Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-10463

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 12 augustus 2022 met kenmerk UHT-DC I A en 12 augustus 2022 met kenmerk UHT-DH5 A

Hoorzitting: 12 juni 2024

Overdracht advies aan UHT: 20 juni 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar ongegrond te verklaren.

Onderwerp van advies

Het door belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen definitieve beschikkingen compensatie kinderopvangtoeslag.
Aan belanghebbende is met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) geen compensatie toegekend voor de jaren 2010 tot en met 2014.

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 27 februari 2020 verzocht om een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de jaren 2010 tot en met 2014.
  • De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek van belanghebbende op 14 juni 2022 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft geadviseerd dat gedurende de jaren 2010 en 2011 geen sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid of bijzondere omstandigheden. Voor de toeslagjaren 2012 tot en met 2014 volgt uit de stukken dat belanghebbende geen KOT heeft aangevraagd.
  • UHT heeft bij de bestreden beschikkingen aan belanghebbende meegedeeld dat hij geen recht heeft op compensatie voor de jaren 2010 tot en met 2014.
  • Belanghebbende heeft bij brief van 12 september 2022, ingekomen op 19 september 2022, tegen deze beschikkingen een bezwaarschrift ingediend.
  • Gemachtigde heeft bij brief van 28 april 2023 het bezwaarschrift aangevuld.
  • UHT heeft op 30 november 2023 schriftelijk gereageerd op het bezwaarschrift.
  • Op 12 juni 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden is
gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie of
tegemoetkoming af te wijzen.

Onvolledig dossier
Belanghebbende stelt dat hij zijn persoonlijk dossier dan wel zijn hersteldossier niet heeft ontvangen. Daardoor kan hij de conclusies van UHT niet verifiëren. De Commissie stelt vast dat de beschouwing en de op de zaak betrekking hebbende stukken op 1 februari 2024 aan gemachtigde zijn toegezonden. De Commissie heeft geen aanknopingspunten gevonden om aan te nemen dat hier niet is voldaan aan de in artikel 7:4 lid 2 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) neergelegde verplichting om alle op de zaak betrekking hebbende stukken ter inzage te leggen. De Commissie adviseert UHT daarom om dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren. Het verzoek van belanghebbende om zijn persoonlijk dossier is door UHT ontvangen en in behandeling genomen.

Toeslagjaren 2010 en 2011
De Commissie overweegt dat niet aannemelijk is geworden dat er bij de toekenning, aanpassing of terugvordering van de KOT voor toeslagjaren 2010 en 2011 sprake is geweest van institutioneel vooringenomen handelen door de Belastingdienst/Toeslagen (B/T) dan wel hardheid van het stelsel. De terugvordering KOT over toeslagjaren 2010 en 2011 was gelegen in een te hoog voorschot, dat op basis van reguliere wijzigingen opnieuw is berekend. Ten aanzien van 2010 bleek het aantal opvanguren lager te zijn (40 in plaats van 90) dan bij het voorschot vanuit was gegaan, en was het uurtarief lager (€5,82 in plaats van €6,-). Ten aanzien van 2011 is de terugvordering met name gelegen in de stopzetting van de KOT door belanghebbende per 1 mei 2011. Deze bijstellingen zijn conform de door belanghebbende doorgegeven wijzigingen doorgevoerd. Dergelijke bijstellingen geven in beginsel ook geen aanspraak op een zogenoemde hardheidstegemoetkoming. De Commissie heeft geen aanknopingspunten gevonden om hier ten aanzien van belanghebbende anders over te oordelen.

Verder is er ook geen sprake geweest van een onterechte kwalificatie O/GS, zodat ook hierop geen aanspraak kan worden gemaakt. De Commissie adviseert UHT daarom om dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren.

Naar aanleiding van het gestelde op de hoorzitting overweegt de Commissie nog dat de omstandigheid dat de KOT voor toeslagjaar 2010 pas in 2013 definitief is vastgesteld, op zichzelf niet maakt dat sprake is van een vooringenomen handelwijze of hardheid in de toepassing van het stelsel. De Commissie adviseert UHT daarom om dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren. De Commissie vindt het wel heel vervelend voor belanghebbende dat de definitieve vaststelling zo lang op zich heeft laten wachten.

Belanghebbende heeft ook gesteld dat B/T vooringenomen heeft gehandeld door voorafgaand aan het vaststellen van de definitieve beschikking meermaals (dezelfde) gegevens bij hem op te vragen.

De Commissie overweegt dat niet aannemelijk is geworden dat B/T over toeslagjaar 2010 meer of andere gegevens heeft opgevraagd dan noodzakelijk om het recht op KOT te kunnen vaststellen. Het instellen van een (extra) controle of het tussentijds opvragen van gegevens is op zichzelf onvoldoende om te concluderen dat B/T vooringenomen heeft gehandeld. Daarvoor is meer nodig. Hiervan is naar de Commissie meent, geen sprake. De Commissie kan begrijpen dat indien sprake was van het meerdere keren moeten verstrekken van dezelfde gegevens aan B/T, dit door belanghebbende als zeer belastend is ervaren. Het past ook in het algemeen bekende beeld dat B/T herhaaldelijk om stukken vroeg als deze niet waren terug te vinden. Het nogmaals verzoeken om de betreffende gegevens is naar de Commissie meent echter geen vooringenomen handelen.

De Commissie adviseert UHT daarom om ook dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren.

Toeslagjaren 2012 tot en met 2014
UHT stelt dat zij in geen enkel systeem van de Belastingdienst iets heeft aangetroffen dat wijst op een aanvraag van KOT door belanghebbende voor de jaren 2012 tot en met 2014. Nu op geen enkele wijze uit de stukken blijkt of anderszins aannemelijk is geworden dat belanghebbende in de jaren 2012 tot en met 2014 daadwerkelijk aanspraak had op KOT, is de Commissie van mening dat belanghebbende voor dit jaar geen beroep op de Wht kan doen.

Stopzetting KOT op aanraden van B/T
Belanghebbende heeft verteld dat hij zeer ernstig ziek was. Op aanraden van B/T heeft hij de KOT stopgezet om oplopende kosten te voorkomen. B/T had hem meegedeeld dat hij niet voor KOT in aanmerking kwam. De Commissie overweegt in de eerste plaats dat zij de ernstige gezondheidssituatie waarin belanghebbende zich bevond zeer betreurt. De mededeling van B/T in 2011 dat belanghebbende geen recht had op KOT omdat hij niet werkte en daarom zelf voor de kinderen kon zorgen, getuigt van weinig inleving in de situatie van belanghebbende. Naar de Commissie meent is echter geen sprake van vooringenomenheid maar is waarschijnlijk veeleer bedoeld belanghebbende voor te lichten over zijn aanspraak op KOT volgens de destijds geldende wetgeving.

De situatie dat de ouder (of toeslagpartner) ziek was en daardoor niet kon werken en ook niet in staat was om de kinderen op te vangen, kan volgens het Handboek Integrale beoordeling – Vaktechniek van UHT in uitzonderlijke situaties leiden tot compensatie vanwege hardheid. Naar de Commissie meent, is echter niet aan de criteria hiervoor voldaan reeds omdat niet is gebleken dat er na de stopzetting vanaf 1 mei 2011 opvang heeft plaatsgevonden bij een geregistreerde kinderopvanginstelling.

Motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel
De Commissie kan UHT volgen in het ingenomen standpunt ten aanzien van de motivering van de besluiten en de zorgvuldigheid van het hieraan ten grondslag liggende onderzoek. Door middel van het indienen van het schriftelijke verweer en een uitgebreide uitleg onder verwijzing naar de producties in het dossier, inclusief de overzichten van het Landelijk Incasso Centrum (LIC), zijn de bestreden besluiten voldoende onderbouwd.

Proceskostenvergoeding
Nu de Commissie niet adviseert (een van) de primaire besluiten te herroepen, is er geen aanleiding een vergoeding van de proceskosten toe te kennen.

Conclusie

Samengevat adviseert de Commissie om het bezwaar ongegrond te verklaren.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter