aan te bevelen dat haar standpunt nader dient te worden onderbouwd met stukken.

Proceskostenvergoeding huidige procedure

Nu het bezwaar naar opvatting van de Commissie ten dele gegrond is, adviseert de Commissie UHT het verzoek om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in deze
bezwaarprocedure in te willigen. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht
heeft belanghebbende recht op een forfaitaire vergoeding op basis van één procespunt (voor het indienen van het bezwaarschrift), met een wegingsfactor 2. Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen.

Conclusie

Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie UHT:

  • het bezwaar tegen de beschikking van 10 februari 2022 deels gegrond te verklaren;
  • om de vergoeding voor immateriële schade te berekenen vanaf 26 oktober 2011;
  • de aanvullende vergoeding van 1% van het dientengevolge gewijzigde subtotaal van
    het compensatiebedrag aan te passen;
  • voor de proceskosten die zijn gemoeid met de onderhavige bezwaarprocedure een
    vergoeding toe te kennen van één punt met een wegingsfactor twee tegen het hoogst geldende tarief;
  • om gemachtigde te informeren over de wijze waarop belanghebbende een verzoek bij de Commissie Werkelijke Schade kan indienen.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter